gens ten negen uuren liepense alle tot hunne spyse, en vervolgens gesamentlyk aan haaren arbeydt: die daarin bestond, om een huys voor zich te bouwen. Zy sponnen dan het eene vertrek boven het andere, en lieten tusschen beyde een vingerbreed plaats, en van vooren eene opening, die soo groot was, als de Rups noodig hadde, haar volkome groote hebbende, om daar in te konnen woonen. Wanneer de Son heet begon te schynen, kroopen zy alle in haare wooningen en bleeven daar in, tot dat de grootste hitte over was; Dit deeden zy alle daagen, tot op den 24 Juny, wanneerse begonnen zich in Ovaal ronde eyeren te spinnen, waar in se leggen bleeven, tot op het andere Jaar, den sevenden Maart, als wanneer de Uiltjes voor den dag quaamen.