van Louise. Ze was niet lelijk, wat oud, wat verwelkt. ‘Hoe zou het zijn als we ruilden,’ dacht ik, ‘zij hier en ik in haar woning, onafhankelijk, met de kinderen?’
‘Hoe zou het zijn wanneer ik met Simon getrouwd was,’ vroeg, door het diepgaande gesprek heen, Louise zich af. ‘Een man, kinderen, een huishouding en liefde, ja, liefde in mijn leven...’
Ze kon die gedachte maar niet meer kwijtraken, Louise. Ze bleef heel lang. Foeffie kwam binnen om te vragen of ze kon dekken, want Mina had haar vrije dag, en omdat er nooit iemand te dineren werd gevraagd, stak Simon dus zijn hand uit en zei: ‘Tot ziens.’ ‘Louise,’ vulde zij aan. Elisa bracht haar tot de huisdeur. Ze zei nog: ‘Natuurlijk komt u maar zo vaak als u zin hebt, en niet alleen voor de lessen, maar liefst 's avonds en vooral niet voor het eten, dan zijn de kinderen met hun huiswerk bezig.’ Ze zei ook nog, toen die huisdeur open was en voor haar de verlaten straat lag: ‘Zo'n provincieplaats is eigenlijk stiller dan een dorp.’ Toen stond Louise op de stoep en draaide de rug naar het gloednieuwe naambordje: S. Cohen. Leraar Frans mo.
Reeds de volgende middag kwam zij terug: ‘Heb ik mijn handschoenen hier laten liggen?’ Elisa was niet thuis, maar Simon ontving haar en zij vergat te zoeken en bleef praten. Wat je overigens al niet kan vergeten op een les: je muziekboek, potlood, gommetje, blocnote, en alles moest natuurlijk noodzakelijk overdag teruggehaald worden, liefst op een uur dat er kans bestond dat Simon alleen was. En terwijl zij soms met succes, maar ook wel willens en wetens tevergeefs zocht, trachtte ze telkens weer de een of andere discussie met hem te beginnen.