De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende Op het trambalkon. De menschen op het trambalkon geperst als in een harington, staan strak voor zich te kijken. Ei mij! Waar is hun jeugd, hun vreugd, schenkt hun het leven eenige deugd, of denken zij aan lijken? Het zal gewis zoo erg niet zijn, maar netels woekren in hun brein, besloft en zwaar van webben, en met dien matten menschenhoop, neemt telkens weer de tram haar loop, na wat gepoosd te hebben. Steeds drukt er iemand op een knop. De tram zet af, de tram neemt op, terwijl de lui elkaar verdringen. Heer Zorg vertrekt, Vrouw Last is daar, en 'k word in mij den lust gewaar, om eens luidop te hooren zingen. Vorige Volgende