De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] De ijzel. Zal ik met mijn kille kaken, zal ik met mijn kouden teen, aan den overkant geraken en niet vallen op een steen? 'k Glibber uit wanneer ik ga. Lieve hemel, heb gena! Wee mij, de ijzel wil mij kwellen, want hij maakt de keien glad; moet ik al de keien tellen, al de keien van de stad? Ieder rugje pleegt verraad, ieder bultje wil mij kwaad! Stap voor stap, gelijk een peken, sukkel ik naar de overzij; glijd ik uit, daar zal wat breken, breekt er wat, het is van mij! Leelijke ijzel, smelt maar ras! 'k Wou dat ik de zonne was! Vorige Volgende