Angeline's beloften
(1926)– Melati van Java– Auteursrecht onbekend
[pagina 9]
| |
zelf met behulp van Kebon, den tuinman, onderhield. Elken morgen vóór dat zij naar school ging, kwam Angelientje hier met haar harkje de paadjes bewerken, en de bloemen begieten uit het groene gietertje, dat tante Phine haar uit Holland had gezonden. Het tuintje zag er frisch en vroolijk uit; in een hoekje stond een priëeltje met een poppentafel en poppenstoelen, waar zij soms theevisite hield, hetzij met hare poppen of wel met hare vriendinnetjes; dan mochten de kindertjes, zooals de jonge dames hare poppen noemden, in den tuin spelen, de mama's redeneerden dan zeer ernstig over de gebreken der dochters en hare dure toiletten. Angelientje schonk thee en vandaag besloot zij ook Jeanne en Emilie eerst in het priëel te ontvangen. Zij plukte dus twee van hare vijf bloeiende rozen en een dozijn half geopende melati's, voegde daar nog een takje heliotrope bij en een paar geurige tjempaka's, omgaf de bloemen met wat fijn tjemaraloof en trad in haar kamer om een geschikt vaasje te zoeken. De kamer was vol speelgoed, want Angelientje was een lievelingskind van alle vrienden en kennissen harer ouders en werd dus op haar verjaardag en Sints-Nicolaas overladen met geschenken. Een hoekje was tot poppensalon ingericht; alles was er compleet vanaf het fraaie ronde tafeltje tot aan de kleine canapé, waarop juffrouw Mimi en juffrouw Toetie zaten; daarnaast, door een klein schutsel gescheiden van het salon, was de slaapkamer waarin de kleerkast van de beide kinderen stond, het ledikant, de waschtafel enz. Angelientje, na hare bloemen in een keurig vaasje te hebben gestoken, ging over tot het toiletteeren van hare beide dochters. Mimi was ziek en mocht in sarong-kabaya blijven. Toetie daarentegen kreeg een baljapon aan en werd op de canapé van het salon geplaatst; Mimi bleef in bed. Angelientje was een net kind, zij zag eerst haar kookfornuisje na of | |
[pagina 10]
| |
dit wel goed in orde was en daar juist Djêba de kleine meid binnenkwam om haar te vragen of zij wat noodig had, vroeg zij houtskool, groenten, melk en een paar stukjes vleesch. Men zou vandaag eerst soep eten en daarna biefstuk. Verder zou Emilie de pudding maken, waarin zij zoo uitmuntte. Angelientje regelde alles met het ernstigste gezicht der wereld; zij voelde zelf dat zij vandaag een zeer gewichtige persoon was; een jarige dochter des huizes, wie zou daar geen eerbied voor hebben? Djêba hoorde nonna's wenschen ernstig aan en zij was reeds de deur uit, toen Angelientje haar toeriep om aan mevrouw wat koffie te vragen om uit het nieuwe serviesje te drinken in het priëel. Terwijl Angelientje het koffiegoed klaarzette op de priëeltafel, begon zij de kleine Djêba te beklagen, die nooit jarig was en die toch altijd grooter werd en in het laatste jaar reeds over het hoofd harer kleine meesteres kon heen zien. Het waren zulke prettige dagen die verjaardagen; reeds weken te voren rekende het meisje uit hoeveel malen zij nog moest opstaan, vóór die vurig verlangde dag er eindelijk was, en hoe vleiend dat iedereen vandaag in de weer was alleen om haar! Er werd een servet op de tuintafel gelegd, en het bouquetje naast het theeblad geplaatst; na rijp beraad besloot het kleine mamaatje Mimi maar te laten opstaan en een morgentoiletje aan te trekken, want Toetie kon toch niet in haar tarlatane japon alleen in den tuin gaan koffiedrinken. Juist was Angelientje met dit belangrijk werk bezig, toen haar mama binnenkwam met een klein teer meisje aan de hand, dat een bouquet en een pakje droeg. ‘Hier is Jeanne al, Lientje, kijk eens wat ze heeft meegebracht.’ De beide meisjes verwelkomden elkander recht hartelijk en de jarige nam blijde de bouquet en pakje aan. Er waren een paar kousebandjes in, die Jeanne | |
[pagina 11]
| |
zelf had geborduurd. ‘Och, wat is dat lief!’ riep Angeline, ‘en dat jij ze zelf hebt gemaakt, dat vind ik vooral zoo leuk. Nu weet ik, stoute meid, wat je dien dag voor mij verstopte!’ ‘Wat is dat mooi bewerkt!’ zeide mevrouw de Roze, het borduursel opmerkzaam beschouwend. ‘Jeanne, je mag Lientje een lesje geven. Ik geloof niet dat zij het zoo goed kan.’ ‘O, ja wel, mevrouw. Zij...’ ‘St, st, niet klappen Jeantje! Mama zal het wel zien als het tijd is, maar wat ben je stil gekomen. Ik heb geen rijtuig gehoord.’ ‘Ik heb geloopen met baboe!’ ‘Geloopen, foei Jeanne, dat is te ver!’ ‘Ik had met je mama afgesproken, dat ik om negen uur ons rijtuig zou zenden,’ zei mevrouw de Roze, ‘maar 't is nog een kwartier er voor!’ ‘Mama was bang dat het te lastig zou zijn, omdat mijnheer naar de stad moet gaan,’ antwoordde Jeanne een beetje verlegen en blozend. ‘'t Is ook niet ver en vandaag niet warm.’ ‘En waren er veel kinderen op school, Jeanne?’ Mevrouw Vonkers, Jeanne's mama, was een schoolvriendin van mevrouw de Roze, maar terwijl deze, met een rijken koopman getrouwd, in weelde leefde, was het mijnheer Vonkers minder goed gegaan; hij had een betrekking op een der kantoren, die hem niet in staat zou gesteld hebben om zijn vrouw en zes kinderen, te onderhouden, zoo mevrouw niet het geluk had gehad in haar jeugd veel te leeren. Zij was vóór haar huwelijk gouvernante geweest en daar een zuster van haar man het huishouden waarnam, kon zij aan een tiental kinderen les geven. Angelientje en Emilie leerden bij haar en de kleine Jeanne natuurlijk ook; vandaag hadden ze echter alle drie ter eere van de jarige vacantie gekregen. Mevrouw de Roze liet de meisjes alleen en Jeanne hielp haar vriendinnetje Mimi aankleeden. | |
[pagina 12]
| |
‘Ze is ziek geweest,’ zeide Lientje, ‘maar vandaag is het wat beter: je weet, zij is wat lui van aard, daarom was ze liever in bed gebleven...’ ‘Foei, Mimi op mama's verjaardag.’ ‘Dat heb ik haar ook al gezegd en nu moeten we haar een beetje aankleeden. Heb jij Beatrice niet meegebracht?’ ‘Ja wel, zij is nog in de boenkoesan.’Ga naar voetnoot*) ‘Kom, dan moeten we haar gaan halen.’ Hand in hand trippelden ze weg; Djêba zette het servies klaar onder het priëel en bracht het fornuis onder het afdak. De boenkoesan was in Angelientje's kleedkamer neergelegd; Jeanne maakte het pak open en haalde er hare Beatrice uit, die echter lang zoo mooi niet was als haar naam. ‘Is dat je japon?’ vroeg Lientje. Zij zag wel dat het eenvoudige wit neteldoeksche kleed al een paar maal gewasschen was en de linten er een beetje verschoten uitzagen, maar zij was te beleefd om hier iets over te zeggen en merkte alleen op, dat het heel netjes zou staan, wanneer Jeanne een krans van natuurlijke bloemen op haar hoofd wilde dragen. ‘We kunnen dat vanmiddag wel maken. Mama heeft gezegd, dat we na het baden, ons nog niet dadelijk mochten kleeden, maar eerst in een baatje rondloopen tot een uur of half zeven. Vindt je dat niet heerlijk, Jeanne, dan blijven we achter tot het donker is?’ Een gerol van wielen deed beiden tegelijk uitroepen: ‘Daar is Emilie,’ en ze liepen naar voren. Een meisje iets grooter dan Angelientje, stapte uit het fraaie rijtuig, gevolgd door een baboe, die een groot pak droeg, waaruit men iets roze zag schemeren. ‘Ik feliciteer je wel, Angeline,’ zei de nieuw aan- | |
[pagina 13]
| |
gekomene met een recht deftig gezicht. ‘Dag Jeanne, ik wist niet dat je ook verzocht was! Wat ben ik blij, dat je juist op een Woensdag jarig bent, Line, die grammaire vind ik hoe langer hoe vervelender.’ Mevrouw kwam nader en ontving Emilie's begroeting, die echter door geen bouquet of cadeautje vergezeld was, en verzocht de baboe het pak in de kleedkamer te brengen. De aandacht van Emilie was aldoor getrokken geweest door het rose tarlatane en zij had geen rust voor mevrouw de Roze, het keurig opgemaakte jurkje uit het pak bevrijd en op een stoel uitgespreid had. ‘O, hoe mooi,’ riepen de beide meisjes als uit één mond. Het balcostuumpje was dan ook om te stelen, heelemaal van rose gaas, bezaaid met witte roosjes en knoppen. Emilie maakte geheimzinnig een doos open, waaruit Angelientje even dacht dat een verrassing voor haar moest komen, maar neen! het bevatte een mooien bloemenkrans, voor Emilie's eigen blonde krullen. Na alles bewonderd te hebben, vroeg Angelientje: ‘Maar ik zie Dora niet. Is ze thuis gebleven?’ Emilie zag haar vriendinnetje verbaasd aan. ‘Foei, Line, speel je nog met de pop? En je bent vandaag twaalf jaar geworden. Neen, sedert ik jarig geweest ben, heb ik Dora aan de kleine Mien gegeven en speel niet meer met haar.’ ‘Niet meer?’ vroeg Jeanne verbaasd. ‘Dat Jeanne, zoo'n klein ding nog met de pop speelt, dat begrijp ik, maar Angeline, die bijna zoo groot is als ik, foei, dat past niet meer!’ ‘En wat zullen we dan spelen?’ vroeg Angelientje een beetje teleurgesteld en Jeanne drukte haar Beatrice dichter aan het hart en was misschien blij, nog niet oud genoeg te zijn, om van haar gescheiden te worden. ‘Wat spelen? Wel als groote meisjes spelen wij. Laat nu eens je cadeaux zien. Heb je veel gekregen?’ | |
[pagina 14]
| |
Angeline nam Emilie bij de hand, maar deze schudde het hoofd en bood haar gastvrouw den arm aan. Kleine Jeanne echter greep Angelientjes andere hand en zoo ging het naar 't paviljoen. Vol trots toonde Angelientje haar servetring en Robinson en bood hare bonbons beide meisjes aan. ‘Hoe mooi, hoe mooi!’ riep het eenvoudige Jeantje. Emilie trok een hoogst gewichtig gezicht, bekeek den ring aan alle kanten, tikte er mee tegen de tafel en zeide: ‘'t Lijkt wel echt. 't Is zeker bij van Arcken gemaakt, men kan zien, dat het geen Hollandsen werk is. Wij gebruiken nooit servetringen maar sachets. Dat is ouderwetsch.’ ‘Och wat mooie plaatjes!’ riep Jeanne, die het boek doorbladerde. ‘Laat eens kijken! Wat is dat? Robinson Crusoë! Foei, wat een jongensboek, daar hebben meisjes niets aan!’ ‘Papa zegt toch dat het zoo nuttig en mooi is,’ verontschuldigde Angelientje. ‘Foei, nuttig is vervelend; de brave Hendrik is ook nuttig. Ik vind al die kinderboeken vervelend. Als ik iets moois lezen wil, vraag ik Gusta of Netta om het een of ander. Die hebben eerst rechte dames-boeken. Bah, wat zijn me dat voor dingen? Heeft Djêba die gemaakt? Kassian!’ Arme kleine Jeanne, 't waren hare kousebandjes, die deze afkeuring opwekten. Angelientje werd even rood als de schuldige en zeide flink: ‘'t Schijnt dat je niets van mij mooi vindt, Emilie, het pleit niet voor je smaak; deze kousebandjes heeft Jeantje gemaakt en mama zelfs vindt ze heel netjes en lief bewerkt.’ ‘Zoo, zijn ze van Jeanne?’ Nu was 't Emilie's beurt verlegen te zijn, daar ze er op eens aan dacht, dat het haar toch ook wel gepast had iets aan Angelientje te geven, te meer daar deze | |
[pagina 15]
| |
haar verjaardag ook niet vergeten had. ‘Ik wist niet waarmee je plezier te kunnen doen,’ zei ze na een poos bedenken, ‘je moet het mij maar eens zeggen hoor, dan krijg je het nog.’ ‘Zullen we nu koffie drinken?’ vroeg de gastvrouw. ‘Mag Beatrice mee komen?’ fluisterde Jeanne. ‘Wel zeker, ik neem Mimi ook mee!’ Het serviesje had de eer in mejuffrouw Emilie's smaak te vallen. ‘Jeanne laat jou pop nu niet bij ons zitten. Kinderen mogen niet alles hooren wat oude menschen spreken, en neem Mimi ook mee.’ ‘Maar ze zijn geen kinderen meer, Beatrice en Mimi hebben al lange kleeren aan. Ze zijn al achttien jaar oud, niet waar Lientje?’ ‘Wat kinderachtig praat je toch, Jeanne, als wij mevrouwtje willen spelen moet je ook verstandiger zijn.’ ‘We zullen ze maar op een stoel laten zitten,’ raadde Angelientje, ‘dan hinderen ze niemand.’ Emilie was een nuf, maar ze had er veel slag van allerlei spelletjes uit te denken, en de beide andere meisjes die met zekeren eerbied naar haar opzagen, met mooie verhalen te boeien, waarnaar zij met oor en mond luisterden. Na de koffie, die soms onderbroken werd door het ontvangen van 't een of ander cadeau, van mevrouw Zus en mijnheer Zoo werd er keukentje gespeeld. Jeanne en Angeline waren zonder het zelf te weten de helpster van Emilie, die het vleesch op zijn Fransch braadde en een pudding maakte à la Chipolata. 't Is waar dat het Fransche vleesch zoo hard was als steen, maar daar had het fornuis de schuld aan en toen de suiker vergeten was in de pudding, raadde zij aan om die maar er over te strooien. Toch kon Jeanne het gebak moeilijk door de keel krijgen, wat Emilie de boosaardige opmerking deed maken: | |
[pagina 16]
| |
‘Jeanne is ook niet gewoon aan zulk soort van pudding. Die eten ze bij haar thuis zeker nooit, wij hebben alle dagen een dessert, maar dat is niet zoo bij iedereen. En zoodra het kind even weg was, fluisterde zij Angelientje toe: ‘Heb je wel gezien hoe haar baatje is gestopt. Ik geloof dat ze vanavond een belachelijk figuur op het bal zal maken.’ De heerlijke rijsttafel van mevrouw de Roze vergoedde ruimschoots alle ongelukken van Emilie's kokerij. |
|