De bloeiende tuin
(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot
[pagina 88]
| |
Aan het einde van de straat,
rijst geen wagen, rijst geen wagen,
aan het einde van de straat,
rijst geen wagen en 't wordt laat.
En daar denken op den duur,
al de menschen, al de menschen,
en daar denken op den duur
al de menschen overstuur:
Daar is zeker wat geschied,
want de wagen, want de wagen,
daar is zeker wat geschied,
want de wagen komt maar niet.
Met azijn in hun gemoed,
gaan de menschen, gaan de menschen,
met azijn in hun gemoed,
gaan de menschen nu te voet.
|
|