De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Vader en Moeder [pagina 66] [p. 66] Moeders handen. Uw goede handen, Moeder, zijn geheel mijn leven de schoonste weldaad mij gebleven. Daar was geen zorg, geen last, die mij konden helpen op deze aard, of uw handen, Moeder, hebben die zorg, dien last aanvaard. Daar was geen bangheid, Moeder, geen angst, geen beven, die uwe koele handen op mijn gloeiend voorhoofd niet verdreven. Ik heb uw vlugge handen, Moeder, menigmaal aan 't werk gezien, ik, arme, die zoo weinig hulp kon biên. En 'k heb daarbij gedacht: wat tooverkracht steekt in die handen, dat zij tot in den nacht zoo bezig zijn voor groot en klein? Ik weet het, Moeder, en ik zou 't u willen zeggen. Laat mij de handen in uw handen leggen, opdat ik voel, hoezeer ge mij bemint: Het is de liefde, Moeder, de liefde voor uw kind. Vorige Volgende