XXIV. Linden-Blossem. Filia florens.
GRoote en schoone Rupsen vind men op de Lindebomen, waar van hier onder een afbeelding, ze zyn leverkoleur wit gestipt over den rug, het onder lyf is fletsgeel, op het agterste lid staat een blau hoorntje, en daar agter een geele plek, ze zyn stil en traag, dog als men ze raakt zo slaan ze sterk met de kop heen en weer, eeven als toornig zynde; wanneer ze volwassen zyn schuiven ze haar huid af, en veranderen in een zwarte Pop, deze legt gelyk dood tot des volgenden jaars, in May komt daar zulk een groote fletsgeele groen gevlakte Uil uit; haare vlugt is des avonds.