leek wel of hij huiverde. Elisa stond op: ‘Simon,’ zei ze, ‘welkom thuis.’ Hij omhelsde haar, zoende de kinderen, gaf Foeffie een hand. Rebecca zei: ‘Je lijkt nu op Sinterklaas, vader,’ en Judith lachte en Mina bracht de opgewarmde soep binnen. Simon sprak niet, hij zei bijvoorbeeld niet: jullie zien er goed uit, hij zei ook niet: ik ben blij weer hier te zijn, hij slurpte zijn soep op, en de balletjes, speciaal voor hem gedraaid die erin dreven, slikte hij door zonder te kauwen.
Zo zat er dan na maanden weer een man aan tafel, de echtgenoot van Elisa en de vader van twee meisjes, die vol verlangen naar de gesloten koffer keken. Een man met opnieuw versterkte, nu dubbele brilleglazen, met slordig, grijs haar, een man die niet sprak. ‘Als dat alles is wat hij te vertellen heeft,’ dacht Elisa, en ze zei: ‘Waarom moest je eerst in Amsterdam zijn?’ Hij antwoordde niet. ‘Wat heb je?’ vroeg zij toen hij maar doorging zich uitsluitend met zijn eten te bemoeien, ‘ben je zo vermoeid?’ Nu richtte hij zijn hoofd op. ‘Welnee,’ zei hij, ‘maar het is vreemd na zo'n lange reis opeens weer in je eigen omgeving te zijn.’ Hij maakte nu eindelijk zijn koffer open, hij had niets meegebracht voor de kinderen, Elisa gaf hij een rood kunstzijden sjaaltje met de Eiffeltoren erop. Dat was alles. ‘Ik had geen tijd meer,’ verontschuldigde hij zich tegen de meisjes, ‘later krijgen jullie wel eens wat.’
Na de maaltijd wilde hij meteen naar bed. Het was nog geen negen uur, toch volgde Elisa hem naar de slaapkamer. Hij kleedde zich uit, deed het schoon gesteven nachthemd aan dat zij voor hem uit de kast haalde en ging liggen. Elisa, aan het voeteneind zittend, vroeg: ‘Heb je goed gewerkt?’ ‘Het gaat wel,’ antwoordde hij, ‘maar het zal zeker niet af zijn voor het concours.’ ‘Dus alles is voor niets geweest?’ ‘Voor niets, ja, voor niets.’ ‘Jammer van het geld,’ zei Elisa, ‘heb je veel uitgegeven?’ ‘Veel?’ herhaalde hij, ‘je bankrekening is op, we zullen voortaan van mijn salaris moeten rondkomen.’ ‘Wat?’ riep Elisa, ‘wat?’ Hij had zich omgedraaid, hij lag met zijn gezicht in het kussen,