De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende De scheresliep. Madammeke van der Zijpen, zooeven riep het ijzer van den scheresliep. Hebt gij daar niets te slijpen? Een mes of twee dat bot is, een schaar die wat kapot is? Hij trapt op de plank, en de steen gaat zijn gang. Hij draait dat het een pret is, totdat het lemmer gewet is. In gensters springt het vuur er uit. 't Is of een vuurfonteintje spruit. Madammeke van der Zijpen, gij moet er niet op nijpen; gij zijt goedkoop gediend. Hij mag nog komen slijpen, de scheresliep, de scheresliep, die wel zijn brood verdient! Vorige Volgende