De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende De huisschilder. Dien gevel met zijn vuil gezicht, zet gij zoo schoon in 't wit, o gij die op uw stelling zit in 't blikkerend zonnelicht. Gij, schilder, brengt de medicijn aan huizen, ziek en zwart; 't is olie en 't is terpentijn, o schilder naar mijn hart! Een feestelijk uitzicht krijgt de straat; wat schijnt ons huis nu blij! 't Is als een juffrouw in de zij, die stralend trouwen gaat. Toe, schilder, strijk nog maar een laag op 'tgeen ik gistren zag; en krijgt ge niet gedaan vandaag, daar 's morgen nog een dag! [pagina 102] [p. 102] Sa, schilder, laat uw verfpot staan en trek uw kiel maar uit; het liedje dat ge al vervend fluit, mag stillekens rusten gaan. 't Mag rusten bij uw ladder, man, bij borstel en bij kwast; want als men tijdig rusten kan, dan is het werk geen last. Vorige Volgende