Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] De liederen van vader Zij zaten saam, broeders en zusters, en vierden feest. Zij waren sinds jaren niet zoo vereend geweest. Zij zongen, zongen liedren uit hun kindertijd, liedren van Vader. Wees zijn naam gebenedijd. Geen sprak een woord, maar allen dachten zij aan hem. Zij hoorden hem medezingen, met gulle, kloeke stem. Zij voelden weer zijn levenslust, zijn jonge vreugd; en van zijn overgave de weergalooze deugd. In zijn genieten, dat gezond was, bleef hij kind; en daarom lachte en zong hij, blijgezind. En nu zij door het lot gescheiden en door leed, éen avond samenzaten, om daarna, wie weet voor hoeveel tijd, opnieuw hunsweegs te gaan, nu kwam dat onverwacht gezang als louterende vlam. Weer zaten zij als broers en zusters, zonder wrok en eigenwaan. Vergeten was grief en bittre brok. [pagina 82] [p. 82] Zij zaten daar, met eigen kroost, één groot gezin. En weer kreeg de broederliefde haar vol gewin. Zij zongen; hun ontroering groeide bij elk lied. Maar dicht bij elkander, zeiden zij 't elkander niet. Zij zongen alleen, met een glimlach, zang na zang, terwijl er weeldetranen vloeiden langs hun wang. Zij zongen, en hun vaders geest, vol teederheid, zegende hen. Weze zijn naam gebenedijd. Vorige Volgende