eens willen weten, wat er staat in die overeenkomst tussen u en Van Ludick - weet ge het nog, Rembrandt?’
‘Om je de waarheid te zeggen: neen...’
‘Wilt ge 't mij eens tonen?’
‘Ge vraagt nogal iets, waarde Francen,’ zucht Rembrandt wanhopig. ‘Ik zou niet weten waar ik het geborgen heb. Weet jij het, Titus? Je bent beter thuis in de paperassen dan ik.’
Neen Titus weet het evenmin. - ‘We zullen het opzoeken, sinjeur Francen. En zodra het gevonden is, breng ik het bij u thuis. Goed?’ Francen vindt het best. - ‘Toch moet ge een tikje secuurder met diergelijke notarisbrieven omgaan, beste kerel,’ kan hij niet nalaten op te merken. ‘Beschreven papier heeft al heel wat ellende in de wereld gebracht.’
‘Het ware wenselijk, de schrijfkunst bij decreet af te schaffen,’ zegt Rembrandt. ‘Want ik, waarde vriend, ik heb er niets dan beroerdigheid door gehad.’
‘Het kan verkeren, beste Rembrandt. Gegroet en tot ziens!’
Het kan verkeren, zei Abraham Francen. Rembrandt moet het toegeven. Niet alles wat in de rosmolen der juristerij wordt geworpen, is verloren. Het jaar 1655 is nauwelijks een maand oud, of er wordt een angstwekkend groot stuk thuisbezorgd, zwaar in de lak, deftig van zegel. Het komt uit Leiden. Rembrandt is verwonderd, hij is angstig ook: welk onheil zal dit papier brengen? Titus moet het openmaken, - ja, doe jij het maar, jongen, behartig jij m'n zaken maar, ge zijt toch spoedig meerderjarig. Titus breekt het epistel open. - ‘Zal ik het voorlezen, vader?’
‘Neen liever niet. Vertel mij straks maar wat er in staat,’ weert Rembrandt haastig af.
Een lang stuk, een wonderlijk stuk, Titus gaat er bij zitten. - Wij, Schepenen der stadt Leyden enzovoort enzovoort, roepen bij deze op Rembrandt van Rijn, die universeel erfgenaam is van Pieter Gerritsz. van Medemblick, over de vijftig jaren uytlandig geweest zijnde zonder dat men van desselfs verblijf kennisse heeft ende de welcke daeromme gepresumeert werd overleden te zijn enzovoort enzovoort. Ende heeft nagelaeten een somme van achthonderd twee en tachtig guldens, zestien stuyfers ende elf penningen...