vroeg gestorven ja, maar Haesje zou wel eens willen weten hóeveel jonge dochters hij in het kraambed heeft gebracht...
Haesje Theunis vertelt en onderwijl copiëert Rembrandt een doek van Lastman: de Opwekking van Lazarus. Het is in 't laatst van Augustus, een broeiwarme dag, zodat hij de vensters heeft opengeworpen, die een zilte geur van het nabije IJ binnenlaten. Langzaam werkt hij voort, hij houdt zich aan de opdracht, schoon het werk hem matig bekoort. Ook Lastman behoort tot de grote italianiserende kunstenaarsbent, hoewel hij niet zo'n star volgeling is van de Italiaanse school als Rembrandt's eerste meester. Haesje's stem gaat door de stille werkplaats, ze vertelt van schilders, ze lijkt ze alle te kennen. Plotseling staat ze op en vraagt, alsof ze Rembrandt's aandacht op haar wil vestigen:
‘Zeg, heb jij 't óok zo warm, Rembrandt?’
‘'t Is hier om te stikken,’ geeft hij snel ten antwoord, met zijn snutteldoek het zweet van het voorhoofd wrijvend.
‘Een kroes bier zal goed smaken,’ vervolgt Haesje. Haastig loopt ze de deur uit en even later komt ze terug met een kruik en twee kroezen. Klokkend loopt het koele vocht de kroezen in - ‘op je gezondheid, Rembrandt!’
‘Dankje,’ zegt Rembrandt. Hij drinkt het bier, zet de kroes voorzichtig op tafel en kijkt het meisje opmerkzaam aan. Ze is ouder dan hij, wat grof en hoekig, doch ze heeft een paar onbevangen, grijze ogen. Een eigenaardig nevelachtig grijs, waar achter een geheim verlangen ligt verscholen. Het is hem opeens vreemd te moede, zo alleen met haar in de werkplaats, hij weet geen woord te vinden. Maar Haesje breekt de spanning door te vragen:
‘Je komt van Leiden, nietwaar?’
‘Ja.’
‘En je kent Jan Lievenszoon?’
‘Hij is een vriend van me...’
Haesje glimlacht geheimzinnig. Ze toont een klein medaillon dat, verscholen tussen het keursje, aan een ragfijn kettinkje in haar hals hangt. - ‘Dat heb ik van hem gekregen, omdat ik voor hem geposeerd heb,’ zegt ze zacht.
Rembrandt voelt iets van het geraffineerde spel, dat Haesje tracht te spelen. Maar hij vindt het niet onaardig, het verdrijft het lande-