De bloeiende tuin
(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot
[pagina 71]
| |
Eerste meisje:
Dat is het niet!
Nog een ander:
De zee in de ondergaande zon.
Eerste meisje:
'k Lijd graag dat gij de schoonheid zoekt in de
natuur, maar ik bedoel wat anders.
Een ander meisje:
Wat dan? Verklaar u nader.
Eerste meisje:
Nu goed. Wie is het schoonste wezen?
Nog een ander meisje:
Gij zinspeelt op een menschelijk wezen?
Eerste meisje:
Dat spreekt.
Nog een ander meisje:
Ja zie, het antwoord is wat lastig,
zoo wij het moeten geven.
Eerste meisje:
Toe, spreek maar op!
Andere meisjes:
Ja, spreek, daar gij het weet!
Al de meisjes:
Spreek, spreek!
Het bedoelde meisje:
Verklap ik een geheim, wanneer ik zeg hetgeen
de mannen over ons verkondigen?
Meisjes (nieuwsgierig, doch wat heimlijk):
Wat zouden zij vertellen?
Het bedoelde meisje (plechtstatig):
De vrouw, het meesterstuk der schepping!
Meisjes:
Ho, ho! het meesterstuk!
(tot het eerste meisje)
Is dat het antwoord?
Eerste meisje:
Niet geheel.
| |
[pagina 72]
| |
Enkele meisjes:
Hoe, niet geheel?
Eerste meisje:
Het schoonste wezen op deze aard
is niet de vrouw.
Andere meisjes:
Niet de vrouw? Hoe moeten wij begrijpen?
Eerste meisje:
Het is éen vrouw.
Andere meisjes:
Een vrouw? Dat wordt een raadsel.
Nog andere meisjes:
Een schoonheidskoningin?
Eerste meisje:
Geen schoonheidskoningin.
En toch, een koningin vol schoonheid.
Zij heeft de schoonheid van den lenteboomgaard,
waar zonne toovert met de bloemensneeuw;
de schoonheid van het blauw des hemels
boven een eindloos zomerveld;
ze ontroert gelijk de tinten van den Herfst
of als een avondzon op zee,
wanneer zij rijk aan daden, oud en moe is...
Raadt gij nog niet?
Enkele meisjes:
Wie is die vrouw? Waar hebt gij haar gezien?
Eerste meisje:
Gij moet niet ver gaan
om haar te zien.
Gij kent haar allen.
Enkele meisjes:
Kennen wij haar allen?
Eerste meisje:
Ei, mijn gespeelkens met uw blijden zin,
hoe kan het zijn, dat gij nieuwsgierig luistert,
en niet het antwoord vindt?
Wie is u 't liefst op aard?
Een meisje:
Ik meen te raden...
| |
[pagina 73]
| |
Eerste meisje:
Wie heeft uw eersten lach ontvangen,
wie gaf u d 'eersten zoen?
Wie, toen gij nog niet spreken kondt,
zocht reeds den hemel in uw oogen?
Al de meisjes (verrast en blijde):
Moeder!
Eerste meisje:
Wie ziet u gaan wanneer gij haar verlaat,
alsof iets van haar zelve scheidt?
Meisjes (innig):
Onze moeder!
Eerste meisje:
Wie ziet u immer keeren met vernieuwde vreugd,
gelijk de morgen 't frissche licht?
Meisjes:
Onze moeder!
Eerste meisje:
Wie is gelijk een milde bron, die nimmer droogt,
wanneer 't haar kinderen geldt?
Meisjes:
Onze Moeder!
Eerste meisje:
Wie zorgt voor u, wie slooft voor u,
en wie ontziet noch last en noch vermoeinis
om u heel schoon en net te zien?
Wie denkt aan u, wanneer gij ver zijt,
wie lijdt in stilt met u,
en zou met gansch haar hart dat lijden overnemen
als zij 't vermocht?
Wie volgt bij iederen stap
u met haar liefde?
Wie vult haar nachten met
de bange slaaploosheid
wanneer u wat ontbreekt
en ze u niet helpen kan?
Meisjes (prevelend, als een gebed):
Onze moeder, onze moeder!
Eerste meisje:
Wie neemt in zich op, uw vreugd,
| |
[pagina 74]
| |
als ware 't hare vreugd?
En wie vergeeft uw kwaad,
hoe diep het ook haar grieft?
Wie, als de heele wereld u verlaat,
staat immer nog bereid,
om alles wat haar rest voor u te offren,
u, hoe schuldig ook,
toch steeds haar kind?
Meisjes:
Dat doet onze Moeder,
onze goede Moeder.
Eerste meisje:
Daar is geen betere moeder
dan de mijne.
Een ander meisje:
Neen, dan de mijne!
Nog een ander meisje:
De mijne is de beste!
Eerste meisje:
Weest stil! gij hebt gelijk,
maar moet daarvoor niet strijden.
Want elk van u heeft toch
de beste moeder!
En ieder van uw moeders
bemint het meest haar kindren.
Zoo was 't altijd.
Zoo zal het immer zijn.
Een ander meisje:
Ik wil mijn moeder steeds gelukkig zien.
Ik hou van haar!
Nog een ander meisje:
Ik ook, ik hou van haar!
Ja, meer dan ooit!
Te zamen:
Hoe oud ze ook wordt,
al bukt ze naar den grond,
al beeft ze stijf en stram,
wij zullen haar beminnen
en dienen
totterdood!
| |
[pagina 75]
| |
SLOTKOOR:
Overschoone moeder, rijk aan genaden,
wij vereeren u!
Onuitputbaar vat van goedheid,
wij aanbidden u!
Liefde zonder wrok,
die duizendvoudig geeft,
en niets wedervraagt,
wij verheerlijken u!
Moeder, die altijd moeder zijt,
en in uw eindeloos hart
steeds nieuwe bronnen van goedertierenheid vindt!
Moeder, die op de doornen van den ondank,
in zalvende verduldigheid,
rozen wekt,
wij knielen voor u!
Nederige moeder,
glorieus in uw verborgenheid,
schitterend in uw schamelheid!
Miskende moeder,
vertrapte moeder,
maar onvergetelijke moeder,
wij kussen de aarde voor u!
|
|