[IX]
O. kan niet aan de indruk ontkomen dat ze grote opruiming houdt onder de levenden. Zus is na haar zelfmoord nu met haar vogels herenigd, Hendrik door wespen vermoord? Stéphane is gesneuveld, Pépère in de alcohol gestikt, Mémère afgetobd in elkaar gestort, Vader en Moeder zijn vergast, Tante Rosa ook, Jeanne is dood, Dr. R. onlangs gewoon overleden, op gezegende leeftijd zacht en kalm ingeslapen zoals dat in advertenties staat, Oma Holland is in haar armen gestorven. Bij allen is het einde anders gekomen, een moeder geeft het leven aan haar kind met een kleine medische variant, ze neemt de baby in haar armen, hij is warm, de koude dood is de vereenzelviging van de eenzaamheid waaraan de mens tijdens zijn bestaan heeft trachten te ontkomen. Met deze eenzaamheid die uiteindelijk hun wapen is geworden, gaan ze naar de andere kant, verminkt of intakt, vertrapt op een slagveld, gestikt of uitgemergeld in een concentratiekamp, in zondagse kleren gestoken, in een ruwe kist of opgebaard in een gepolitoerd meubelstuk, in een massagraf of in een urn.
Voor O. blijven de doden de enige levenden.