De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende De straatorgels. Een dag per week, dezelfde altoos, komt in ons straat, een heele poos, 't mechanisch orgel, dat ons vermaakt, waarvoor de klasse een wijle staakt. De liedren van dit instrument - altoos dezelfde - zijn wel bekend. Zij klinken blij in de drukke straat. Wij weten wie aan 't orgel staat: een jonge man, soms ook een vrouw, bij mist of zon, bij hitte of kou. Vaak in den Zomer, vast met een band, vlak naast het orgel, een kindermand. Wij zien ze dikwijls wat verder staan, wanneer wij vroolijk naar huis toe gaan. Zij schudt een doosje - en gleuf daarin - om geld te ontvangen, hun klein gewin. [pagina 80] [p. 80] Hoor, 't orgel zingt voor groot en klein. De menschen moeten nu beter zijn. 't Houdt spoedig op; het orgel gaat, en doodgewoon wordt weer de straat. Vorige Volgende