dagen is hij niet buiten geweest, gebonden als hij was aan de ezel. - ‘Zullen we een ferme loop maken, Jan?’
‘Ja,’ zegt Jan. De kielen gaan uit, de trap kraakt, ze staan in de Muscadelsteeg. Druk is het hier, veel drukker dan anders. Ze lopen mee in een groepje handwerkslui, en Jan Lievens vraagt of er iets te doen is in de stad. De toegesprokene kijkt hem verwonderd aan. - ‘Weet je dat niet?’ Neen, Jan weet niets, en Rembrandt evenmin. ‘Weet je dan niet dat er een hoge Oosterling bij de Heren Burgemeesteren op bezoek komt, of steek je de gek met me?’
‘Ik zou 't niet durven,’ zegt Jan. Dicht naast zijn vriend loopt hij mee met de drom, het gaat in de richting van de Breedestraat, die vol is van geluid. Aan beide kanten staan brede groepen mannen, vrouwen en kinderen, op eerbiedige afstand gehouden door den Schout en zijn rakkers. De Leidse burgervendels staan met vlaggen en vaandels opgesteld bij het Stadhuis, een kleurige groep, hel afstekend tegen het grijs van de machtige gevel. Op de stoeptreden waken soldeniers, hun pieken en hellebaarden vangen het licht, het metaal glinstert als geslagen zilver. Stram, gelijk bronzen beelden, staan ze, een scherpe tegenstelling met de deftig in het zwart geklede Burgemeesteren, die zich met de leden der Vroedschap opgesteld hebben op het brede bordes, waarboven het dundoek met het oranje-blanje-bleu kronkelt in de zoele voorjaarswind. Rembrandt en Jan Lievens dringen door de muur van toeschouwers, ze staan pal vooraan en vernemen van de omstanders, dat Moesa Beij, gezant van den Shag van Perzië, op zijn tocht van Amsterdam naar den Hage, een kort oponthoud zal hebben in het goede Leiden. Een eer voor de stad! Er wordt gegist wat bedoeling Frederik Hendrik hiermee beoogt, zo'n vreemd personage te ontvangen, doch niemand weet het rechte. - De Oost-Indische Compagnie zal er wel achter zitten, wie weet... Rembrandt kan het niet schelen wát er achter zit, hij geniet van het kleurige schouwspel van vlaggen en uniformen. Juist als hij bezig is een der schutters, een vent met een zware hangbuik, te schetsen, scheuren klaroenstoten door de lucht, gevolgd door het roeren der trommen. Er gaat een deining door de menigte. Halzen rekken zich, een dreumes wordt omhooggeheven, er wordt geduwd met handen en ellebogen. Er nadert een lange stoet van wagens en