De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende De windmolen draait. Wanneer de winden waaien, willen de molens draaien. De wieken loopen, ha, ha, ha, elkander lustig achterna. Hoe sneller de een wil loopen gaan, hoe feller de andere achteraaan. Vier te zamen in een kruis, vast op 't kleine molenhuis. Draait maar op, gij rappe wieken, zingt aldoor uw gonzend lieken, 't lieken van den wilden wind, dat de molenaar bemint. Vorige Volgende