Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Herinnering Weet gij het nog? 't Was in een klein hotel. 'k Heb u, vertrouwend, verzen voorgelezen. Weg was de wereld met haar droef gekwel. Den weg door mijn gedichten heb 'k gewezen aan u, die klaarte zocht, geroerd en vroom. Een zoete vlam kwam in uw oog gerezen. Om onze hoofden zweefde zacht mijn droom. Gij spraakt niet veel; gij zaagt zeer schoone meren vol teere glansen tot den versten zoom. Hier was er rust en zweeg alle aardsch begeeren. Wij wisten, dat het voor éen avond was. Toch kwam geen weemoed over 't water scheren. Ik hield van u terwijl ik voor u las, doch zag u nimmer na dien avond weder. Van dees herinnring zijgt geen rouwende asch. Weet gij het nog? Mijn droom heeft lichte veder; in mijn gedachten roeit hij soms u na. Daalt hij bijwijlen op uw venster neder? [pagina 75] [p. 75] Kent gij als ik deze opperste gena, zich een te voelen met een zuiver wezen, zoo ver van hier, doch in mijn geest zoo na, terwijl 'k alleen wat verzen zit te lezen? Vorige Volgende