Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Kattem 't Gehucht is leelijk met zijn slechte wegen, die hobblig kruipen onder stof of modder. Norsch staan de huizen, stooten barsch elkander met d'elleboog, willen niet in de rij, zitten geplakt in vuil en morsigheid. Wat weten zij van 't schoon, dat achter hen den heuvel groeten doet het welig landschap? Zij dragen niet de roerende armoe van de witgekalkte hutten uit mijn Kempen. Hier rankt geen bloesemend gevoel in reinheid ten hemel op; hier tiert er kommer, grauw en groezelig en kruipt begeerte naar wat vooze dingen die der aarde zijn. Hier is de mensch niet schoon. Ik haast mij voort en sla een wegel in. Geweldig in zijn rust, staat daar de molen, dien 't gehucht verborg, als een verbannen reus en wacht, terwijl het breed ontplooide landschap naar hem ziet. Vorige Volgende