| |
| |
| |
De poort aan de Kalverstraat (ansichtkaart ca. 1900)
| |
| |
| |
2. De beschrijving van het gebouw
De beschrijving van het gebouw neemt de huidige toestand als uitgangspunt. Deze is gevormd in een groeiproces van meer dan vijf eeuwen waarbij vooral de laatste periode, die van de inrichting tot historisch museum, een grote verandering in de structuur van het complex met zich mee heeft gebracht. Het nieuwe gebruik heeft het gebouw een centrale plaats in de historische stad gegeven en zal in de komende tijd het karakter van het gebouwencomplex sterk meebepalen.
Nu het inwendige van het gebouw, op enkele ruimten na, gemoderniseerd is, bepaalt het architectuur-historische aspect zich in hoofdzaak tot het uitwendige. Daarom zal de beschrijving van het complex als historisch monument zich in eerste aanleg tot het exterieur beperken. Het interieur zal ter sprake komen bij de inventaris, die in hoofdstuk 3 wordt behandeld en bij de bouwgeschiedenis in hoofdstuk 4.
Het beeld van het gebouw, zoals zich dat thans voordoet, zal vergeleken worden met het beeld van vroeger dat in prenten en tekeningen is vastgelegd. Ook dit beeld uit het verleden beperkte zich in hoofdzaak tot het uitwendige van het gebouw, de binnenruimten werden vrijwel niet getekend. Het beeld van vroeger vult het beeld van nu aan en geeft terloops toelichting over het ontstaan ervan. Het is hetzelfde gebouw, doch in een andere context, gebruikt door anders geklede mensen en met een andere stoffering, zoals bij voorbeeld de fraaie smeedijzeren lantaarns op de binnenplaatsen tonen.
De beschrijving van het grillig gevormde gebouwencomplex is topografisch opgezet, als een wandeling over de binnenplaatsen op dezelfde wijze als de vroegere stadsbeschrijvers dat deden. Aangezien de informatie over de bouwgeschiedenis in hoofdstuk 4 plaats vindt kon bij de beschrijving van het gebouw worden volstaan met een korte tekst bij de afbeeldingen. De beschrijving is te beschouwen als een inleiding op de bouwgeschiedenis en verwijst dan ook bij ieder onderdeel naar de uitvoeriger tekst in hoofdstuk 4. Door een globaal onderzoek van het uitgebreide archief en doordat de verbouwing tot museum meer inzicht in de ouderdom van de gebouwen, die achter de gevels schuil gingen, had verschaft bleek het mogelijk de bouwgeschiedenis van het complex in grote lijnen vast te stellen.
De huizen aan de St.-Luciensteeg en de Kalverstraat die het gebouwencomplex begrenzen en die ook tot het bezit van het weeshuis behoorden komen in dit tweede hoofdstuk niet ter sprake. Bij het hoofdstuk over de bouwgeschiedenis worden ze alleen vermeld in zover als ze van invloed waren op de geschiedenis van het gebouw. De geschiedenis van de huizen en de huidige toestand daarvan worden besproken in hoofdstuk 5.
Een praktische moeilijkheid bij de beschrijving en uitbeelding van de huidige toestand van het complex was dat bij het ter perse gaan van dit boek de verbouwing tot museum nog niet geheel voltooid was. Hierdoor kon de nieuwe toestand van enkele belangrijke onderdelen zoals de meisjesplaats en de vleugel aan de Nieuwezijds Voorburgwal niet die plaatsruimte krijgen die deze verdiende.
| |
| |
| |
Plattegrond van het Historisch Museum
De plattegrond van het tot Historisch Museum ingerichte Burgerweeshuis geeft een overzicht van het ingewikkelde gebouwencomplex. Dit is gelegen achter de huizen aan de westzijde van de Kalverstraat en aan de zuidzijde van de St.-Luciensteeg. Aan beide zijden was een ingang met een bescheiden voorpleintje. De ingang aan de Kalverstraat (2) is de oudste en werd steeds beschouwd als de hoofdtoegang. Met de grote verbouwing van 1632 werd een tweede ingang aan de St.-Luciensteeg (12) gemaakt voor het meisjeshuis en de ingang aan de Kalverstraat bestemd voor het jongenshuis. De gebouwen van het meisjeshuis (9) zowel als die van het jongenshuis (5) waren gegroepeerd om een eigen binnenplaats, welke door een poort (6) onderling waren verbonden. De beide huizen waren gegroeid uit twee verschillende instellingen die door de Begijnensloot (7 en 8) waren gescheiden.
Tussen de Begijnensloot en de Nieuwezijds Voorburgwal was in het begin van de 15de eeuw het St.-Lucienklooster ontstaan dat een uitgang naar de Kalverstraat verwierf (3), waarnaast een koestal (4) gebouwd werd. Tegenover deze nieuwe uitgang naar de Kalverstraat was in het begin van de 16de eeuw het eerste weeshuis (1) gesticht en geleidelijk uitgebreid. In 1580 werd dit overgebracht naar het ontruimde St.-Lucienklooster. Op den duur bleek ook dit gebouw niet groot genoeg zodat het weeshuis in 1632 werd uitgebreid met het gebouw van het voormalige Oudemannenhuis dat verbouwd werd tot jongenshuis. Het oude St.-Lucienklooster waar de meisjes en kleine kinderen achterbleven werd nu geheel vernieuwd. Het kreeg een eigen uitgang naar de St.-Luciensteeg en de grote binnenplaats van het klooster werd door een dwarse vleugel in twee delen gesplitst. (9 en 10). De achterplaats die nu ontstond (10) was slechts klein en werd iets vergroot doordat men een klein hoekje van het Begijnhof afnam. De Begijnensloot (7 en 8) die tot nu toe de beide instellingen gescheiden had kwam na de uitbreiding dwars door het weeshuiscomplex te lopen. Hij werd daar overkluisd en voor het grootste deel bebouwd. Bij de verbouwing van het Burgerweeshuis tot Historisch Museum van de stad Amsterdam is getracht het complex zoveel mogelijk toegankelijk te maken. Naast de bestaande ingangen werd een nieuwe toegang gemaakt op de plaats van de gedempte Begijnensloot (8). De bebouwing werd hier gesloopt en een nieuwe galerij gebouwd voor expositie van de schuttersstukken (7). Hierdoor werd de plaats van deze vroegere waterloop die in de ontwikkeling van dit complex zo'n belangrijke rol heeft gespeeld, weer herkenbaar. Deze nieuwe schuttersgalerij en de drie binnenplaatsen werden vrij toegankelijk voor voetgangers. Doordat de derde binnenplaats met het Begijnhof werd verbonden ontstond er een boeiend samenspel van verschillende binnenhoven. De hoofdingang van het complex bevindt zich nog steeds in de
Kalverstraat. Aan de eerste binnenplaats (5) ligt het restaurant, dat geheel herbouwd is en waar het grote beeld van Goliath, afkomstig van de doolhof aan de Prinsengracht, een plaats vond. Boven de galerij (3) zijn de vertrekken van de museumstaf. Verder vindt men in de zuidvleugel een diaprojectieruimte, terwijl het vroegere jongenshuis werd ingericht voor het houden van tentoonstellingen. In de vleugels om de tweede binnenplaats is de vaste kern van het museumbezit ondergebracht. Hier bevindt zich de hoofdingang van het museum, de oude toegang tot het meisjeshuis, die in het verlengde van de ingang van de Kalverstraat gelegen is. De derde binnenplaats is veranderd doordat het hek dat de speelplaats van de kleine kinderen afscheidde, verplaatst is naar de gedempte Begijnensloot en de muur naar het Begijnhof werd gesloopt.
| |
| |
1
legenda
Afb. 1. Plattegrond van het tot Historisch Museum ingerichte gebouwencomplex van het Burgerweeshuis, schaal 1:600.
1. | Het eerste weeshuis, gesticht in het begin der 16de eeuw, van 1586-1886 herberg de Keizerskroon, daarna winkelmagazijn. |
2. | Hoofdingang aan de Kalverstraat. Poort en voorpleintje uit 1581. |
3. | Galerij uit 1632, waarboven vroeger de jongensschool was en thans de vertrekken voor de staf van het museum zijn. |
4. | Koestal, later timmerloods, thans herbouwd als restaurant. |
5. | Eerste binnenplaats, vroeger jongensplaats. Tegen de achterzijde van de huizen aan de Kalverstraat de kastwand voor het opbergen van de bezittingen van de jongens. Links schoolmeesterswoning, thans diaprojectieruimte. Het hoofdgebouw aan de achterzijde van de plaats is ontstaan als Oudemannenhuis, sinds 1632 jongenshuis, thans tentoonstellingsruimte. |
6. | Pleintje boven de overkluisde Begijnensloot. |
7. | Voormalige Begijnensloot, thans schuttersgalerij, een overdekte openbare passage door het museumcomplex. |
8. | Niet overdekt gedeelte van de gedempte Begijnensloot. |
9. | Tweede binnenplaats, vroeger meisjesplaats. Rechts vleugel met regentenzaal; boven hoofdingang en meisjeseetzaal; links en onder vleugels voor de kleine kinderen. Aan deze binnenplaats zijn thans de voornaamste vleugels van het museum. |
10. | Derde binnenplaats. Vroeger door hek in twee delen gesplitst. Een deel diende als speelplaats voor de kleine kinderen, het andere had een bedrijfskarakter. Thans één ruimte, en opengelegd naar het Begijnhof, het hek is verplaatst naar de Begijnensloot. |
11. | Nieuwezijds Voorburgwal. Tot de demping in 1884 stond de achtergevel van het weeshuis hier aan het water. |
12. | Toegang aan de St.-Luciensteeg. In 1634 gemaakt door het afbreken van enkele huizen aan de St.-Luciensteeg. |
| |
| |
2
| |
| |
| |
Het eerste weeshuis
Het eerste Amsterdamse weeshuis werd op de plaats van het huidige pand Kalverstraat 71 in het begin van de 16de eeuw gesticht. Nadat dit weeshuis in 1580 door de weeskinderen was verlaten werd het door de regenten verhuurd aan de herberg de Keizerskroon, die er tot 1886 gevestigd bleef. In 1725 werd het oude gebouw op kosten van het weeshuis door een nieuw pand vervangen. Afb. 2. Anonieme tekening van het eerste weeshuis in 1725 voor de afbraak (g.a.a.). De fraaie renaissancegevel, die vermoedelijk in 1568 gebouwd werd (blz. 2) schijnt dan nog vrijwel geheel zijn oorspronkelijke vorm bewaard te hebben. De gevel was geplaatst voor een breed huis met het dak evenwijdig aan de straat. De stadskaart van Balthasar Florisz uit 1625 toont aan dat er twee vleugels achterelkaar waren (afb. 3). Uit de muurankers in de voorgevel, die met het oog op de verzakking wellicht later in aantal zijn uitgebreid, blijkt dat het pand een houtskelet bezat met muurstijlen in de voorgevel. Merkwaardig is dat op de tekening van voor de afbraak het linkerdeel van het dak ontbreekt. Afb. 4. Tekening van J.M.A. Rieke uit 1886 van het nieuwe gebouw van de Keizerskroon (g.a.a.). In 1725 werd op een nieuwe fundering een geheel nieuw huis gebouwd. Ook de dakvorm was anders (afb. 6). De nieuwe hoge gevel werd bekroond door beeldhouwwerk van Ignatius van Logtern (afb. 5), dat zich thans in het Rijksmuseum bevindt. In 1886 werd de gevel geheel gewijzigd en het pand ingericht tot winkel.
3
4
5
| |
| |
6
| |
| |
7
| |
Het burgerweeshuis en omgeving
Afb. 6. Gedeelte van de wijkkaart van 1761 (g.a.a.). Tussen Kalverstraat en Rokin ligt de Nieuwezijds Kapel, in de middeleeuwen Kapel ter Heilige Stede geheten. Dit kerkgebouw werd gesticht op de plaats waar in 1345 het wonder van Amsterdam had plaats gevonden en was aan het einde van de middeleeuwen uitgegroeid tot een vrij omvangrijk gebouw. Het is mogelijk dat deze zeer vereerde plaats enkele geestelijke stichtingen heeft aangetrokken. Op het eiland tussen de latere Begijnensloot en de Nieuwezijds Voorburgwal werd het Begijnhof gesticht en in 1414 het St.-Lucienklooster.
Het Oudemannenhuis, onmiddellijk achter de huizen van de Kalverstraat gelegen, was een stichting die nauw samenhing met genoemde kapel. Dat het eerste weeshuis in het begin van de 16de eeuw in het bouwblok naast deze kapel gesticht werd schijnt toeval te zijn.
De wijkkaart van 1761 geeft het weeshuis weer na de grote verbouwingen van de 18de eeuw. Daarbij waren niet alleen de gevels aan de binnenplaatsen gemoderniseerd doch ook de omringende huizen aan Kalverstraat en St.-Luciensteeg, die in eigendom aan het weeshuis toebehoorden, waren grotendeels vernieuwd. Men had deze vernieuwingen niet aangegrepen om het gebouw meer in het zicht te brengen. De panden langs de rand waren te belangrijk voor de inkomsten van het weeshuis. Het weeshuis bleef zijn naar binnen gekeerd karakter houden, gegroepeerd om enkele binnenhoven. De serie van vier binnenplaatsen van weeshuis en Begijnhof, welke in dit bouwblok achter de huizen aanwezig was vormde een zeldzaam element in de Amsterdamse stadsstructuur. Ook de Begijnensloot, die dit bouwblok in tweeën deelt en die vermoedelijk is aangelegd om het terrein te ontwateren is hier nog duidelijk te herkennen. Hoewel deze kaart de structuur van dit gebied goed weergeeft is hij op het gebied van de bebouwing niet altijd betrouwbaar. Het enige punt waarop het weeshuis met een belangrijk stuk architectuur aan de openbare weg kwam, was de poort aan de Kalverstraat. De gevels aan de straten en binnenplaatsen schijnen met zorg te zijn getekend. Op de eerste binnenplaats is de gevel van het jongenshuis uit 1739 exact afgebeeld. Op de meis jesplaats hebben de kruiskozijnen op de begane grond plaats gemaakt voor schuifvensters. De dakkapellen zijn hier reeds in aantal gehalveerd.
Op andere plaatsen zijn er veel onjuistheden. Dat de bebouwing aan de St.-Luciensteeg is weggelaten komt doordat deze in een andere wijk lag. De keukenplaats van het weeshuis had echter niet behoeven te ontbreken. Ook is het dak boven de galerij aan de jongensplaats ten onrechte dubbel getekend, terwijl aan de Begijnensloot achter de Kalverstraat teveel panden staan. Enige aandacht vraagt ook de derde binnenplaats, die tussen het Begijnhof en de meisjesplaats in is gelegen. De onregelmatige vorm van deze plaats komt op de kaart niet tot uiting, wel blijkt dat er zes bomen staan en dat er een tuintje is. Wellicht heeft hierop een uitgave betrekking uit juni 1733 waar f 27. 1.- verantwoord wordt voor planten en bollen ‘int tuintje’ (a.b.w. 224). Afb. 7. Tekening van H.P. Schouten uit 1781 van de poort aan de Kalverstraat (g.a.a.). Dit is de oudste bewaarde afbeelding van de poort. Links is op deze tekening een deel van de Nieuwezijds Kapel te zien. Het fraaie hoekhuis, naast de kapel, komt reeds voor op de stadskaart van Balthasar Florisz uit 1625. Afb 8. De duif, het teken van het Burgerweeshuis. Vignet uit het midden van de 18de eeuw.
[8]
| |
| |
9
| |
| |
10
| |
De poort aan de kalverstraat
Afb. 9. Gedeelte van de tekening van H.P. Schouten van afbeelding 7. Nadat het weeshuis in 1580 was verplaatst naar het vroegere St.-Lucienklooster aan de overzijde van de Kalverstraat, lieten de regenten reeds in 1581 een monumentale ingang bouwen om de voorbijgangers aan het bestaan van deze instelling te herinneren.
Afb. 10. Tekst uit Wagenaar (tweede stuk, p. 276) over het bouwen van de poort. Toen Wagenaar in 1765 het weeshuis beschreef stonden beide huizen er nog. Iets verder beschrijft hij de poort uitvoeriger.
‘Voor de Poort van 't Jongens-Huis, in de Kalverstraat, is een klein vierkant Plein, waarop, voor aan, in 't midden, een koperen gegooten Armbos gesteld is. De twee burgerwooningen, ter wederzyde, op de hoeken van dit Plein gebouwd, komen, onder anderen, het Weeshuis toe. En in de voorgevels van dezelven, zyn twee Weeskinderen uitgehouwen: een Meisje in den eenen, en een Jongen, in den anderen. Beide houden ze een tafereel voor zig, waarop deeze verzen van den Digter Joost van Vondel gelezen worden:
Op het eerste:
Hier treurt het Weeskint met gedult,
Dat arm is zonder zyne schult,
En in zyn armoê moet vergaen,
Indien gy 't weigert by te staen.
Zoo gy gezegent zyt van Godt,
Vertroost ons uit uw overschot.
Op het andere:
Geen armer Wees op aerde zwerft,
Dan die der Weezen Vader derft.
Der Weezen Vader derft hy niet,
Die Weezen troost in haer verdriet.
Dies sla uw oogen op ons neêr,
Ons aller Vader troost u weêr.
De Poort zelve is, van boven, versierd met eenige Weeskinderen, staroogende op eene duif, het zinnebeeld van den Heiligen Geest, naar welken, de Wees- en Gasthuizen, en dit Weeshuis in 't byzonder, van ouds, plagten genoemd te worden. Ook staat dit zelfde zinnebeeld, nog tegenwoordig, aan een huis in de Kalverstraat, op den hoek van eene steeg, die, om dezelfde reden, de Duifjes steeg genaamd wordt. En men ziet het boven verscheiden’ ingangen in 't Huis, en zelfs, op het gewoone zegel der Regenten. Onder de afbeeldsels der Weeskinderen, boven de Voorpoorte van 't Jongens-Huis, leest men deeze regels van den genoemden Digter:
Wy groeijen vast, in tal en last,
Ons tweede Vaders klaagen.
Ay, ga niet voort, door deeze Poort,
Of help een luttel draagen.’
‘Aan elke Poort van 't Weeshuis, is een Poortier. De Jongens-Poort wordt, met het luiden der Stads Poortklok, geopend en geslooten. Zo de werkjongens, na agt uuren 's avonds, t' huis komen, moet de Poortier daarvan aan de Regenten kennis geeven. De Poortiers mogen geene kinderen laaten uitgaan, dan die toonen, verlof te hebben.’
| |
| |
11
12
| |
De poort en de latere wijzigingen
Direct nadat de wezen in 1580 hun eerste, toen geheel gemoderniseerde huis aan de oostzijde van de Kalverstraat (afb. 2) verlaten hadden en het veel grotere doch oude St.-Lucienklooster betrokken, werd aan hun nieuwe verblijfplaats bekendheid gegeven door een nieuwe monumentale toegang aan de Kalverstraat. Het klooster bezat door een gang tussen de huizen verbinding met de Kalverstraat, de hoofdtoegang heeft van oudsher aan de zijde van de Nieuwezijds Voorburgwal gelegen. De regenten van het weeshuis verlegden de toegang naar de zijde van de Kalverstraat. Om hier een ruimere entree te krijgen werden de huizen aan weerszijden van de gang gesloopt en vervangen door twee nieuwe huizen die iets smaller waren, zodat er een taps toelopend pleintje voor de nieuwe toegangspoort ontstond. De poort en de huizen vormden een geheel dat in 1581 tot stand kwam (blz. 160). De bedoeling was niet alleen de aandacht te vestigen op het weeshuis doch vooral op het offerblok, dat ten gunste van de wezen voor de ingang was opgesteld. Het oorspronkelijke houten offerblok moet in de tweede helft van de 17de eeuw vervangen zijn door het huidige koperen offerblok. Afb 11. Offerblok voor het weeshuis (opn. 1974). Van dit model werden er ook bij andere gestichten aangetroffen. In 1828 werd het offerblok binnen de poort geplaatst. De poort tussen de beide huizen stond oorspronkelijk vrij in de ruimte en sloot de gang af die naar het weeshuis leidde. In 1642 werd de opbouw boven de poort aangebracht met het stadswapen en het fronton (blz. 218). Het is in deze toestand dat we de ingang van het weeshuis afgebeeld vinden op de wijkkaart van 1761. Het huis aan de linkerzijde van de ingang werd in 1771 vernieuwd waarbij het reliëf naar de zijgevel werd overgebracht (blz. 354). Het nieuwe huis was hoger dan het oude en bezat een geheel bakstenen zijgevel zodat de samenhang met het rechterhuis, dat in het bezit was van een houten pui ter hoogte van de poort verloren ging.
Dit laatste huis dat nog in zijn oorspronkelijke toestand bij Schouten voorkomt (afb. 9) werd in 1785 gemoderniseerd, waarbij het reliëf naar de zijgevel werd overgebracht, doch de houten pui grotendeels behouden bleef. Afb 12. Litho naar Hilverdink uit van der Vijver II (1845). Hier is de situatie na deze verbouwing afgebeeld. Sindsdien verdwenen de paaltjes die het voorpleintje steeds hadden afgesloten. Na de inrichting tot museum werd het offerblok weer buiten gezet. Een opname uit 1974 toont het voorpleintje als hoofdtoegang van het museum (afb. 13).
| |
| |
13
| |
| |
14
| |
| |
15
| |
De poortdoorgang en het reliëf
Afb. 14. De poort aan de Kalverstraat in de huidige toestand (opn. 1974). Van het project uit 1581 waarmee het weeshuis zijn bestaan aan de voorbijgangers in de Kalverstraat toonde is alleen de poort vrij gaaf bewaard gebleven. De beide zijreliëfs die in de voorgevels van de huizen naast de poort stonden zijn naar de zijgevels verplaatst, waarbij dat aan de linkerzijde vernieuwd werd. Van deze beide reliëfs toont het linker een weesmeisje en het rechter een weesjongen die in een nis staan en een bord vasthouden. De zijreliëfs hangen samen met het grote reliëf boven de poort dat vier weesjongens en vier weesmeisjes te zien geeft die gegroepeerd zijn om de duif als symbool van het weeshuis. De opschriften op de beide borden van de zijreliëfs en dat onder het middenreliëf wijzen naar het offerblok als middelpunt van de gehele aanleg. Deze opschriften worden reeds door tijdgenoten aan Vondel toegeschreven. Bij de restauratie van het reliëf boven de poort is er geen oudere tekst onder de huidige aangetroffen. De strook waarop de tekst geplaatst is schijnt te laag voor het tweeregelige opschrift. De borden van de zijreliëfs zijn bedoeld om een geschilderd opschrift te plaatsen. Slechts bij het rechtse reliëf (afb. 16) zouden bij een restauratie onder de vele malen overgeschilderde tekst nog sporen van een oudere tekst aangetroffen kunnen worden. Afb. 15. Het grote reliëf na de restauratie (opn. 1975).
Het grote reliëf is gemaakt van een kalkhoudende zandsteen van slechte kwaliteit. Reeds vroeg waren er reparaties nodig (blz. 153) en in de loop der tijd verdwenen verscheidene vooruitstekende delen, waarvan enkele in gewijzigde vorm weer werden aangevuld. Het reliëf bestaat uit twee stukken steen zodat middendoor een horizontale naad loopt. Vooral op deze plaats zijn vele beschadigingen opgetreden. Om een consolidatie mogelijk te maken werd het reliëf in 1968 uitgenomen en vervangen door een afgietsel dat sedertdien in de poort gebleven is. De gemetselde rand die zich oorspronkelijk om het reliëf bevond is om dit afgietsel nog niet aangebracht (afb. 14). Het herstelde reliëf werd in het museum geplaatst. Na het afnemen van vele verflagen kwam bij de onderste lagen de blauwe kleur van de broeken weer te voorschijn die tot ca. 1810 in gebruik is geweest.
Afb. 16 (z.o.z.). Het reliëf uit het huis rechts van de poort (opn. 1960) Afb. 17 (z.o.z.). Nis naast het grote reliëf boven de poort. De samenhang in vormgeving tussen beide nissen blijkt groot.
| |
| |
16
17
| |
Het restaurant met david en goliath
Rechts van de galerij, die zich achter de poort bevindt lag het koehuis, waar in het begin van de 17de eeuw in de winter twintig koeien stonden en boter en kaas gemaakt werd. Met de grote verbouwing in 1632 werd het koehuis ingericht tot timmerloods en als zodanig in 1716 geheel vernieuwd (blz. 244). Na verscheidene verbouwingen in de 19de eeuw werd dit onderdeel van het complex in 1966 geheel gesloopt waarna hier een nieuw restaurant gebouwd werd dat de hoofdvorm van het vroegere koehuis enigszins benadert. De hoge ruimte van het nieuwe restaurant bood een goede plaats om het beeld van Goliath op te stellen.
Afb. 18. De beeldengroep van David en Goliath (opn. 1974).
Deze beelden hebben steeds tot het bezit van de Oude Doolhof aan de Prinsengracht behoord en zijn vermoedelijk in het midden van de 17de eeuw vervaardigd door Albert Vinckenbrinck (Oud-Holland 1883; 30 en 119, idem 1887; 73 en idem 1888; 201). Nadat de beelden na de opheffing van de Doolhof in 1862 in bezit van de stad gekomen zijn en in de stadstimmertuin, het raadhuis, het Rijksmuseum en in de Waag hadden gestaan werden zij na gerestaureerd te zijn in 1970 op hun huidige plaats opgesteld.
| |
| |
18
| |
| |
19
20
| |
De galerij aan de jongensplaats
Afb. 19. Gedeelte van de gravure van Commelin (2de druk, 1726).
‘; de Poort ingaande komt men in een Galderye op veertien hartsteene zuylen rustende, ter welker slinker hand een ruyme vierkantige binne-plaatse is,’ schrijft Commelin in zijn stadsbeschrijving van 1693 en geeft daarbij de eerste betrouwbare afbeelding van dit onderdeel. De galerij en de binnenplaats waren tot stand gekomen bij de grote verbouwing van 1632 waarbij het vroegere Oudemannenhuis bij het weeshuis werd getrokken en ingericht werd voor de oudere jongens. Aan de nieuwe jongensplaats was de galerij het belangrijkste gebouw dat toen tot stand kwam (blz. 196). Wagenaar vermeldt in 1765: ‘De Jongens-School is boven de gaandery, aan de Noordzyde der Binnenplaats’ en over het gebruik van deze school deelt hij verderop mee: ‘Als de jongens elf of twaalf, en de meisjes tien of elf jaaren bereikt hebben, gaan de eersten, in 't groote-Jongens-, en de anderen, in 't groote-Meisjes-Huis, over. Hier wordt, voor de Jongens, van den eersten Maart tot den laatsten October, tweemaal, en van den eersten November tot den Laatsten February, driemaal 'sdaags, lees-, schrijf-, en rekenschool gehouden, uitgenomen des Saturdags, na den middag. Het Avondschool in den winter is alleen geschikt voor de Jongens die op een ambagt gaan.’
‘De Werkjongens moeten, als zy geen werk hebben, ook het Dagschool bywoonen. Jaarlyks, worden de vorderingen der Schooljongens door de Regenten
| |
| |
[21]
onderzogt, die hun ook eenige prysjes, bestaande in een Bijbel, Nieuw Testament of Psalmboek, en een klein vereeringkje in geld uitdeelen. De Jongens, in leezen, schryven en rekenen, behoorlyk onderweezen zynde, worden, zo veel gevoeglyk zy, naar hunne eigene keuze, op een handwerk besteed, voor den tyd van zes of zeven jaaren. Men bedingt, gemeenlyk, in ieder jaar, zes stuivers ter weeke, verhooging van hun loon, welk ten voordeele van het Huis komt. Doch by eene Keure van den negenentwintigsten Augustus des jaars 1634, is aan elk uitdrukkelyk verbooden, eenigen Weesjongen in zynen dienst te neemen, dan met kennis en toe stemming der Regenten. Het huis verschaft, aan de Jongens, ‘tgene zy, tot het oefenen van hun handwerk, behoeven.’
‘Die 't Huistimmeren leeren worden, door den Meester Timmerman van 't Weeshuys in de maanden November, December, January en February, twee avonden ter weeke, in de Teken-, Meet- en Bouwkunde onderweezen. De Weesjongens, die op een ambagt besteed worden, zyn, zo lang zy in 't Weeshuis zyn, vry van de onkosten der Gilden.’
Afb. 20. Hoek van de galerij aan de jongensplaats (opn. 1974).
Afb. 21. Gezicht op de jongensplaats vanuit de galerij (opn. 1974).
| |
| |
22
23
| |
| |
24
| |
De jongensplaats
Afb. 22. Gravure van de jongensplaats naar Dapper.
De stadsbeschrijving van Dapper (1663) geeft de eerste afbeelding van de beide binnenplaatsen van het weeshuis na de grote verbouwing van 1632. Op de prent van de jongensplaats staat het tot jongenshuis ingerichte Oudemannenhuis centraal. Links is de onderwijzerswoning en rechts de galerij, welk laatste onderdeel geheel fout is weergegeven met een kroonlijst boven de zuilen inplaats van de bogen.
Afb. 23. Gravure van de jongensplaats naar Commelin (2de druk 1726).
In de stadsbeschrijving van Commelin (1693) werd deze gravure met een aantal correcties nagevolgd en in de tweede druk (1726) met enigszins veranderde stoffering herhaald. De tweede druk is het eenvoudigst te herkennen doordat het lint met opschrift dat in de lucht zweefde is weggelaten. Wagenaar gebruikte in 1765 deze tweede druk nog als illustratie van zijn beschrijving, hoewel het hoofdgebouw toen reeds geheel veranderd was. De correcties die Commelin in de gravure van Dapper aanbracht waren de verbetering van de galerij, het afbeelden van het nieuwe dak dat in 1683 was gemaakt (blz. 226) en een veranderde weergave van de woning van de schoolmeester. Aan deze zijde werd een gebouwtje toegevoegd om de voorstelling wat langgerekter te maken. Indien dit hier werkelijk bestaan heeft kan het de glazenmakerswerkplaats zijn geweest. Aan de gevel van het hoofdgebouw werd door Commelin niets gewijzigd. De aanwijzingen die het gebouw zelf opleverde wekken het vermoeden dat deze afbeelding redelijk betrouwbaar is, alleen werd de gevel te rijzig weergegeven. Het gebouw dat Dapper afbeeldde was het Oudemannenhuis dat in 1545 gebouwd was (blz. 134). Waarschijnlijk echter was de beganegrond-ruimte omstreeks 1600 van nieuwe vensters voorzien, waarbij tevens een galerij voor het huis werd aangebracht (blz. 124), waarvan op deze afbeeldingen nog slechts een deel staat.
Afb. 24. Jongensplaats na inrichting van het gebouw tot museum (opn. 1970). De oude gevel bleef beslaan tot 1739 en werd toen door een nieuwe vervangen, waarbij de balklagen en de kap met zijn dakkapellen gehandhaafd bleven. Deze gevel bestaat thans nog, echter met een iets grotere ruitverdeling uit de 19de eeuw, welke ruitverdeling ook bij de inrichting tot museum gehandhaafd bleef.
| |
| |
25
26
| |
| |
27
28
| |
De jongensplaats in de 18de eeuw
Afb. 25. Gravure naar een tekening van H.P. Schouten (afb. 304), uit de nieuwe atlas van Fouquet (1783).
Dit was de eerste maal dat het gebouw werd afgebeeld na de grote verbouwingen van de 18de eeuw. Afb. 28. Tekst uit de beschrijving van Wagenaar (1765) welke overeenkomt met de door Fouquet afgebeelde toestand. De vertrekken die Wagenaar ten zuiden van het jongenshuis noemt zijn niet alle op de tekening te vinden. Van de ziekenzaal komt slechts het puntje van het dak boven de woning van de schoolmeester uit. Van de woning van de binnenmoeder is slechts de deur in de hoek van de binnenplaats te zien.
Afb. 26. De jongensplaats in 1818.
De tweede kleine afbeelding op het regentenbord van 1818 (afb. 137), door een onbekende tekenaar vervaardigd, is een bijgewerkte navolging van de gravure van Fouquet. Toch hebben er ondertussen enkele veranderingen plaats gevonden. Op de plaats achter de schoolmeesterswoning is een boom gegroeid, die tot 1937 bestaan heeft. Het venster in de keuken van het schoolmeestershuis, links van de pomp, is in een deur veranderd. Op enkele punten is Fouquet verbeterd. Het aantal dakkapellen op het jongenshuis is op de tekening van 1818 juister weergegeven, de vorm van de kapellen is echter weer minder goed getroffen.
Afb. 27. Jongensplaats met galerij met kastjes (Opn. 1936). De dubbele trap naar de verdieping van de galerij heeft van ca. 1860-1968 bestaan (afb. 341).
| |
| |
| |
Het gebruik van de jongensplaats
Afb. 29. Tekening van de Jongensplaats door J. Ziesenis (g.a.a.).
Op de tekeningen die Ziesenis in 1797 van de jongens- en meisjesplaats vervaardigde is een ander standpunt gekozen dan bij de prenten van Fouquet. De jongensplaats werd hier voor de eerste maal naar het noorden gezien afgebeeld. Daarbij krijgen we een volledig overzicht van de galerij met de jongensschool. De school heeft nog zijn naar buiten draaiende glas in lood vensters met tralies erachter, een toestand die blijkens een tekening van Lamberts bij de inhuldiging van het Van Speyk-monument in 1831 nog blijkt te bestaan. De oorspronkelijke vorm van kroonlijst en de oudste dakvorm is op de tekening van Ziesenis vastgelegd. Van belang is ook de achterwand van de galerij die hier voor de eerste maal wordt afgebeeld. Links zien we een deur die toegang geeft naar een trap die naar de jongensschool geleid zal hebben. Rechts daarvan is de toegang tot de timmerloods, die licht ontvangt door drie kruiskozijnen. Dan volgt de woning van de portier, die volgens Wagenaar bestond uit een keuken en een slaapkamer. De daarbij aansluitende woning van de geldophaler is niet meer te zien.
Op een aantal punten zijn wandarmen met lantaarns aangebracht, die alle eenzelfde vorm hebben en die op een verlichting naar één plan wijzen. Ook de kippen die Ziesenis hier tekent kunnen op de realiteit terug gaan aangezien nog in later tijd een deel van de kelder van het
| |
| |
jongenshuis als kippenkelder bekend stond. De bezoekers die we op de prenten aantreffen bevestigen Wagenaars mededeling dat de poorten van het huis openstonden en dat de portiers toezicht hielden op het gaan en komen van de grote weesjongens die om uit te kunnen gaan een verlofpenning moesten tonen. De volwassen personen in wezenkleding die toezicht hielden kunnen de schoolmeesters geweest zijn. De schoolmeester van de jongens had een ondermeester tot zijn beschikking en buiten de lesuren moesten nog andere taken worden verricht. Wagenaar zegt hierover: ‘De Meesters moeten, by 't opstaan en te bedde gaan der Jongens, tegenwoordig zyn: ook by 't doen van het gebed, en by het uitdeelen der boterhammen. Een hunner leest 's avonds de naamen der Jongens op, en moet van zulken, die afwezig gebleeven of te laat, of onbekwaam t'huis gekomen zyn, aan de Regenten kennis geeven.’ Waarschijnlijk moesten zij ook toezicht op het spel van de kinderen houden. In de tijd dat Wagenaar het huis beschreef waren de broeken van de jongens ‘geheel blaauw’. De wambuizen waren links rood en rechts zwart, de mouwen aan weerszijden zwart. ‘Het Huis geeft alleenlyk Engelsche mutsen aan de Jongens, die zy drie jaaren draagen moeten. De hoeden, die de meesten draagen, moeten zy zig zelven verzorgen’. (Wagenaar deel ii; 283)
Afb. 30. Korf balspel op de jongensplaats. Gedeelte van een oude ansichtkaart, vermoedelijk naar een foto van Aug. Stap (1904). Het korf balspel was zeer
30
vroeg (1903) in het weeshuis ingevoerd (blz. 273).
| |
| |
31
| |
Veranderingen aan de jongensplaats in de 19de en 20ste eeuw
Afb. 31. De jongensplaats naar het noorden (opn. 1974). Afb. 32. De jongensplaats naar het noord-westen (opn. 1974). Afb. 33. De jongensplaats naar het noordoosten (opn. 1974).
In de bij Ziesenis nog dichtgemetselde linkertraveeën van de galerij werd in 1831 het Van Speyk-monument geplaatst (blz. 280). In 1860 werden de vensters van de jongensschool gewijzigd toen deze ruimte werd ingericht tot slaapzaal voor de jongens en tot woning van de binnenvader, welke laatste herkenbaar was aan de langere vensters (blz. 266). In 1896 werden het dak en de goot vernieuwd en werden twee dakkapellen aangebracht (blz. 271). In 1898 werd de Wilhelminalinde op de binnenplaats geplant, waaromheen in 1904 een bank werd geplaatst. De veranderingen bij de inrichting tot museum waren van diepgaander aard. Van galerij en jongenshuis bleven de gevels staan, terwijl daarachter geheel nieuwe gebouwen werden opgetrokken (blz. 302). Deze ingrijpende veranderingen zijn uiterlijk nauwelijks waarneembaar. Alleen werden in het dak boven de galerij drie dakkapellen geplaatst inplaats van twee. De wand achter de galerij waarin zich een aantal vensters uit 1896 bevonden kreeg een nieuw aanzien door de boogvormige openingen waarmee het restaurant op galerij en binnenplaats uitzag.
| |
| |
32
33
| |
| |
34
| |
| |
| |
Begijnensloot en chuttersgalerij
Afb. 34. De gewelven over de Begijnensloot, na de sloping van de bebouwing erboven, gezien naar het zuiden (opn. 1964). Afb. 35. De schuttersgalerij naar het noorden (opn. 1974). Afb. 36. Toegang tot de schuttersgalerij van af de gedempte Begijnensloot. Afb. 37. Overwelving van het noordelijk deel van de Begijnensloot.
De Begijnensloot werd reeds in de 17de eeuw aan het gezicht onttrokken doordat hij overkluisd werd en bebouwd. Het oudst was de overwelving van het noordelijke deel. Nadat de bebouwing boven het zuidelijke deel van de sloot was weggebroken kwam ook daar de overkluizing aan het licht. Hier werd de schuttersgalerij gebouwd die als een openbare passage door het museum voert en gelegenheid biedt de schuttersstukken te tonen.
| |
| |
38
| |
Het pleintje voor het boekhoudershuis
Tussen de jongens- en de meisjesplaats ligt voor het boekhoudershuis een klein pleintje dat gevormd is door de overkluizing van de Begijnensloot.
Afb. 38. Deel gravure van de meisjesplaats bij Commelin (2de druk 1726). De eerste afbeelding van de toestand na die tijd geeft Dapper (1663) (afb. 47).
Commelin die beide prenten van Dapper in verbeterde vorm herhaalt voegde deze samen op een blad, waardoor zij langer en smaller werden. Aan de zijkanten werd de voorstelling uitgerekt, waardoor het pleintje boven de Begijnensloot te breed werd weergegeven. Uiterst links zien we een ronde poort die toegang gaf tot de keukenplaats van het boekhoudershuis. Daarnaast is een pomp, die bij Dapper nog ontbreekt. Dan volgt de grote deur naar de jongensplaats, een paneeldeur in een stenen omlijsting welke laatste aan de achterzijde thans nog te zien is. Deze deur, de rode deur genaamd, werd volgens Wagenaar ‘gemeenlyk, geslooten gehouden’. Rechts van de deur was een gebouwtje dat voor het jongenshuis en de Begijnensloot geplaatst was. Het bevatte links de woning en werkplaats van de schoenmaker en rechts het kantoor van de boekhouder, dat boven de Begijnensloot was gebouwd.
Afb. 39. Gedeelte van de tekening van de meisjesplaats door H.P. Schouten (g.a.a.). Op deze tekening van ca. 1775 zijn de schoenmakerswoning en het boekhouderskantoor reeds gemoderniseerd. Er is in het kantoor een monumentale deur
| |
| |
39
40
41
42
gemaakt die tevens toegang gaf tot het oude regentenkantoor in het jongenshuis. De pomp is nog niet vernieuwd.
Afb. 40. Tekening van N. van der Waaij (g.m.a.). Uit deze tekening uit het begin van deze eeuw blijkt dat er in de 19de eeuw hier veel veranderingen hebben plaats gevonden. De schoenmakerswoning is bij het boekhouderkantoor getrokken. De verdieping heeft hier plaats gemaakt voor een attiek. De deur naar de jongensplaats heeft een houten omlijsting gekregen van dezelfde vorm als de uitgang naar de St.-Luciensteeg bezat. Het dak boven de jongensschool en timmerloods dat in 1896 vernieuwd werd is van deze zijde goed te zien. De directeurswoning heeft twee deuren naast elkaar, een voor het huis en een voor de keuken. Links is een op de plaats uitgebouwde serre.
Ook deze kleine plaats kreeg in de tweede helft van de 19de eeuw een beplanting. Aan de zijde van het kantoor verscheen een smalle groenstrook, die het tot aan de inrichting tot museum uithield. De klimop tegen de achterwand en de boompjes in de potten verdwenen eerder van het toneel.
Afb. 41. Pleintje voor boekhoudershuis met gezicht door deur naar jongensplaats (opn. 1964).
Afb. 42. Oude lantaarnarm (ca. 1750), op de hoek van boekhoudersplein en meisjesplaats (opn. 1938).
| |
| |
43
| |
Het boekhoudershuis en de pomp
Afb. 43. Het boekhoudershuis na de inrichting tot directie-ruimte van het museum (opn. 1974). Het huis voor de boekhouder kan eerst gebouwd zijn nadat in 1634-35 de meisjesplaats geheel vernieuwd was. Het sloot aan bij de westgevel van de galerij en de jongensschool uit 1632. De gootlijst van dit gebouw werd over het boekhoudershuis doorgetrokken. De gevel wordt geleed in brede en smalle velden door vooruitspringende muurdammen, die door het ontbreken van basementen en kapitelen geen echte pilasters zijn. Het linkerdeel van het huis is boven de overwelfde Begijnensloot gebouwd, de zijkamer rechts is onderkelderd. De muur tussen het boekhoudershuis en de jongensschool was oorspronkelijk een hoge vrijstaande tuinmuur met een ronde poort erin.
Afb. 44 en 45. Pomp naast de poort naar de jongensplaats (opn. 1974). Deze pomp moet omstreeks 1775 vernieuwd zijn. Het is de fraaiste pomp van het weeshuis. Wagenaar beschrijft het pleintje bij het boekhoudershuis in 1765 als volgt: ‘In het Meisjes-Huis, komt men, uit de St.-Luciensteeg, over een ruim Voorplein, door een fraaije, groote hardsteenen Poort. Hier ontmoet men, eerst, ten oosten, de wooning van den Boekhouder van 't Weeshuis, waartoe de Regenten, gemeenlyk, eenen Notaris verkiezen. Zy bestaat, uit verscheiden’ goede vertrekken, tegen over welken, aan de zuidzyde van den gang, die naar 't Jongens-Weeshuis leidt, hy een Comptoir heeft. Naast het zelve, is het gewezen Regenten-Comptoir,
| |
| |
44
45
een ruim vertrek, welk op de Plaats van 't Jongens-Huis uitziet. Het wordt nu gebruikt, om de inboedels, die de kinderen inbrengen, of die 't Weeshuis erft, in orde en te koop te leggen. Ook wordt ‘er 't geld der kinderloonen en collecten geteld en ontvangen. Oostwaards van het eerstgemelde Comptoir, heeft de Schoenmaaker van het Weeshuis zyne wooning. Op de wooning van den Boekhouder, volgt, even binnen den ingang, aan dezelfde oostzyde de wooning van den Poortier’. ‘Wy hebben, reeds in 't voorbygaan, aangemerkt, dat de Regenten eenen Boekhouder hebben aangesteld, die in 't Huis woont, en gemeenlyk een Notaris is, alzo hem de redding en vereffening der boedels en goederen, die de Weeskinderen medebrengen of erven, onder 't bewind der Regenten, aanbevolen is. Daarenboven, maakt hy, uit het boek der inkomsten en uitgaaven van het Huis, welk, door de Regenten zelven, gehouden wordt, de jaarlyksche rekening op, die aan Burgemeesteren gedaan wordt. Ook neemt hy, in afwezendheid der Regenten, van alle voorvallende zaaken kennis daar van verslag doende aan de Regenten, welker gewoonlyke Vergaderingen hy ook, als Secretaris, bywoont.’
| |
| |
46
| |
De oudste prenten van de meisjesplaats
Afb. 46. Gravure uit de tweede, Nederlandse, uitgave van Pontanus (1614). Het formaat en het nummer wijzen erop dat hij aan een oudere serie ontleend is (zie blz. 4). De gravure die zeer onnauwkeurig is toont aan de linkerzijde een deel van het kinderhuis dat in 1598 gebouwd werd. In de verste hoek bevinden zich de bakkerij en brouwerij uit 1606 en rechts de oude kloostergebouwen.
Afb. 47. Gravure der meisjesplaats uit de beschrijving van Dapper. Toen Dapper in 1663 de grote plaats opnieuw afbeeldde, eveneens naar de zuidkant gezien, had er een volledige verandering plaats gevonden (afb. 46). De achterste hoek van de grote binnenplaats was aan het gezicht onttrokken door de nieuwe vleugel, die dwars over de bleek gebouwd was. De kloostergebouwen rechts zijn vervangen door een nieuwe vleugel met pilasters (zie blz. 200-215).
Afb. 48. Gravure van de meisjesplaats uit Commelin (1ste druk, 1693). Commelin herhaalt de gravure van Dapper in 1693 in meer langgerekte vorm, waarbij links een pomp werd toegevoegd en de veranderde kap van het jongenshuis werd aangegeven. Rechts werd de gevel met een venster, dat er niet was, verlengd, om het blad vol te krijgen.
| |
| |
47
48
| |
| |
49
50
| |
| |
| |
De meisjesplaats in de 18de eeuw
De meisjesplaats ondervond na de vernieuwing in 1634 een algemene bewondering. Commelin vermeldt hierover in 1693: ‘Intredende komt men op een groote geplaveyde plaats, rontom zoo cierlijk gebouwt, dat het meer een Heeren Hof, als Logement van arme Weeskinderen is gelijkende, hebbende ter rechterhand der Regenten Comptoir, seer heerlijk en kostelijk opgepoft, voorts treffelijke eetzalen, slaap-kameren en andere noodige vertrekken; tegens den ingang over, een Galdery zijnde, tegens welker gevel op Pylaaren staande, alderhande kinderlijke oeffeningen seer konstig in hartsteen uytgehouwen staat; dese plaats overgaande komt men daar de bejaarsten haar verblijf hebben.’ In de 18de eeuw werden de kruiskozijnen vervangen door schuiframen en werd de bovengenoemde galerij verbouwd en van nieuwe gevels voorzien zodat hij aansloot bij de ruim honderd jaar oudere gevels. Alleen werd het dak niet met leien gedekt en in de hoek niet omgevoerd.
Afb. 49. Gravure in de atlas Fouquet (1783), gemaakt naar een tekening van H.P. Schouten (afb. 310). Dit is de eerste afbeelding die we van deze voltooide binnenplaats bezitten. Op het moment dat Wagenaar het weeshuis beschreef (1765) was deze verbouwing al geschied. Hij beschrijft dit deel, te beginnen bij de zuidvleugel aan de rechterzijde en dan vervolgend met het vernieuwde kinderhuis (de oostvleugel) tot aan het pleintje voor het boekhoudershuis, Zuid- en oostvleugel waren bestemd voor de kleinste
kinderen. In de zuidvleugel lag ‘derzelver Eetzaal, die ook tot eene Catechiseerplaats voor de Meisjes dient en waarby een kooken en waschhuis geplaatst is. Aan de oostzyde van de groote Meisjes Plaats, is de Kinderen-School, alwaar, des Zondags, voor de Jongens, gecatechiseerd wordt en waar agter eene Speelschool voor de kleinen is. Noordwaarts van deeze twee vertrekken is het Pand; en agter of ten oosten van hetzelve, de Loots, die beide tot berging dienen.’ De speelschool en loods lagen dus achter deze vleugel boven de Begijnensloot en het pand lag op de plaats van de vroegere galerij.
Afb. 50. Tekening van de meisjesplaats van J. Ziesenis uit 1797 (g.a.a.).
Deze tekening geeft evenals de voorgaande veel informatie over details. Van de dakkapellen, die sedert de 17de eeuw in aantal gehalveerd zijn, is er op iedere zolder één geschikt gemaakt om te hijsen. We zien bij Ziesenis dezelfde wandlampen als de jongensplaats bezat. Ook zijn de deksels van de waterputten aangegeven. De man die het biervat naar de achterplaats rolt bewijst dat in het huis niet meer gebrouwen werd en dat de brouwerij is veranderd in een bierkelder. Ook de zitplanken tussen de basementen van de pilasters rondom de plaats komen op beide tekeningen voor.
| |
| |
51
| |
Latere wijzigingen aan de meisjesplaats
Afb. 51. Anonieme tekening van de meisjesplaats van het naambord van 1818 (afb. 137). Op dit moment waren de gevels nog in de toestand waarin ze in de 18de eeuw gebracht waren. In de 19de eeuw werden de vensters met zes ruiten in de breedte vervangen door ramen van vier ruiten breed. De daken van de drie oude vleugels kregen ca. 1900 pannen in plaats van leien, doch de hijsinstallaties aan een aantal dakkapellen bleven bestaan. De meest opvallende verandering was de aanleg van een beplanting in 1865. Op de hoek van het plantsoen bij de ingang werd een lantaarn geplaatst die men in 1890 ten geschenke had gekregen en die de wandlantaarns overbodig maakte. Dit alles veranderde weinig aan de architectuur.
Afb. 52. De grote meisjesplaats gezien van het pleintje voor het boekhoudershuis (opn. 1938). Wanneer men de meisjesplaats benadert door de hoofdingang aan de Kalverstraat, via de galerij en door de deur tussen de beide binnenplaatsen dan vindt men recht voor zich het toegangsportaal naar het huis van de grote meisjes. Deze deur gaf toegang tot een ruimte die vanouds de naam het middelhuis droeg. Van hieruit kon men niet alleen de verblijven der grote meisjes bereiken, doch ook de keukens die zowel voor het meisjes- als jongenshuis dienden, de woning der binnenvader en -moeder en de vertrekken der suppoosten. Bovendien was de regentessenzaal van hieruit toegankelijk evenals de archiefruimte achter de regentenzaal. Zowel in de tijd van het klooster als van het weeshuis en van het museum lag hier een belangrijk knooppunt van verbindingen. Ondanks de betekenis van deze toegang en de ligging in het verlengde van de galerij is dit portaal niet groter dan andere ingangen. Wel monumentaler behandeld is de uitgang naar de St.-Luciensteeg, die in de rechtervleugel naast de regentenzaal ligt. De travee waarin dit portaal is gelegen is breder dan de andere. Bij de verbouwing van het kinderhuis in de 18de eeuw heeft men daar in de kopgevel deze brede travee herhaald en er een ingangsportaal in aangebracht van dezelfde vorm en afmetingen. Merkwaardig is het stadswapen met festoenen dat dit nieuwe 18de eeuwse portaal bekroont. Dit beeldhouwwerk heeft een volkomen 17de eeuws karakter en schijnt een copie van een ouder portaal, evenals het kleine portaal in het midden van deze vleugel een copie was van de portalen in het oudere werk. Het is mogelijk dat de uitgang naar de St.-Luciensteeg vroeger door een dergelijk beeldhouwwerk bekroond was (blz. 252).
| |
| |
52
| |
| |
53
| |
| |
54
| |
| |
| |
De meisjesplaats na de inrichting tot museum
Afb. 53. De zuidwesthoek van de meisjesplaats na de restauratie (opn. 1975).
Afb. 54. De noordwesthoek van de meisjesplaats in de laatste fase der restauratie (opn. 1975).
Van de drie binnenplaatsen onderging de meisjesplaats bij de inrichting tot museum de grootste verandering. Het terugbrengen van de leibedekking op de drie oudste vleugels was de enige verandering aan de gebouwen. De grote wijziging van het aspect werd veroorzaakt door het verwijderen van de beplanting van 1865 en het opnieuw bestraten van de grote plaats. Hiermee werd de toestand hersteld die in het midden van de vorige eeuw had bestaan en die het karakter van de 17de eeuwse architectuur goed deed uitkomen. De gelijkmatige gevels rondom verschillen onderling slechts door hun aantal traveeën en de plaats van de portalen. Men heeft nimmer bedoeld naar buiten uit te drukken welke ruimten zich achter de gevels bevonden. Dit maakte een nieuwe indeling ten behoeve van het museum mogelijk.
55
56
57
| |
| |
| |
De achterplaats
Nadat in 1635 de zuidvleugel van de huidige meisjesplaats dwars over het bleekveld gebouwd werd, ontstond er een driehoekige achterplaats. Door een stuk grond van het Begijnhof bij het weeshuis te voegen kreeg deze derde plaats een meer rechthoekige vorm en kon men een plaats maken waar de kleinere kinderen hun spelen, die op de gravure van Pontanus (afb. 59) zijn weergegeven, konden uitvoeren. De enige verbinding waardoor de nieuwe achterplaats te bereiken was vormde een gang die aan de rechterzijde door de nieuwe vleugel liep. Aan de zijde van de meisjesplaats was deze doorgang afgesloten met een portaal van gelijke vorm als de toegang tot het meisjeshuis (afb. 53). Afb. 56. Het zogenaamde ‘ronde poortje’.
Hoe de gang door de zuid vleugel aan de kant van de achterplaats oorspronkelijk was afgewerkt is thans niet meer vast te stellen. In 1765 werd de achterplaats ingrijpend verbouwd waarbij het ronde poortje ontstond. Afb. 58. Doorkijk uit gang op achterplaats. Tekening N. van der Waaij (s.a.c.). Nadat de dwarsvleugel gebouwd was heeft geen tekenaar de moeite meer genomen de achterplaats te tekenen. Het verst ging van der Waaij met zijn doorkijk uit de gang op de achterplaats. Afb. 55. Gevelfragment van de brouwerij (opn. 1936). Het enige gedeelte van de oude bebouwing dat aan de achterplaats bewaard is gebleven is een fragment van de brouwerij. Dit gebouw werd tezamen met de bakkerij in 1606 opgetrokken (blz. 175). Afb. 57. Brouwerij met poortje uit 1606 en de daarbij aansluitende wolwinkel (opn. 1975).
58
59
| |
| |
60
| |
| |
61
| |
De latere wijzigingen aan de achterplaats
Afb. 60. De achterplaats naar het oosten (opn. 1936). De vleugel die in 1635 over het bleekveld gebouwd werd en die aan de zijde van de meisjesplaats de pilasterarchitectuur bezat was aan de kant van de achterplaats volkomen blind. In deze vleugel was beneden de eetzaal van de kleine kinderen en boven een slaapzaal. Wagenaar vermeldt in 1765 dat de eetzaal door een deur met de speelplaats van de kinderen verbonden was. In de tweede helft van de 19de eeuw zijn hier twee grotere deurpartijen aangebracht, die een betere bezonning van de ruimten op de begane grond mogelijk maakten, hoewel de ook op deze binnenplaats aanwezige boom dit weer te niet deed. In het verlengde van de eetzaal lag de kinderkeuken De vleugel die de kinderspeelplaats aan het oosteinde afsluit is gebouwd op de grond die in 1635 van het Begijnhof werd verkregen. In de 18de eeuw, vermoedelijk tegelijk met de grote verbouwing van de oostvleugel van de meisjesplaats, werd dit onderdeel gemoderniseerd (blz. 252). De 18de eeuwse vensters hebben hier hun oorspronkelijke ruitverdeling nog behouden. Beneden was hier een washuis, met daarboven een kamer voor de kindermoeder.
Afb. 61. De achterplaats naar het westen gezien (opn. 1936). De west- en de zuidvleugel van de achterplaats werden in 1765 toen Wagenaar het weeshuis beschreef gemoderniseerd. Hij begint met de beschrijving van de westvleugel waarin de keuken van het ziekenhuis van de grote meisjes, die ook het voedsel voor het jongensziekenhuis leverde, was ondergebracht: ‘Doch de kooken van dit Ziekenhuis, de slaapkamer der Ziekenmoeder, het Doodenhok, en een Kamkamer daar boven, worden tegenwoordig, (in 1765), geheellijk herbouwd. Nog meer zuidwaards, heeft men 't Meisjes-waschhuis, en naar 't bosten, een' Bier-kelder en een' Boter-kelder. Boven deeze kelders is de wooning van den kleermaaker en Wollennaaimeesteres; en daar naast de Wollen-naaiwinkel, alwaar alle de Wollenkleederen voor 't Huis gemaakt worden. Zy wordt thans ook herbouwd, en daarboven eenen plaats geschikt, tot berging van boeken en papieren van het Weeshuis’. Wat Wagenaar als bier- en boterkelder aanmerkt is de vroegere brouwerij. De kleermakerij en het archief erboven namen de plaats in van de bakkerij. Na deze vernieuwing werd de speelplaats door een hek in twee delen gedeeld (blz. 256). Thans is de muur die achterplaats en Begijnhof scheidde gesloopt, de boom verdwenen, en heeft het enigszins ingekorte hek een plaats aan de gedempte Begijnensloot gekregen.
| |
| |
62
| |
De vleugel aan de nieuwezijds voorburgwal
Aan de zijde van de Nieuwezijds Voorburgwal stond het weeshuis vroeger in het water. In de tijd van het St.-Lucienklooster was hier nog een kade, waarvan het deel achter het Begijnhof reeds in 1511 aan die instelling was afgestaan, Plannen om deze kade over dat deel te bebouwen werden eerst aan het eind van de 16de eeuw door het weeshuis verwezenlijkt. Toen ontstond een lage vleugel met een sober uiterlijk, die bovendien nog ontsierd werd door enkele privaatkokers (blz. 167). Het was duidelijk dat men deze zijde van het gebouw als een achterkant beschouwde. Nu was deze vleugel zo slecht gefundeerd en gebouwd dat er in 1680 een algehele vernieuwing nodig was (blz. 242). De gevel die toen gebouwd werd, en die thans nog bestaat, was een verdieping hoger dan de voorgaande. Hoewel ook deze gevel zeer eenvoudig was heeft men toch een grotere monumentaliteit nagestreefd. De gevel bleef onveranderd tot in het begin van de 19de eeuw. Toen werden de kruiskozijnen vervangen door schuiframen, waarbij de onderdorpels omlaag werden gebracht. Hierdoor werden de verhoudingen in de gevel meer monotoon, aangezien de vensters van de verdieping sterker op die van de begane grond gingen lijken. Bovendien werden enkele smalle vensters van het zuidelijk paviljoen dichtgemetseld. Ook werd de grote schoorsteen in het midden van de lange vleugel gesloopt.
Afb. 62. Gedeelte van de tekening van de
| |
| |
63
Nieuwezijds Voorburgwal door J.M.A. Rieke (coll. Leonhardt). Aangezien het water nog niet gedempt is en de torens van de Krijtberg aan het Singel reeds te zien zijn is deze tekening in 1884 gemaakt. Onder de eerste boog van de in 1789 vernieuwde brug is het vroegere washuis te zien. Het verhoogde paviljoen bij het Begijnhof is niet helemaal goed getekend.
Afb. 63. Foto van een gedeelte van vleugel aan de Nieuwezijds Voorburgwal door P. Oosterhuis (g.a.a.). Deze opname die gemaakt is vanaf de brug die op de tekening van Rieke te zien is dateert eveneens van 1884. In zijn rapport over de demping van dit water in 1884 sprak de stadsingenieur de hoop uit dat de regenten van het weeshuis een nieuw monumentaal gebouw aan deze brede weg zouden stichten. De regenten hadden teveel oog voor de bekoring van het bestaande gebouw (blz. 268) om hier toe over te gaan. Zij huurden een strook grond van de stad, plaatsten een hek en brachten tussen het hek en het huis een groenstrook aan. De langgerekte gevel was door het verlies van zijn voet nog lager geworden. De grote breedte van de nieuwe straat werd wat verzacht door de iepebomen die voor de gevel geplant werden.
| |
| |
64
| |
De vleugel aan de voorburgwal na de demping van het water
Afb. 64. Noordelijk deel van de vleugel aan de Voorburgwal. Afb. 65. Middendeel van dezelfde vleugel. Afb. 66. Zuidelijk paviljoen, naast het Begijnhof (opnamen ca. 1960).
De lange gevel aan de Nieuwezijds Voorburgwal bestaat uit drie delen, een linkerpaviljoen van vier vensters, een middenstuk van achttien vensters met het stadswapen in het midden, en een rechter paviljoen van vijf vensters breed. Het linkerpaviljoen is vermoedelijk in 1617 gebouwd (blz. 167), het werd in 1680 opgevijzeld en van een nieuwe gevel voorzien. Beneden was de woning voor de keukenvader en -moeder, op de eerste verdieping de regentessekamer. In 1880 werd de keuken aan de linkerzijde van dit paviljoen met een verdieping verhoogd. In de middenvleugel bevond zich links van het eerste poortje het snijhuis, waar het brood werd klaar gemaakt. Dan volgde de linnenwinkel van vijf vensters breed, daarbij sloot de ‘spelde wercks winckel’ aan, door Wagenaar aangeduid als breiwinkel. Dit vertrek bezat ook vijf vensters. Dan volgde het meisjesziekenhuis, met twee vensters aan weerszijden van het tweede poortje. Het rechter paviljoen bevatte beneden twee washuizen, het linker voor het meisjes-ziekenhuis en het rechter voor het grote meisjeshuis.
| |
| |
65
66
| |
| |
67
68
| |
Het voorplein aan de st.-luciensteeg
Afb. 67. Het weeshuis aan de zijde van de St.-Luciensteeg (ca. 1765). Tekening toegeschreven aan Jan de Beijer (g.a.a.).
Afb. 68. Menu van de grote weeskinderen volgens Commelin (1693).
Bij de grote verbouwing van de meisjesplaats in 1634 werd een tweede toegang tot het gebouw gemaakt. Hiertoe werden twee huizen aan de St.-Luciensteeg gesloopt. Het pleintje dat nu was ontstaan werd afgesloten door de regentenvleugel uit 1634. Deze nieuwe vleugel die aan de kant van de binnenplaats een verzorgde pilaster-architectuur bezat was aan de straatzijde vrijwel geheel blind. Deze blinde muur kreeg een tweedehands poortje. Links van het nieuwe voorplein stond het huis dat in 1622 in opdracht van het weeshuis gebouwd was over de Begijnensloot en dat nu hoekhuis geworden was (blz. 340). Daarop volgde het huizenblok dat in 1716 door het weeshuis aan de St.-Luciensteeg gezet was (blz. 346).
Aan de rechterzijde van het voorpleintje was in 1732 een nieuwe dienstvleugel gebouwd (blz. 245); een eenvoudig stuk utiliteitsbouw. De deur in deze nieuwe vleugel kwam uit in de bakkerij, waar driemaal per week door een bakker van buiten voor het huis gebakken werd. Daarop sloot het rookhuis aan, herkenbaar aan zijn zware schoorsteen. Hier werd het vlees voor de winter gerookt. Achter de muur aan de steeg lagen de andere dienstruimten.
Afb. 69. Rookhuis en muur aan de St.-Luciensteeg (opn. ca. 1964). Sinds 1922 zijn hier gevelstenen geplaatst (blz. 274). Wagenaar beschreef deze ruimten in 1765 beginnend aan de zijde van de poort: Hier ‘zyn de Broodbakkery, die één oven heeft, en waarby een ruim en hoog Rookhuis staat; een kleine kooken, die alleenlyk, by byzondere gelegenheden, gebruikt wordt; eene slaapkamer voor een' ongehuwde Kookenvader; eene Eetkamer voor de Suppoosten van 't Huis, en daarby de groote Kooken voor de Jongens en Meisjes, alwaar, voor drie plaatzen nevens elkander, en op twee fornuizen gekookt wordt.’
| |
| |
69
| |
| |
70
| |
| |
| |
De poort aan de st.-luciensteeg
Hier werd een van elders afkomstig, poortje geplaatst dat van een nieuw jaartal werd voorzien (blz. 208). Links van deze poort was een raam van de portierswoning. Achter dit raam bevonden zich de begane grond en een insteek. Links van deze vleugel was de achterzijde van het omstreeks 1636 over de Begijnensloot gebouwde boekhoudershuis. Tot 1744 had deze woning een aparte uitgang aan het voorplein bezeten. Deze werd in dat jaar gesloten en vermoedelijk is toen het uitstek op het voorpleintje gebouwd, dat op de tekening van de Beijer al voorkomt.
Afb. 70. De toegangspoort aan de St.-Luciensteeg, tekening van A. Eversen uit 1855 (coll. Leonhardt). De achterwand, waarin zich de poort bevindt is gepleisterd, evenals het uitstek op het pleintje.
Waarschijnlijk zijn de vensters tezelfder tijd van nieuwe ramen met een grotere ruitverdeling voorzien. Het bord met ‘Notarius’, dat de Beijer boven de poort afbeeldt verdween, nadat de laatste boekhouder die dit nevenambt uitoefende in 1812 vertrokken was. Enkele details zijn bij Eversen beter te zien dan bij de Beijer, zoals het portaal met zijn twee lampen aan weerszijden. Ook de houten schoorsteenpijp van de portierswoning en de zitbank aan de rechterzijde tegen de hoge wand van de bakkerij en het rookhuis zijn duidelijk weergegeven.
Afb. 71. Het voorplein aan de St.-Luciensteeg (opn. ca. 1964). In de eeuw tussen beide afbeeldingen zijn nog verscheidene wijzigingen geschied die geen van alle belangrijk waren maar die het pleintje toch een ander karakter gaven. Het uitstek werd in het begin van deze eeuw gesloopt en vervangen door een deur. De poort verloor zijn beide lantaarns en kreeg een nieuwe lantaarn in het bovenlicht. De bank aan de zijkant verdween. De kale muur aan de rechterzijde, die als een stuk utiliteitsbouw steeds een andere schaal had bezeten dan zijn omgeving, werd in 1923 bestemd tot museum van gevelstenen. Tenslotte werd in 1928 de pleisterlaag op de achtermuur ook weer verwijderd en werden kleine ruitjes in het raam gemaakt.
Afb. 72. Het ingangsportaal aan de St.-Luciensteeg (opn. ca. 1964). Het portaal van zandsteen en hardsteen is hier reeds van zijn verflaag ontdaan.
71
72
| |
| |
De poort tussen de jongens- en de meisjesplaats (g.a.a. Opn. 1936)
|
|