De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende Asschepoester. Asschepoester, waaraan denkt gij als ge aan 't open venster zit? Luistert gij naar 't haamrend liedje, naar het liedje van den smid? Denkt ge: Net als 's smidjes hamer moet ik werken gansch den dag; maar het smidjen is tevreden, en voor mij niet eens een lach! Asschepoester heeft geen vriendjes; Asschepoester is alleen; en het maantjen in haar bedje, ziet bijwijlen haar geween. [pagina 64] [p. 64] Asschepoester, Asschepoester, zijt ge weder droef te moe? Gaat, bij 't denken aan de toekomst, traag uw eenzaam hartje toe? Neen! Daar komen blanke duiven roekedoeënd vôôr het raam; en het is alsof ze zeiden: Vogelvriendjen is uw naam. O, de blankheid van die veeren! O, dat tripplend, vroolijk spel! Dat ze u minnen en vertrouwen, Asschepoester, weet ge wel! Even rusten bei uw handjes, waar gij, vlijtig op uw stoel, koozend met den blik die duiven, krijgt een hemelschoon gevoel. Asschepoester, zijt ge heden eenzaam in uw stille kluis? Neen, daar's zang nu in uw herte, liefde en blijdschap in uw huis! Vorige Volgende