Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Jong gebladerte in September Donker, halfnaakt, roestig en ros, lang eer October gloeit in het bosch, staan op de laan, in loom licht en lommer, triestige boomen vol moeheid en kommer. Met stelen bedekt en verpulverd geblaart, ligt aan hun voet de stofferige aard, zielloos en bar, bij 't rumoeren en 't razen van snorrende wagens, die rennen als dwazen. Vol leegten luistert hun troosteloos hoofd, strak in de lucht, die geen lied meer belooft, en ik liep hier leeg en dof als de kruinen, verscheen niet de jeugd uit wit bloeiende tuinen. Want merk, in die ijlt, die verlangt noch smacht, groent er een wonder van levend smaragd; de vleugels ontplooid tot een vlucht naar het Zuiden, zweeft er jong groen voor beminlijke bruiden. En ragfijn, stil wit brandt hier en daar, een zuivere kaars, die 'k bewondrend bestaar; en ik denk aan den droom van mijn kinderlijk herte: bij wijkenden einder, in bloei staat mijn verte. Vorige Volgende