doen. Je vertrouwt jezelf Alphonse toe, ik ken je en weet dus ook dat je het niet ondoordacht hebt gedaan.’
Tevergeefs wachtte Reyna op een woord van hem, een erkenning dat hij haar missen zou, en plotseling werd het haar duidelijk:
‘Vader ziet mij gaarne vertrekken, nu hij een andere vrouw heeft en spoedig ook een ander kind. Een huishoudster zal mijn werk doen, Alphonse kan niet buiten mij.’
‘Dan zal ik hem mijn jawoord geven!’ sprak zij zacht, en toen voelde zij in haar hart een echt vrouwelijk, smachtend verlangen naar een hartelijk woord, naar een gelukwensch van hem, dien zij toch zoo innig liefhad, al toonde zij het nooit.
‘Doe het, 't is een prachtige partij, mooier dan ik voor je verwacht had, dat is zeker.’
Zij keerde zich om; 't was haar of men een stuk ijs in haar hart had gelegd, en, in haar kamer gekomen, schreef zij eenvoudig aan Alphonse, dat zij zijn aanzoek wilde aannemen en zijn vrouw worden.
Zij nam den brief in de hand en ging naar het dorp, waar zij een paar zieken wilde bezoeken; altijd bleef zij hem vasthouden bij haar bezoeken; toen ging zij de brug over, die vlak tegenover het huisje van Julius stond; hoewel het winter was zag het er toch aardig en schilderachtig uit tusschen de groene dennen en de sneeuw, die raam en deur grillig omlijstten.
Zij klopte aan de deur, voor 't eerst van haar leven. Hij maakte ze open en stond een oogenblik bedremmeld, toen hij juffrouw Winalda voor zich zag staan. Zij had een grooten, ronden mantel om, een toque van veeren met groenen weerschijn op het hoofd.
‘Ik hoor dat u naar de stad gaat, mijnheer Verheide,’ zeide zij, ‘zou u dezen brief daar op de post willen doen?’
‘Heel gaarne, juffrouw!’
Zij bleef voor de deur staan en vroeg eenvoudig:
‘Mag ik even binnenkomen?’
Julius zeide niets; hij ging alleen een stap achteruit en opende de deur, die links van de gang tot zijn eenige kamer leidde: de kachel brandde vroolijk en de tafel was bedekt met zijn werktuigen en machinerieën.
‘Vordert u goed met uw draineermachine?’ vroeg zij.
Hij bloosde als een schooljongen, terwijl hij antwoordde:
‘Ik heb ze weer geheel uit elkander genomen; er was een rad, dat verkeerd werkte.’
‘Ik bewonder uw volharding en geduld.’
Zij zette zich op den stoel, dien hij bij de tafel had geschoven; niemand kon zeggen dat hij zijn rol van gastheer op bijzonder galante wijze vervulde; hij bleef voor haar staan als in afwachtende houding om de reden van haar bezoek te vernemen, en Reyna voelde dat hij deze verwachtte.
Zonder omwegen zeide zij dan ook: