[XI]
Dat stipendium zit O. hoe langer hoe dwarser. Ze kan er soms niet van slikken, of beter gezegd ze verslikt zich, vooral in rijst en brood als ze er niet bij drinkt. Ze loopt dan een paar straatjes om en het zakt met haar passen mee. Stikken om een stipendium lijkt haar overigens ook wel wat overdreven.
O. kijkt in de spiegel die juist boven de tafel hangt waarop haar machine staat. Een vermoeid onaangenaam gezicht met sproeten (bruinbranden doe je als je jong bent), een kop waarvoor ze, als ze hem zou tegenkomen, meteen haar hoofd zou omdraaien, wat O. dan ook prompt doet, zich troostend met de gedachte dat oud worden erg is, maar dat het veel erger zou zijn als je de enige van je generatie was die er geen jaren zou bijkrijgen. Een uitspraak van een auteur wiens naam haar is ontschoten.