tafel, warm, valt het op het wijnrode tafelkleed, op het tin, op de schapraai, op de schilderijen aan de wanden. Er is geen ander geluid dan het zacht neuriën der jonge maarte beneden in de keuken, ze zingt van Heer Halewijn, Saskia luistert glimlachend. Een aardig kind, de zeventien-jarige Hendrickje Stoffels, ze is Saskia aanbevolen door de min van Cornelia, zaliger gedachtenis. Het is een toer in Amsterdam een geschikte maarte te krijgen, de juffers van de Heeren- en Keizersgracht pikken de beste er tussenuit.
Het lied van Heer Halewijn is uit. Er gaat gesliffer op de benedentrap, Hendrickje treedt binnen. Er valt warm kaarslicht op haar gezicht, beleefd vraagt ze of ze het avondbrood kan binnenbrengen. Saskia kijkt op het Engelse klokje aan de wand, het wijst acht uur. - Goed Hendrickje, het is tijd. Ge kunt de tafel dekken. Node schuift Rembrandt zijn tafeltje opzij, hij is goed opgeschoten vanavond. Onderzoekend bekijkt hij de etsplaat onder het licht van de kaarsenkroon, een warreling van ragfijne fijntjes, waar hij alleen de bedoeling van kent. Voorzichtig legt hij de plaat op een stoel en schuift bij aan de gedekte tafel.
Een sober avondmaal. Brood, kaas, boter. Een kroes dun bier voor Rembrandt, een kroes melk met saffraan voor Saskia en Hendrickje. De maarte eet mee aan tafel, het is tegen de gewoonte, doch Rembrandt wil het zo. Met zijn zware stem zegt hij het gebed, hetzelfde dat zijn vader uitsprak. Er worden weinig woorden gewisseld. Rembrandt denkt aan de etsplaat, hij gaat er straks mee voort. Saskia snijdt haar brood in kleine stukjes, ze heeft geen honger, ook haar rug doet weer pijn. Maar ze spreekt er niet over, Saskia.
Hendrickje oogt tersluiks naar haar meester. Een vreemd iemand, doch lang niet kwaad. Het lijkt alsof hij immer aan andere dingen denkt, hij is altijd zo afwezig en verstrooid. Al ze hem iets vraagt geeft hij ternauwernood antwoord, en dan nog meesttijds zeer kort. Ja, dan is de juffer heel anders, die heeft om zo te zeggen ogen in de rug. Voor héar kunt ge geen gebroken telloor verbergen, zij weet en ziet alles! Doch vriendelijk is ze wel, juffer Van Rijn, ze zal nimmer schreeuwen of bazen. Ze lijkt Hendrickje wat zwakjes, jammer toch dat ze niet meer wil eten. Ziet haar nu eens plukken aan het kostelijke tarwebrood, en de melk laat ze natuurlijk óok weer staan. En dat voor een vrouw die een kindje verwacht... Hen-