De bloeiende tuin
(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot
De kazjoebereers.Ga naar voetnoot(1)Zij zijn de keurders van den vuilnisbak,
in doen en laten schuw noch schichtig,
maar afgemeten, zeer voorzichtig,
want alles doen ze op hun gemak.
Over hun schouder hangt een zak,
waar zij hun vondsten in vergaren,
vodden en beenderen; schoen en hak,
en kooltjes in veel exemplaren.
Sinds lang bedreven in het zoeken,
heffen zij langzaam met een haak
het afval op. Zij hebben smaak,
zij nemen ook verscheurde boeken.
Bij sommige bakken is hun taak
beperkt; zij weten snel te merken
dat daar in 't minst is loon naar werken.
Misprijzend wijkt dan ook de haak.
| |
[pagina 104]
| |
Bij andre gaat het niet zoo vluchtig;
daar glijdt hun hand omzichtig, tast,
en heeft zij, keurend, 't voorwerp vast
dat hun voldoening geeft, luidruchtig
is nooit hun vreugd; ze is kort van duur;
eens in den zak, is zij vergeten.
Zij koopen straks wat poover eten,
en op hun zolder komt wat vuur.
Zij schuiven over straat, al vroeg
weg van hun stroozak; het strenge leven
belooft hun niets; maar wil 't hun geven
veel rijke bakken, hun is dit genoeg.
|
|