De speeltuin
(1970)–Josepha Mendels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
[pagina 122]
| |
Hij lachte, lachte naar zijn voorgerecht, zijn glas witte wijn, lachte tussen twee happen door naar zijn ouders en ook naar haar, die bij het avondeten dichtbij en tegenover hem zat.
Hij was een jaar of zestien hoogstens zeventien, een tot puber uitgegroeide baby die zij in een ruimte van acht vierkante meter plaatste. Vruchtvlees tussen haar tanden is immers haar genezing, ze vroeg toen om een appel maar kon er tussen al die mensen in toch niet zo maar in happen, dus sneed ze hem in partjes en liet ze op haar bord liggen. Die jongen leek ook net zo veel op Philip en haar als op René, maar zijn lange dunne vingers waren van Stéphane, zijn mond en vooral zijn lach in dat smalle driehoekige gezicht van haar moeder. Waarom zou Pierre niet op zijn oudoom en grootmoeder kunnen lijken, die afgeperste embryo had al voldoende eergevoel gehad om een familieportret van Ville de Paris te vermijden. Zij schreef op een visitekaartje onder haar naam: wenst u te spreken en biedt bij voorbaat haar excuses aan. Ze vroeg aan de bedienster het aan die tafel (ze legde uit welke) af te geven. De jongen nam het aan, schoof het naar zijn vader toe, die hardop las, waarop zij zijn visitekaartje in handen kreeg: de heer en mevrouw Legris St. Pol de Léon uitsluitend vanavond telefonisch te bereiken na 21 uur onder nummer x. Zij belde vanuit haar bed, als ze haar niet antwoordden zou ze een pil nemen om door te slapen tot morgenmiddag of misschien weer opstaan en langs het strand lopen. ‘Kan ik met meneer Legris spreken?’ ‘Dat ben ik,’ antwoordde hij. | |
[pagina 123]
| |
Zij noemde haar naam. ‘Wat wilt u eigenlijk van me?’ ‘Een onderhoud, als dat mogelijk is.’ ‘Gaat het om geld?’ ‘Absoluut niet.’ ‘Om werk?’ ‘Ook niet, het is moeilijk om het u telefonisch uit te leggen. Kunnen mevrouw en u mij ontvangen?’ Het was even stil, hij besprak het zeker met haar, toen zei hij ‘morgenavond na de maaltijd.’ En hing de haak op. Zij sloeg die maandag haar kuur over om uit te rusten, ze had een taxi besteld, de chauffeur kon op haar wachten voor de terugweg, hij zou zijn tijd in die naburige stad wel zoekbrengen. Hij vroeg toen een bedrag ineens waardoor zij zich niet behoefde te haasten ‘als ik voor middernacht maar naast mijn vrouw lig,’ had hij erbij gezegd. Zij wilde zich onder geen voorwaarde met een kluitje in 't riet laten sturen, dat stond vast, zij moest bereiken dat Pierre bij haar terugkwam, niet dadelijk en zeker niet tijdens haar kuur die nog niet beëindigd was, maar hij moest zich wel vanaf vanavond op een grote verandering voorbereiden. Om aan elkaar te wennen zou ze eerst een paar weekenden met hem op reis gaan, waarheen wist ze nog niet, misschien wilde hij wel graag naar Parijs. Ze zou daar twee kamers in een hotel nemen want bij haar in Montparnasse was geen plaats genoeg. Hij moest zelf kiezen hoe hij de dagen wilde doorbrengen, een jongen van zeventien kan je niet aan de hand houden, al die jaren had ze gemist maar ze zou ze wel inhalen op een andere manier. Ze wilde niet met hem gaan eten in grote restaurants maar in leuke eethuisjes, jij mag kiezen, chinees, | |
[pagina 124]
| |
pools, russisch. Misschien zou hij wel antwoorden, geef mij maar een self-service. Eenmaal is ze daar ook geweest, het blad waarop de gerechten stonden was zo zwaar en is toen uit haar handen gevallen, ze heeft betaald zonder iets te eten. Maar nu zou hij haar blad dragen. Ze zou hem ook zakgeld geven, hem op zijn gemak stellen en vooral niet overstelpen met verdrongen sentimenten. Tenslotte had ze hem toch al afgeschreven. Ze was nu bijna veertig en zodra alles in orde was zou ze een nieuw leven beginnen, ze moest vooral taktvol zijn tegenover zijn pleegouders en ook de gevoelens van Pierre nooit forceren. |
|