De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende De ontsnapte kanarie. Wat gaat, wat gaat er om, dat in de straat een hoop menschen strak naar boven te kijken staat? Grijs is de nanoen, zonder zon. Ei zie, op de leuning van dit balkon, dat tikje geel, het zonnegeel, een zomerbloem, maar zonder steel, bevreesd ineengedoken. En daarom staat dat volk in onze straat. Dit tikje geel, die zomerbloem, is een kanarie. De menschen denken: Arm mooi, mooi vogeltje, te mooi voor deze straat met al haar grijs, waar is uw kooi? Dacht gij, hier is het paradijs? En voelt gij thans, nu gij de vrijheid kreegt, hoe zwaar het leven weegt? Verlangt gij niet naar uw vertrouwde kamer, vredig zacht, waar ieder ding u tegenlacht? Kanarie, kanarie, wie zal behulpzaam u ontvangen van nacht? [pagina 81] [p. 81] Voorzichtig gaat een venster open, maar opgeschrikt door 't sluw gerucht, rept zich het vogeltje tot de vlucht. 't Is weg. Vorige Volgende