De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende Op de markt. (Tweespraak) Ik was daareven op de markt en heb iets moois gezien. - Iets moois, nu, met dit mottig weder? - Een symfonie van kleuren. - Dat moet iets raars zijn. - Neen, iets om te eten. - Iets moois om te eten? - Ja, groenten. - Groenten, symfonie van kleuren? Waar haalt ge dit? - Daar is het wit en groen van selder en porei, porei vooral (zoo'n overweldigend wit!) het wit der rapen, 't bleekgroen der krullen van de andijvie, het bobbelend donkergroen der opgeblazen kooien. die zeggen: ziet, hoe dik wij zijn; het welig rood der penen, het purper van de rijke rammenas en van de roode koolen, dit alles zwellend van het voedend sap en, wat veel meer is, opeengehoopt als door een schilderhand. - Hebt gij daar staan op kijken? - Wel, natuurlijk. - Te midden van dien nijdigen regen en zonder paraplu? - Ik heb daarvoor geen paraplu vandoen. - Wel, wel. Ik blijf niet in den regen staan. Gij hebt voorzeker wat gekocht, bijvoorbeeld van die welgedane koolen. [pagina 92] [p. 92] - Ik? Niemendal. Ik heb alleen mijn oogen den kost gegeven. - Daar zult gij vet van worden. Heeft geen der groentevrouwen, toen gij daar zoo stondt, u gevraagd: ‘Toe, koop wat, jonge heer?’ - Iets in dien aard. Maar 'k heb geglimlacht en schoon gesproken. Ik heb gezegd: Precies een schilderij met al dit groen, dit rood, dat purper. Intusschen stond een vrouw en vlak naast haar een man, een rooden zakdoek om den nek geknoopt en ongeschoren, van kou te trappelen. - Ha, hebt gij dat ook gezien? - Dat spreekt. - Wat zei die vrouw? Wat zei die vent? - Nu gaat ge zeker lachen, maar ik gun het u: ‘Met wien houdt gij den aap, gij snotvink? Ga naar school!’ Dat zei de vrouw. En knikken deed de man. - Ha, ha! - Ik nam hun dat niet kwalijk. 't Was verdiend. Zij komen immers naar de markt niet in den regen ter wille van de mooie kleuren. - Wat hebt ge dan gedaan? - Ik heb gezegd: ‘Wel ja, madam, wel ja, meneer. Ik ga naar school en zal uw schoone groenten teekenen. Goe'n dag!’ - Gij zijt een rare kerel! - Dank u zeer. - Een raad: Den naasten keer gaat gij met uw mama en met een grooten zak naar ginder en zegt: Steek van uw schilderij wat wit, wat groen, wat purper en wat rood in dezen zak. - Ik was het juist van plan. - En ga zeer vroeg; dan dankt de vrouw u, daar gij haar handgift zijt. En bij uw thuiskomst vindt ge een lekker soepken en roode kool met worst [pagina 93] [p. 93] en rammenas bij plattekaas of andre goede dingen. Terwijl die trekken naar uw binnenkamer, zweeft in den warmen geur uw schilderij u voor den geest... - Genoeg, gij spotvogel. Morgen vroeg, komt gij mijn schilderij bewondren. Vorige Volgende