weer toont Rembrandt aan Bruyning nooit geziene voorwerpen, ze worden betast, bevingerd, genoteerd. Nimmer heeft Mijnheer Bruyning kunnen bevroeden, dat er in het huis van den schilder Rembrandt zóvele en zó kostbare dingen liggen opgestapeld, dingen, waar hij de naam nauwelijks van schrijven kan. Spaanse zetels, gesneden kisten en kaarsenkronen naast de meest-vreemde voorwerpen. Assegaaien, bogen, schilden, zwaarden, helmetten van glimmend staal, het is éen en al geschitter, dat Rembrandt te voorschijn tovert. Bruyning meent dat alles nu wel genoteerd zal zijn, doch Rembrandt komt aandragen met lappen Siciliaans brocaat, met borduursels, met ragfijn kant, met heerlijke fluwelen, met gobelins in verstorven kleuren. Tapijten uit Smyrna en Samarkand, bronzen vaatwerk, waaiers van doorzichtig ivoor, tedere Venetiaanse glazen, medailles, broos porcelein, muziekinstrumenten, marterpelzen, koralen en stenen. O, die stenen, Bruyning heeft ze nimmer zo gezien. Hij schrijft als in vervoering, hij schrijft net zo lang, tot meester Rembrandt niets is gebleven dan zijn dagelijks kleed, lijfgoed - behoudens dat, wat gezegd werd op de bleek te zijn - mitsgaders de middelen tot levensonderhoud, zijnde schildersgereedschap, linnen en verf.
Twee dagen, wat zijn twee dagen: een, twee - weg! Déze twee dagen zullen Hendrickje blijven drukken gelijk een molensteen. Het is verschrikkelijk, alles dat men bezit zo plotseling te zien wegglijden, het is als het verlies van een kind. Wat blijft er nog over, zeg eens wat? Hemeltroost, zeker. Doch is deze troost Rembrandt genoeg, is hij haar genoeg? Hendrickje peinst er over, haar gedachten draaien rond in een cirkel, ze kan er niet uitkomen. Ze begrijpt Rembrandt niet, die kon glimlachen toen hem bekend werd dat jonkheer Six zijn vordering had verkocht aan sinjeur Ornia, een jong en schatrijk ijzerkoopman, die Rembrandt's borg Van Ludick gerechtelijk heeft doen aanspreken... Is het zo beroerd met Mijnheer Six gesteld, zat hij te springen om die duizend guldens? Neen, dat is geen houding van een goed vriend, dat is de houding van een benepen burger, die de scheppingen van Rembrandt slechts te waarderen weet als geldbelegging. En dat heet te zijn een dichter... Hendrickje heeft dan maar liever dat de duivel op klompen aankomt, dan op zijden kousen gelijk jonkheer Six...