oogen, en daar tusschen een snuit, ze was zeer sterk van beweeging, in September kwam daar uit een groote Uil te voorschyn, zynde 't voor lyf en vlerken asgraauw met zwart schoon gefigureerd, de Romeinsche letters B. C. V. en M. waaren duidelyk op de vlerken te vinden, hebbende verder voor aan de kop een lange bruine snuit, die zig een end van de kop in tweën kloofde, die ze wederzyds op krullen, en ook weer in de langte uitstrekken konde, het achterlyf was ligt rood en zwart gestreept, met een asgraauwe streep langs 't midden, 't heele lyf was ruig of donsig gelyk vederen, des daags was ze stil, maar des avonds vloog ze met een groot geruisch, na de eigenschap haarer groote.