XIV. Geele Steenklaver, ofte Meliloten. Melilotus lutea.
DEze onderste groote Rupsen geneeren zich op dit gewas, haare koleur is bleek groen met bruine plekken zierlyk geteekent, ze hebben voor zes klaauwtjes, in de midden acht, en achter noch twee voeten, en op ider lit des onderlyfs een bloed rood plekje, ze zyn zeer gestoort als men ze aanraakt, in 't laatst van May maken ze een wit gespin en veranderen in een ligt peerse Pop, in 't midden van Juni komt daar een schoon Uiltje uit, zynde de kop, 't lyf, de pooten, de hoorntjes en bovenste vlerken graauw, met zwarte en