Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Het gras Wanneer de boom terneder stort, door 't hemelvuur geslagen, wat weet het gras van leed of plagen, zoolang 't niet schaduwloos verdort? Het blinkt en bloeit, zoo welig groen; het samenspel van zon en regen verrijkt het als een zoete zegen, als waren licht en lucht éen zoen! Wat zou het treuren om den eik, den trotschen, forsch gespierden, die, toen de zwarte stormen gierden, verwoed geslingerd werd in 't slijk? Het leeft, geniet in elken spriet, totdat, verzengd en uitgezogen, het onbeschermd en onbewogen, verkrimpt en sterft - en de aarde kerft. Vorige Volgende