hij beziet de wereld met heel andere ogen dan wij - zal Saskia goed op hem passen? In heel veel dingen is hij gelijk een onnozel kind, en indien er de hand niet aan wordt gehouden, loopt hij met de kop tegen de muur. - ‘'t Zal niet gemakkelijk zijn een goede vrouw voor hem te zijn, m'n kijnd. Zoals het mij niet licht viel een goede moeder voor hem te wezen.’
‘Ik zal mijn best doen, moeder,’ belooft Saskia ernstig. Moeder Neeltje knikt: die belofte doet haar deugd. - ‘Neen, het is niet gemakkelijk moeder te zijn,’ gaat de oude vrouw voort. ‘Ik heb mijn taak immer zó gezien, dat ik zoveel doenlijk de vrede in huis heb trachten te bewaren. Niet altijd is mij dat gelukt, vooral niet toen de kinderen groot werden. Mijn zoon Adriaen is heel anders van karakter dan Rembrandt, doch hij blijft mijn zoon, ondanks alles.’
‘Willen wij straks naar hem toegaan, moeder?’
‘Dat is goed, Saskia. Adriaen is een gesloten mens, hij geeft zich aan niemand, zelfs niet aan zijn vrouw. Eeuwig ontevreden, dát is Adriaen. Maar hij is zo eerlijk als goud. En daarbij een werkezel, de ganse molen draait om hem.’
‘En Lijsbeth,’ vraagt Saskia opeens, ‘is zíj tevreden?’
Moeder Neeltje schudt bedachtzaam het hoofd. - ‘Neen Saskia, Lijsbeth is niet tevreden, kán het niet zijn. Er is bij haar iets geschonden, in het hoofd, in het hart... Doch er zijn dingen, waar zelfs een moeder niets tegen vermag en het moet overlaten aan het Operwezen.’ De stem der oude vrouw trilt - toch is ze blijde er met Saskia over te kunnen spreken. Stilaan vertelt ze van Jan Lievens, Rembrandt's kunstbroeder, die onverwacht naar Engeland voer. - ‘Een vreemd verlangen, Saskia, maar ik durf het niet zondig noemen. Ze meent dat ze hem lief heeft, hij is geen ogenblik uit haar gedachten. Adriaen begrijpt zoiets niet, hij weet niet dat Lijsbeth in Amsterdam zich koesteren kon in de vlam van haar verlangen. En daarom haalde hij haar terug naar huis.’
‘Lijsbeth kan nú toch met ons terug gaan?’
‘Ze zal niet willen. Want ze heeft iets gevonden dat haar rust geeft.’
‘U meent bij de Collegianten?’ vraagt Saskia weifelend.
Moeder Neeltje knikt. ‘Ja. Ik weet dat Lijsbeth veel bidt. Mag ik dat tegengaan?’