De bloeiende tuin
(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot
[pagina 103]
| |
De veger vecht met stof en slijk,
en blijft altijd zichzelf gelijk.
Zijn bezem veegt bijna op maat.
Hij denkt: ik kom toch nooit te laat.
Hij gaat te werk met kalm gemoed,
wel overtuigd, dat haast en spoed,
wat men ook doet, is zelden goed.
En daarom veegt hij immerdoor;
hij veegt den steen, wrijft in de voor;
papier en paardevijg en schil,
dat alles ondergaat zijn wil.
En als hij eindlijk heeft gedaan,
gaat hij bevredigd daar vandaan,
brengt op zijn schouder - zijn geweer -
zijn ouden, trouwen bezem weer.
|
|