[XVI]
Mijn dokter raadde mij aan een kuur in Roscoff te doen.
‘Helemaal naar Rusland toe om te voorkomen dat mijn kwaaltjes erger worden?’
Hij prees mij om mijn geringe geografische kennis ‘zo zijn er tenminste nog verrassingen voor u’ zei hij ‘want Roscoff ligt in het noorden van Bretagne. U rijdt het gemakkelijk in een dag.’
‘Ik chauffeer niet meer,’ ik vertelde hem niet eens waarom, maar had het wel over mijn ervaringen als bijrijdster van Sophie.
‘Onzin, laat zij u toch brengen.’
‘Ik ga liever met de trein.’
‘Doe wat u wilt, voor mij zijn de spoorwegen uit de tijd, zoals het ook uit de tijd is om met het verzorgen van je lichaam te wachten tot je stokoud bent. Daarom moet u een kuur doen, niet eenmaal maar ieder jaar.’ Hij kwam op me af, duwde met zijn wijsvinger mijn neus naar rechts (het montuur van zijn bril raakte mijn gezicht) en zei ‘u hebt een ziek vleugeltje.’
In de spiegel zag ik een bekend rood plekje ‘is dat alles?’
‘Ja voor vandaag. Ik kan de evolutie niet tegenhouden alleen maar vertragen. Maar u moet meehelpen, vechten tegen die veroudering.’
Ik vertrek nog diezelfde week. In hoeveel verschillende warme zeebaden ik een eierloper lang gelegen heb, hoeveel spuiten met harde stralen water er over mijn lichaam zijn gespoten, ik weet het niet meer, ik werd gekneed en geknepen, sliep hierna urenlang en leidde een bestaan zonder verlangens en zonder problemen.
In de eetzaal van mijn hotel waan ik mij op een boot,