De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Op straat [pagina 78] [p. 78] De vuilnisbakken. Het voetpad langs, staan ze een voor een, gevuld met afval, met asch en steen; er zijn er houten en ook van zink; de een heeft een oor en de ander een ring om ze op te heffen; maar grootst getal heeft voor dit werk, haast niemendal. De een is dikbuikig, plomp en geblutst, en de ander is smal en scheef gemutst; de een is vierkant en de ander rond; de een loom en morsig en de ander pront. Zoo staan zij alle in langen stoet, meest ongedekt, soms met een hoed, verwachten rustig, kaal uitgedost, den zwaren wagen die hen verlost, om fluks geledigd - niet zonder stof - weer neer te komen met een plof, en nog te toeven een heele poos, als dronken doolaards, zeer ordeloos, een hier, een daar, een recht, een scheef, een op zijn plaats, een buiten schreef. [pagina 79] [p. 79] Zoo doen de bakken in elke straat met d'afval die het leven laat. Vorige Volgende