De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende Doode bladeren. Zij liggen op den bleeken grond, de laatste dorre blaren. Soms komt de wind, met speelsche luim, op 't plein voorbijgevaren. Dan loopen zij, maar een voor een, en hupplen als verloren, verlaten schapen zonder doel, die nergens thuis meer hooren. Zij vallen om en staan weer recht, loopen een eindje verder. Dan komt de veger aangesloft, gelijk een loome herder. Hij brengt hen alle traag bijeen, en slaat geen enkel over. Hij voert ze weg, en zoo verdwijnt het laatste najaarsloover. Vorige Volgende