| |
| |
| |
VIII
De dagen in het ziekenhuis waren buitengewoon eentonig. Eentonig van regelmaat maar ook van klank. Wij waren ongeveer tachtig die allen onder het teken van de ram geboren waren. Sommigen waren reeds ouder dan ik, wat je ook heel goed aan hun stem kon horen. Mij interesseerden de nieuwelingen die er iedere dag bij kwamen en die dus jonger waren. Wij huilden veel, soms om beurten, maar tegen de maaltijden in koor. Het was een hels lawaai en ik had medelijden met mijn arme moeder die gelukkig op de gedachte kwam geluiddempende balletjes in haar oren te stoppen. Ik had al vlug begrepen dat er verschillende maaltijden bestonden: 's ochtends en 's avonds de borst en voor de rest een flesje. Ik vond dat laatste heel wat prettiger. Die borst, daar moest je toch zo mee oppassen; al had je dan nog geen tanden, je beet er toch maar in voor je het wist. En dan had ik mijn moeder weer eens onnodig pijn gedaan. Zonder iets te zeggen legde ze mij aan de andere kant, maar je moest toch weer zo hard trekken voor er eindelijk iets uitkwam. Toch, als het tenslotte in mijn mond droop, ja, dan was het ook wel heerlijk. En mijn moeder keek mij aan alsof zij zeggen wilde: dat geef ik je nu Victor, ik, en het is alleen voor jou, voor jou. Dus ik en jij. Daaruit was haar moederschap opgebouwd. Met het flesje ging ze ook heel handig om. Ik vond dat smakelijker omdat | |
| |
het minder zoet en slijmerig was. Maar toch wendde ik mij steeds weer naar haar borst.
Wij hadden kleine bedjes van wit gelakt ijzer, die aan het voeteneinde van de bedden der moeders stonden. De matras was hard en ik dacht soms met spijt terug aan die zachte en warme buikwand. Ik lag uren en uren alleen, sliep wat en keek rond. Vrouwen liepen mij voorbij, ze droegen witte schorten. Zo nu en dan haalde een mij uit bed, kleedde mij uit en wikkelde mij weer in schone kleertjes. Het witte bandje met het nummer werd er nooit afgehaald.
De bruine dokter kwam dagelijks naar ons kijken. Hij sprak altijd langer met mijn moeder dan met andere vrouwen, druppelde wat in mijn ogen die pijn deden en zei dat alles goed ging. Dan was er nog het bezoek-uur, het hoogtepunt van de dag. De eerste die voor ons kwam was mijn vader. Ik schrok van hem, hij was zo lang en zo mager en keek heel ernstig. Hij raakte me niet aan, hij zei: ‘al die microben van mij daar zal ik hem voor beschermen.’ Iedere keer als hij terugkwam bleef hij wat langer voor mijn bed staan. Ik begreep niet dat hij helemaal geen belangstelling voor de andere kinderen had. Die scheen hij niet eens te zien. Hetzelfde gold voor de andere vrouwen, hij had alleen aandacht voor mijn moeder. Hij bracht nooit wat mee. Zelfs geen bloemetje. Alle nachtkastjes naast de bedden stonden vol met geschenken: vruchten, flessen wijn, dozen bonbons. Op dat van mijn moeder lagen slechts een paar boeken | |
| |
die ze zelf had meegenomen. Toch was mijn vader niet onvriendelijk tegen haar. En voor mijn bed staande, kwam er langzamerhand een glimlach op zijn ernstige gezicht. Ook nam hij het op den duur niet meer zo nauw met die microben. Hij raakte eerst mijn hand aan en gaf mij toen een tikje op mijn wang. Vooral dat laatste vond ik prettig en bemoedigend. Ik had mij wel op willen richten om hem hiervoor mijn dank te betuigen, maar ik begreep dat dit nog niet mogelijk was. Dus bleef ik stil liggen en maakte een paar onnozele geluidjes. Of hij ook tegen mijn moeder lachte, dat weet ik niet, want wanneer hij zich met haar onderhield stond hij altijd met de rug naar mij toe. Eens hoorde ik hem zeggen: ‘heb je dat voorhoofd van onze jongen gezien, Heleen? Daar zit wat in.’ ‘Het is nog te vroeg om dat te kunnen beoordelen, Georges,’ antwoordde zij. Zo kwam mijn vader ieder bezoekuur trouw terug. Op eenmaal na, toen mijn moeder hem vooruit had gewaarschuwd dat dit de dag van Mickey was. ‘En je geeft immers niets om haar. Dan hebben wij het net zo gezellig samen.’ ‘Zoals je wilt, Heleen,’ zei hij, en bleef dus die bewuste Vrijdag weg.
Mickey zocht lang voor ze het bed van mijn moeder had gevonden. Zij liep eerst naar een andere vrouw toe, bemerkte haar vergissing pas toen ze haar hand reeds had uitgestoken, kreeg een kleur, verontschuldigde zich en vroeg toen aan de zuster naar | |
| |
Madame Dupuis. Maar wat gebeurde er? Ze zag mij eenvoudigweg niet. Ze deed of ik niet bestond. Zij omhelsde mijn moeder alsof ze maanden en maanden gescheiden waren geweest, ging op het bed zitten en pakte haar tas uit. Ze had van alles meegebracht, tot een potje boter toe. Alles voor haar maar niets voor mij. Toen ze na tien minuten nog geen enkele belangstelling voor mij aan de dag legde zei mijn moeder: ‘en moet je Victor nu eindelijk niet eens begroeten?’ Maar ik hield expres mijn ogen gesloten. Ik deed net of ik niet leefde en zij tuddelde maar van tjjje, ttjje, tttjje. Ik bewoog niet. ‘Hoe vind je hem, Mickey?’ ‘Week,’ antwoordde ze, ‘afschuwelijk week. Ik haat pasgeboren kinderen maar jij bent er des te mooier om, Heleen.’ ‘Hij is toch schattig,’ zei mijn moeder weer. ‘Moet je zijn handjes eens zien, met die goed gevormde nagels. En als hij nu zijn ogen maar eens zou willen open doen.’ ‘Dwing mij niet meer naar hem te kijken,’ zei Mickey, ‘ik kan nog niet van hem houden. Ik, ik...’ ‘Wat?’ ‘Neen, niets.’ ‘Ik begrijp je, Mickey,’ zei mijn moeder toen, ‘maar jij hebt je schilderijen. Dat vergoedt veel.’ Deze troost echter beviel Mickey allerminst. ‘Over vergoeden gesproken,’ antwoordde ze, ‘Victor moet jou veel vergoeden. Ik heb mijn kunst in mijn macht, jij weet niets van je zoon af, hij kan wel een misdadiger worden, een deugniet, een dronkenlap.’ ‘Mickey,’ zei mijn moeder op bestraffende toon, ‘wat draaf je weer door, als ik je niet beter kende...’ Toen barstte | |
| |
Mickey in tranen uit. De vrouw rechts van mijn moeder en de vrouw links van mijn moeder keken beiden op en ook haar bezoekers. Ik vond het een buitengewoon pijnlijk incident, en had graag de hoofdzuster willen roepen om Mickey de zaal uit te geleiden. Gelukkig ging juist hierna de bel en een ieder haastte zich om afscheid te nemen. Mickey stond ook op, zij omhelsde lang mijn moeder, heel wat langer dan mijn vader dat gewoonlijk deed, en kwam toen, tot mijn grote verbazing, nog eens voor mijn ijzeren bedje staan. Nu hield ik expres mijn ogen open. Dat was soms wel een beetje moeilijk omdat een van de twee nog steeds ontstoken was. Ik had namelijk bij het luier-verwisselen op de tocht gelegen. Mickey zei weer: tjjje, ttjje, tttjje, daarna nog kiekeboe en kwam toen met haar grote gezicht vlak bij me. Ik begon te schreeuwen en laf als ze was, nam ze vlug de benen. ‘Hij heeft zeker dorst!’ riep ze nog tegen mijn moeder.
Het merkwaardigste bezoek was dat van mijn grootvader. Hij kwam volkomen onverwacht. Mijn vader was juist weggegaan, hij had niet zijn tijd kunnen uitzitten: ‘een dringend rendez-vous, Heleen,’ verontschuldigde hij zich, ‘en nog wel aan het andere einde van de stad.’ Mijn moeder die op niemand meer rekende trok toen de dekens over zich heen en probeerde wat te slapen. Ik was klaar wakker. En ik zag hoe een oude man met een grappig grijs baardje regel- | |
| |
recht op haar bed afkwam. ‘Heleen!’ riep hij. ‘Heleen, ik ben het, Vader.’ O, die blijdschap van mijn moeder. ‘Waar kom je vandaan?’ vroeg ze, nadat ze hem wel drie keer had gezoend, ‘ik dacht dat je in Mexico zat.’ ‘Daar was ik ook,’ antwoordde hij, ‘maar ik had zo'n verlangen kennis te maken met mijn kleinzoon. Is hij dat, dat wezentje daar?’ Hij keek mij heel aandachtig aan. ‘Een echte Hubrechts,’ zei hij toen, ‘behalve de ogen, maar die kunnen nog wel lichter worden. Hij lijkt precies op jou, Heleen, toen jij zo oud was. Goedenmiddag,’ zei hij tegen mij, en nog eens: ‘goedenmiddag, Victor Dupuis.’ Het speet mij werkelijk weer dat ik niet in staat was anders te reageren op deze vriendelijke tonen, dan door het uitstoten van een raar en schriel keelgeluidje. Maar grootvader vond dat prachtig. ‘Hij merkt dat ik tegen hem spreek,’ zei hij, ‘het is een intelligent jongetje. Ik zal hem, zodra hij kan spreken de Nederlandse taal leren.’ (En dat heeft hij gedaan ook.) ‘Heb je hem al naakt gezien, Heleen?’ ‘Nog niet,’ antwoordde mijn moeder, ‘dat gebeurt pas de dag van mijn vertrek. Overmorgen. Dan krijgen we les in het verzorgen en aankleden. Maar ik heb al zoveel baby's in mijn handen gehad.’
Zoals bij Mickey de bel te laat ging, zo klonk hij nu te vroeg. Veel te vroeg zelfs. Grootvader moest overhaast afscheid nemen. Hij zei dat hij ons binnenkort zou weerzien, en verdween.
Overmorgen brak reeds spoedig aan. Een paar uur | |
| |
van te voren was mijn moeder opgestaan, had wat door de zaal gelopen en de negen en zeventig andere kinderen bezichtigd. Soms bleef ze lang bij een bedje dralen. Dan kon met zekerheid worden aangenomen dat de baby die daar in lag nog lelijker, magerder en roder was dan ik. Liep zij echter onmiddellijk verder, dan had ze stellig iets heel moois gezien.
Wat later nam ze mij in haar armen en ging met mij naar een kamer. Daar kleedde ze mij uit. Ze hield de veiligheidsspelden niet tussen haar tanden geklemd zoals de zusters altijd deden, maar prikte ze op haar japon. Een heel rijtje. Eindelijk zag ze mij dan zoals ik op de wereld was gekomen. Spiernaakt. Ze betastte me overal, net zoals de bruine dokter gedaan had: mijn schedel, mijn oren, ja ze kneep in mijn buik en klopte op mijn knieën. ‘Alles even gezond bij jou,’ zei ze. Op datzelfde ogenblik zag ze mijn voeten. ‘Wat?’ riep zij uit, ‘hoe kom je daaraan, Victor? Zulke rare, losse voeten heb ik nog nooit gezien. Wat moet dat worden?’ Ze stopte ze vlug weg in een paar lichtblauwe sokjes, waarover weer lichtblauwe, gebreide slofjes gingen. ‘Je bent er nu al uitgegroeid,’ zei ze nog en wikkelde mijn benen in een flanellen doek. Toen ging ze op een bank zitten, haar koffertje naast zich en mij in haar armen. Ze sprak nog wat met de zusters en wachtte tot mijn vader ons kwam halen.
|
|