in de plaats gegeven, dat ik weiger mij er thans mee bezig te houden.
Na deze verontschuldiging, waaraan mijn lafheid van de laatste dagen niet vreemd was, viel ik in slaap tot ik de volgende morgen bezoek kreeg van Mickey.
‘Het speet me toch zo,’ hijgde ze van het trappen lopen, ‘dat ik gisteravond niet thuis was. Maar ik was op de ‘Foire au Pain d'Epice’, en kijk, dit heb ik voor je meegebracht, Victor.’ Het was een varkentje van een soort taai-taai, met blauwe en rose suiker bekleed. In het midden een naam, geheel in wit gehouden. Hélène, las ik. ‘Misschien herinner je je,’ zei Mickey met een zachte stem, ‘dat ik je moeder ieder jaar zo'n koek bracht. Sindsdien, al is zij er dan ook niet meer, zeg ik als vanzelf, wanneer de koekenbaas mij vraagt, wat er op te spuiten: Hélène. En dat deze nu juist bij jou terecht moest komen. Wat ben je veranderd, Victor. Het is waar, ik heb je bij de bevrijding voor het laatst gezien. Dat is nu al bijna vijf jaar geleden. Je droeg, ondanks het verbod van je vader, een revolver bij je. Heb je nog een Duitser gedood?’ ‘Twee,’ antwoordde ik, ‘tenminste, het was mijn revolver, maar de slager van het Ile St.-Louis heeft het ding op het laatste ogenblik uit mijn handen getrokken.’ ‘Hoe gaat het thuis, Victor? Je moet maar aan je vader zeggen dat ik wegblijf om Tante Ghislaine.’ ‘Ik ook.’ ‘Hoe jij ook?’
Ik vertelde haar waarom ik op deze kamer woonde, ik zei haar dat ik een boek aan het schrijven was.