Marsmans 'Verzen' (onder de naam Hannemieke Postma)
(1977)–Hannes Meinkema– Auteursrechtelijk beschermdToetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III Invloed1 Over invloedEen onderzoek naar de invloeden die op de Verzen zijn uitgeoefend, ligt minder voor de hand dan het opsporen van periodeverschijnselen. Wanneer men een ergocentrisch model hanteert, richt men zich in de eerste plaats op het unieke aspect van het afzonderlijke literaire werk. Het bestuderen van invloeden lijkt niet in een dergelijk model te passen. Er zijn echter verscheidene studies verschenen over de invloeden die Marsman heeft ondergaan; en al valt invloed dan buiten het hier gehanteerde model, het corpus vraagt wel degelijk om een invloedonderzoek. Nu is het meestal niet zo moeilijk te demonstreren, en in Marsmans geval al zeker niet, dat de ene dichter de andere gelezen heeft: dit kan worden aangetoond met behulp van biografische gegevens en dan worden geadstrueerd door het signaleren van een aantal parallellen. ‘The rude, but justified response is: So what?’ zegt MaloneGa naar eind1. terecht. De vergelijking van literaire werken mag geen doel zijn, maar slechts middel om een doel te bereiken. Het bijeenbrengen van parallellen is het onbelangrijkste deel van een onderzoek, vinden Wellek en WarrenGa naar eind2. en Malone merkt hierover op: ‘The first assumption which might be suggested is that the ultimate purpose of all literary study and investigation is the illumination and the appreciation of the individual work of literature.’Ga naar eind3. Elke literaire studie moet leiden tot een beter begrip van het literaire werk, en dit zou dus ook voor een invloedstudie moeten gelden. Maar hoe? Voor de onderzoeker van invloeden is het onmogelijk zich te beperken tot de literaire werken zelf. Hoewel data en biografische gegevens niet gebruikt mogen worden als bewijs, vormen zij toch wel degelijk materiaal. En al zou het prachtig uitkomen als we konden bewijzen dat invloed zich uitsluitend doet gelden tussen twee literaire werken, de praktijk wijst anders uit. Niet één bepaald gedicht van bv. Trakl heeft een gedicht van bv. Marsman beïnvloed, maar dè gedichten van Trakl hebben dat gedaan. Kortweg: Marsman stond onder invloed van Trakl.Ga naar eind4. Hoewel het niet nodig is, ons bezig te houden met het creatieve proces of met de psychologie van de auteur, zou het toch van kortzichtigheid getuigen als hier niet - wellicht ten overvloede - werd gesteld dat eventuele beïnvloeding in de eerste plaats de dichter geldt,Ga naar eind5. doch dat ze pas tot uiting komt in zijn werk. Wanneer we dit niet uit het oog verliezen is het m.i. geoorloofd ons tot de gedichten zelf te beperken. Terecht zegt De DeugdGa naar eind6. overigens, dat de toereikendheid van een strikt ergocentrisch onderzoek nog nooit bewezen is. Malone gaat zelfs nog verder door te stellen dat:Ga naar eind7. ‘The fullest meaning and the final evaluation of a piece of literature can result only from comparison.’ Weliswaar vraag ik mij afGa naar eind8. of deze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitspraak in al zijn eenvoud wel opgaat, maar dat vergelijking een waardevolle bijdrage kan leveren tot de evaluatie van een tekst kan niet worden geloochend. Men dient zich echter bij een invloedonderzoek terdege te realiseren, dat ontleende elementen, evenals ander extrinsiek materiaal, esthetisch neutraal zijn. Een bepaald element in een tekst kan aantoonbaar ontleend zijn aan een andere tekst, maar alleen de wijze waarop dat element in de tekst geïntegreerd is, is bepalend voor de waarde van de tekst. Zo mag men bv. de vorm van Marsmans ‘Seinen’ niet afdoen met een simpel ‘hij stond immers onder invloed van Stramm’. Een door een ander literair werk (of door een andere dichter) beïnvloed gedicht is als gevolg van die invloed nog niet minder geworden! Invloedstudie is op het eerste gezicht een bijzondere vorm van een tekst- en contextonderzoek zoals dat in het vorige hoofdstuk is uitgevoerd. Er zijn echter duidelijke verschilpunten: Allereerst hoeft er bij periodeverschijnselen geen aantoonbaar verband tussen de beide teksten aanwezig te zijn; bij invloed moet dat m.i. wèl het geval zijn. Let wel: aantoonbaar, niet aangetóond zoals Carré het wil.Ga naar eind9. Carré maakt zich afhankelijk van toevallig aanwezige biografische gegevens.Ga naar eind10. Het is zeer wel mogelijk om uit te gaan van een bepaalde relatie (i.c. tussen Marsman en het werk van enkele andere dichters): de aard van die relatie zal pas uit het onderzoek kunnen blijken. Het is niet van primair belang dat we weten, welke bundels Marsman nu precies gelezen heeft. Wel van belang voor het betoog omtrent beïnvloeding is natuurlijk dat hij ze (naar data van verschijnen, verspreiding, algemene bekendheid) gelezen kàn hebben. Òf dat zo is blijkt impliciet, als invloed is aangetoond. In de tweede plaats moet een invloedonderzoek zich zoveel mogelijk beperken tot het woord- en verstechnisch materiaal. Hiermee wil ik allerminst suggereren, dat een dichter geen invloed zou kunnen ondergaan op ‘inhoudelijk’ gebied. Invloed is uiteraard méér dan het simpel overnemen van woorden en motieven, maar invloed kan zich alleen in een van deze vormen uiten; en, wat meer is, een benadering die uitgaat van deze ‘talige’ verschijnselen, is m.i. de enige manier om invloed controleerbaar aan te tonen. Wie zich uitsluitend op thema's, ideologie, sfeer en andere, laten we zeggen ‘inhoudelijke’, kenmerken concentreert, komt gemakkelijk in de verleiding te besluiten dat er geen invloed is. Het lijkt nogal plausibel dat de sfeer in Marsmans gedichten niet dezelfde is als in die van Trakl, Heym, Stramm, enz.: het is makkelijker te bewijzen hoe iets ànders is dan om uit een geïntegreerd geheel gedeelten los te weken en overeenkomsten aan te tonen. Niemand verwacht toch dat Marsman imiteert? Toch moet het de aandacht voor ‘inhoudelijke’ elementen zijn die Houwink ertoe bracht te beweren dat er bij Marsman geen sprake was van een expressionistische invloed: wat men daarvoor gehouden heeft is, volgens Houwink,Ga naar eind11. primair voortgekomen uit de eigen existentiële situatie. Wanneer men overeenkomstige thema's aantreft, kan dat natuurlijk wel een indicatie zijn om naar invloed te gaan zoeken. Waar de eigen existentiële situatie overeenkomt, is verwantschap waarschijnlijk en daarmee de kans op invloed groter. In de derde plaats heeft een invloedstudie een ander doel dan een tekst en context-studie. Zeker, ook een invloedstudie zou uiteindelijk het unieke van de onderzochte tekst moeten aantonen: ‘any study of influence is truly justified in revealing [...] what is infinitely more important: the turning point at which the writer frees himself of the influence and finds his originality.’Ga naar eind12. stelt Balakian. Natuurlijk is het vaststellen van de mate van originaliteit een belangrijk onderzoeksdoel, maar toch vraag ik mij af of men tijdens het bestuderen van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invloeden het oog op dat doel gericht moet houden: men zou dan immers al te gauw geneigd kunnen zijn de overeenkomsten te bagatelliseren. Overigens behoeft de ‘originaliteit’ van het werk van een dichter niet gerelateerd te zijn aan de invloeden die dat werk heeft ondergaan. Balakian heeft gelijk mits men ‘originality’ hier opvat als ‘de integratie van de beïnvloede elementen’ in het werk.Ga naar eind13. Ook op zichzelf beschouwd kan zo'n onderzoek naar invloed wel degelijk interessant zijn. Zo hoop ik in dit hoofdstuk duidelijk te maken op hoe verschillende wijze Marsman door verschillende dichters beïnvloed is. Wanneer kunnen we nu spreken van invloed, en wat bepaalt of er niet eerder verwantschap is? Zijn begrippen als invloed en verwantschap te onderscheiden en te definiëren? MinderaaGa naar eind14. onderscheidt onder de vele verschijnselen die men invloed noemt, gradaties van belang en waarde: 1. Een ritme of beeld is toevallig blijven hangen in het onderbewustzijn en wordt onbewust gebruikt. (Dit is t.a.v. Marsman soms gebeurd met Van den Bergh) 2. Voor de keuze van thema's en motieven ligt de oorsprong in bewonderde oudere dichters, en intens wordt de invloed pas, wanneer uit vergelijking van beider werken blijkt, dat een dichter voor de vorming van zijn ideeënwereld en zielegroei en voor de expressie ervan bij een ander is schoolgegaan. Zelfs dan mag men, meent Minderaa, niet pretenderen een dichter uit zijn invloeden volledig te kunnen verklaren: de dichter ‘verklaart’ eerder de invloed dan de invloed de dichter. Met Minderaas tweede categorie lijkt mij niet veel aan te vangen. Hierboven heb ik al opgemerkt dat ik niet zoveel heil zie in thema's, motieven en zielegroei. Verder gaat het in deze studie meer om het begrijpen van het werk dan van de dichter zelf. Van TieghemGa naar eind15. definiëert invloed als volgt: ‘On doit réserver ce nom [sc. d' influence] aux modifications que subit l'oeuvre d'un écrivain au contact de l'oeuvre de tel ou tel écrivain étranger.’ Maar het is natuurlijk niet alleen een buitenlandse schrijver die iemand kan beïnvloeden. Bovendien wekt Van Tieghem de indruk, alsof invloed iets zou zijn dat duidelijk is los te maken uit het geheel van een werk getuige zijn term ‘modifications’. Ook Gomperts is een dergelijke opvatting toegedaan: men krijgt er ‘een vleugel of been’ bij.Ga naar eind16. Invloed is niet hetzelfde als indruk, of, zoals Balakian het formuleert:Ga naar eind17. ‘What interests and impresses does not necessarily influence. Frequent allusions to an author, casual entries in journals or literary “confessions” are often misleading and are not necessarily indicative of basic literary debt.’ We kunnen invloed nu het beste samenvattend omschrijven als een niet noodzakelijk bewuste verwerking van bijzondere motieven, beelden en woorden, waaraan een reële betrekking tussen gever en ontvanger ten grondslag ligt.Ga naar eind18. Deze betrekking moet door vergelijking van teksten worden aangetoond, maar behoeft niet noodzakelijkerwijs biogràfisch te worden aangetoond. Verwerking van de beïnvloede elementen is voorwaarde, omdat anders geen invloed maar imitatie plaatsgevonden heeft. Hoe kan men invloed dan bewijzen? Door te zoeken naar exclusieve parallellen, zeggen Wellek en Warren.Ga naar eind19. Parallellen die aanvankelijk exclusief lijken, mogen natuurlijk niet terug te voeren zijn op een gemeenschappelijke bron.Ga naar eind20. Met ‘exclusief’ bedoel ik liever niet, als Wellek en Warren, uitsluitend letterlijke parallellen. Vaak zal een bepaalde techniek van dichten even exclusief zijn als een letterlijke woordparallel. Wellek en Warren zeggen echter niets over het niveau van de integratie van parallellen. Het lijkt mij toch belangrijk te onderzoeken op welke wijze de beïnvloede elementen deel uitmaken van de structuur van de tekst. Met de interpretaties als basis kunnen we de mate van integratie van de ‘beïnvloede’ elementen bestuderen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de aard van de parallellen is van belang. Bij Marsman zal blijken dat deze aard naar gelang van de beïnvloedende dichter aanzienlijk verschilt. Het is niet altijd mogelijk gedicht naast gedicht te leggen. De gedichten, die invloed op de bundel hebben uitgeöefend, kunnen hierdoor niet die aandacht krijgen, die zij verdienen. Centraal staan steeds de Verzen. Hoewel de lijst gemakkelijk uit te breiden zou zijn met een aantal andere namen,Ga naar eind21. moet ik me beperken tot een paar figuren: Holst, Trakl, Lasker-Schüler, Stramm en Van den Bergh. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Onderzoek naar een aantal invloeden op de Verzen2.1 Roland HolstVóór 1923 verschenen van A. Roland Holst de dichtbundels Verzen 1911 (Van Dishoeck, Bussum); De belijdenis van de stilte 1913 (Van Dishoeck, Bussum) en Voorbij de wegen 1920 (Van Dishoeck, Bussum). Ik gebruik hier de bundeling in Verzamelde gedichten I, Bussum enz. 1971 (p. 5-250). Wie Madonna leest, waarin woorden als haren, duisteren, erbarmen, en de tochten van ons waaiend bloed voorkomen, denkt direct aan Holst. Men vergelijke bv. Zij, die zoo lang in smarten lag / brandde ijl en koel in 't kalme lichtGa naar eind22. met Blauwe Tocht III 5-6 maar mij herheugt de stilte uwer tuinen, / nu smart dit jaar uw oogen duister sloeg. Ook een gedicht als Wacht heeft evident Holstiaanse trekken. Marsman is echter ook door Holst beïnvloed wat betreft de (chiffre)waarde van het woord ‘schemer’, en omdat het naspeuren van déze invloed een afgebakend terrein bestrijkt en niet een groot aantal verspreide, moeilijk onder één noemer te brengen parallellen, beperk ik me tot een vergelijking van het gebruik van ‘schemer’ bij beide dichters. Alvorens men kan vergelijken dient dus eerst de waarde van ‘schemer’ bij Holst te worden onderzocht. Ik zeg hier onderzocht, want dit onderzoek kan zich niet ten doel stellen om de meerwaarde van ‘schemer’ bij Holst definitief te bepalen. Dat zou alleen mogelijk zijn in het kader van een grondige interpretatie. Wel kunnen we nagaan in welke facetten van ‘schemer’ bij Holst Marsman de aanzet gevonden heeft tot zijn gebruik van het woord als chiffre. Dàt Marsman ‘schemer’ bij Holst vond, is niet verwonderlijk. Het woord (plus de afleidingen ervan) komt in het onderzochte materiaal 92 keer voor, waarvan drie keer in een titel. Vaak wordt het meer dan eens binnen één gedicht gebruikt. Dit laatste feit zou al op meerwaarde kunnen wijzen. Toch gebruikt Holst ‘schemer’ ook geregeld conjunct, met de gewone lexicale betekenis. Ik geef daarvan een paar voorbeelden, waarna het onderzoek zich zal richten op de gevallen van afwijkend gebruik:Ga naar eind23. het schemerduister zweefde / door 't raam naar binnen,Ga naar eind24.; bij dovend vuur of in de schemering;Ga naar eind25. door de schemering;Ga naar eind26. als schemering de dingen heeft gedoofd;Ga naar eind27. schemert het oud goud van gebroken kronen;Ga naar eind28. Waar 't najaar ritselt door de schemering; ritselt het najaar door de schemering;Ga naar eind29. en hij ging / bukkend onder wrakhout door de schemering;Ga naar eind30. scheemrend het najaar over deze zeegewesten.Ga naar eind31. Uit deze voorbeelden blijkt, dat door alle drie de bundels heen het woord ‘schemer’ af en toe zonder meerwaarde wordt gebruikt, en zelfs meermalen kan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomen binnen één gedicht. De meerwaarde van ‘schemer’ was voor Holst dus niet dwingend. Bij Marsman ligt dit anders. ‘Schemer’ wordt in de Verzen negen maal gebruikt, in Vrouw 7, Einde 3, Schaduw 11, Wacht 8, Bloesem 11 en 16, Blauwe tocht I 5 en 17, en Invocatio 15. In Schaduw heeft het woord niet dezelfde meerwaarde: -scheemrende kruiseling / aan hemels enden...De waarde hier is vergelijkbaar met het vijfde en met het laatste voorbeeld uit Holst. Eenmaal, in Blauwe Tocht I 5 is het toepasbaar: die stroomt, bij schemering; en tweemaal vinden we het met een waarde die afwijkt van de latere chiffrewaarde, nl. in Vrouw 7 en Einde 3. Daarna is bij Marsman de waarde consistent. Over Vrouw en Einde kom ik hieronder nog te spreken. Voorlopig is het duidelijk dat de uitzonderingsgevallen (Schaduw, Vrouw en Einde) terug te voeren zijn op Marsmans ontwikkeling: Schaduw en Vrouw zijn van 1919, Einde is van 1921. Alle andere gevallen vinden we in latere verzen. We kunnen dus concluderen dat vanaf het moment dat ‘schemer’ in Marsmans poëzie een bepaalde waarde had, het niet meer zonder die waarde werd gebruikt. In de gevallen waarin Holst ‘schemer’ met meerwaarde gebruikt, zijn er verschillende facetten aan die meerwaarde te onderkennen. Het lijkt zelfs wel, alsof we soms met totaal verschillende meerwaarden te doen hebben! Vergelijk bv. enerzijds: 't droeve scheem 'ren;Ga naar eind32. toen schemerende nadering / van doder dagen rijen hem ontving;Ga naar eind33. O, dat was de vreemde mineur / van het eeuwige scheemrende wee -;Ga naar eind34. omdat hun harten als verdoolde dingen / waren van waaien en van schemeringen;Ga naar eind35. in hun schemerend bedroeven; en achter ons verruist / stervender werelden verschemerend bedroeven,Ga naar eind36. met anderzijds: wij zullen dwalen door de schemerlanden / waar dromen leven is;Ga naar eind37. 'k geef nu aan jou mijn vreugd, mijn leed en / mijn schemergouden dromenschat;Ga naar eind38. naar de schemer / waar dromen weeft / slaap om wat leeft;Ga naar eind39. Schemering, wier zachte handen strelen / allen die alleengelaten zijn,Ga naar eind40. dat mij deed fluisteren: 'ik heb u lief - / in 't scheemrend haar van een vergeten vrouw,Ga naar eind41. een peinzende vrouw / met haren overscheemrend het geheimGa naar eind42. / der ogen en der vreemde rode mond.Ga naar eind43. Hier ziet men dat het wel lijkt of er twee verschillende waarden worden gehanteerd: ‘droefheid’ naast de ‘droom’. Of dit zo is, kan echter niet met zekerheid vastgesteld worden: het is zeer wel mogelijk dat ‘schemer’, binnen het totaal van Holsts poëzie gezien, één zeer complexe waarde heeft met verschillende aspecten die er modificaties van zijn. Maar voor ons lijkt de tweede reeks voorbeelden (meerwaarde II) in verband met Marsman het interessantst. Toch kan de eerste meerwaarde (meerwaarde I - ik scheid ze maar om der wille van de duidelijkheid) misschien licht werpen op Einde. Deze waarde kan natuurlijk slechts bij benadering worden ‘vertaald’. Moeilijkheden leveren vooral de overgangsgevallen op, en de ‘verschillende’ waarden binnen één vers. Omdat deze waarde I een vrij complex aanzien heeft, acht ik het nodig alle gevallen te vermelden.Ga naar eind44. De waarde treedt op door alle bundels heen. Om tot een omschrijving te komen zetten we de significante woorden en noties uit de context op een rij: ‘vaagheid, diepte; droefheid; dode dagen; eeuwig wee; eenzaamheid; herfst; mijmering; eeuwen, sferen; oud, waaien, weemoed, verloren zijn; verte, eenzaamheid; dood; stilte, dood; verdooldheid; vergankelijkheid tegenover het eeuwige; geheim; eeuwen; oud, teloor; oud verdriet; doodsverlangen; oud bedroeven’. Verder samenvatten van deze noties zou m.i. te zeer simplificeren. Maar nu Einde.Ga naar eind45. schemernacht is in dit gedicht een belangrijk woord. Grammaticaal hangt 4-7 van schemernacht af. De ontraadseling van schemernacht bepaalde de interpretatie van het vers. Het woord werd in verband gebracht met ‘onaantastbaarheid’ en ‘onbereikbaarheid’, en geïnterpreteerd als | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
karakteristieke beschrijving van de ik en diens positie tegenover de anderen.Ga naar eind46. Voegt men daar Holstiaanse noties van ‘weemoed, eeuwen, eenzaamheid, verte, verloren zijn, verdriet en vergankelijkheid’ aan toe, dan krijgt het gedicht een enigszins andere dimensie. De positieve noties worden afgezwakt (puur); 4-5 en 6-7 zijn twee tegengestelde verwoordingen van dezelfde eenzame gevoelens en de titel wint aan diepte. Het is echter niet mogelijk schemernacht onder invloed van Holsts ‘schemer I’ te interpreteren, hoe waarschijnlijk de overeenkomsten ook aandoen. Bovendien is ‘schemer’ met deze waarde bij Marsman een te geïsoleerd geval. Geheel anders staat het met de tweede meerwaarde die ‘schemer’ bij Holst vaak krijgt. De invloed van deze waarde op Marsman valt niet te betwijfelen. Een aantal gevallen: wij zullen dwalen door de schemerlanden / waar dromen leven is.Ga naar eind47. het schemerkoel van avond's schoof.Ga naar eind48. in 't scheemrend haar van een vergeten vrouw.Ga naar eind49. een peinzende vrouw / met haren overscheemrend het geheim / der ogen en der vreemde rode mond.Ga naar eind50. uw vreemde zuster, die de Schemering is [t.a.v. de geliefde].Ga naar eind51. zijn wij [gelieven] onder schemering bedolven.Ga naar eind52. Kenmerkend voor deze waarde is haar positieve notie, in tegenstelling met de hierboven gesignaleerde waarde. De voorbeelden komen uit alle drie de bundels. Ook deze meerwaarde is bij Holst dus niet tot een bepaalde periode beperkt. Over de eventuele ontwikkeling van de waarde kan ik niets zeggen: daarvoor zou eerst zekerheid moeten bestaan omtrent de chronologische volgorde van de totstandkoming van de verzen binnen de drie bundels. Wel vinden we een aantal coherentere, contextueel verhelderende woorden: ‘glanzende weemoed, verlangen, droom; geborgenheid, koelte; weelde, weemoed; zalig, mijmering; liefdessituatie en de haren van de vrouw’. De gevallen waar Holst ‘schemer’ gebruikt in verband met de haren van de vrouw, kunnen van invloed zijn geweest op Marsmans Vrouw 7 gif en scheemring. Ik hoef daar verder niets aan toe te voegen, men zie de interpretatie van Vrouw. De noties ‘weemoed en mijmering’ tonen de overgang aan tussen Holsts meerwaarde I en II. Toch ligt meerwaarde II beduidend dichter bij Marsmans ‘schemer’. Om de overeenkomst nog duidelijker te maken moet ik een viertal gedichten van Holst (bijna) in hun geheel citeren.
De Schemering
Er is een zachtheid die nooit sterft
en niet het luide leven wil,
een weemoed die nooit schoonheid derft,
en zaligheid van deemoed stil.
Over de dovende avondlanden
gaat zij met zachtomglansd gelaat,
en zoekt wie daar met lege handen
en starende ogen, die staag branden
van tranenloze wanhoop, gaat.
[...]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En toen zij van die spiegel 't staren
der ogen hieven naar omhoog,
zagen zij, diep in donkre haren,
scheemring's gelaat dat als te zware
bloem naar hun zwijgen overwoog.
Want Scheemring hield de blanke luister
dier spiegel van hun mijmering,
haar adem zeide in ijl gefluister:
‘Nooit zal der dagen zwaarste duister
verdonkren deze spiegeling’.
[...]
Zij is 't die aan hun zijde zwerft
als 't hart vergeefs verleden wil,
hun weemoed die nooit schoonheid derft,
zij is de zachtheid die nooit sterft,
de zaligheid van deemoed stil.Ga naar eind53.
De schemering is hier een gepersonifieerde, haast allegorische vrouwenfiguur, wier kenmerken zachtheid en deemoed zijn, en wier taak die van troosteres voor wanhopigen en eenzamen. Nog niet is zij de geliefde, zoals bij Marsman, en ook nog niet is het de ik die haar troost behoeft, maar ‘de eenzamen’ als collectief.
Aan de Schemering
Moeder en beminde voor de velen
die in duister droef en starend zijn,
wees ook zacht voor haar die ik beminde,
laat haar uw glanzende weemoed vinden,
laat uw weemoed zacht haar wanhoop helen,
en uw strelen doven hare pijn.
[...]
van wie gaan langs leven's luide banen
met gebroken maar féllevend hart,
starend oog en trotsbedwongen tranen
en een zwijgen dat elk lachen tart,
daar zij, liever dan zich overgeven
aan de wervlende onverschilligheid
en de luide leegten van het leven,
gaan gehuld in 't schoon gewaad, geweven
uit het zwijgen van hun eenzaamheid;
[...].Ga naar eind54.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit gedicht is de schemering weer de troostende, moederlijke figuur, maar degene die haar troost het meest behoeft is de geliefde! Nieuw is hier bovendien dat zij die de Schemering behoeven, trots zijn, fel zijn: hier ligt een raakpunt van het (kosmisch) mannelijke met het aards-vrouwlijke van de ‘schemer’ bij Marsman. Zie bv. Blauwe Tocht II 14-18.
VI. Uw zuster, zij, die ik de Schemering noem
Uw zuster, zij, die ik de Schemering noem
en die ik liefheb; - troostte zij mij niet
eens toen ik zwak was? zong ik niet haar roem
eens in het eigen weemoed zingend lied?
Maar nu ik die verloor, en luistrend leun
tegen de steilte van den tijd, en hoor
in 't donker diep der eeuwen zeegedreun
zingen wat de aard eens zong en lang verloor,
is zij mij meer geworden dan een vrouw,
die troost en die een kind uit meêlij kust;
haar liefde werd mijn wonder en mijn trouw
geheim van wijsheid en mijn dal van rust...
en mijn bedwelming, die zij om mij wond
wanneer zij mijmrend naar mij zag, en naar
mijn mond haar langzaam openende mond
neeg in de brede schaduw van heur haar.Ga naar eind55.
De identificatie schemering-geliefde is verder voortgeschreden: hoewel zij aanvankelijk de zuster van de geliefde is, eindigt het vers met een aanzet tot een liefdessituatie. Ook is hier het contrast tussen de man en het vrouwelijke schemer-element verder uitgewerkt.
Aan een Schemervrouwe
Gehuld in het herdenken van uw zwijgen
als in een kleed uit schemering geweven,
zal ik nu gaan, en mij naar stiller leven
in peinzende aandacht mijner dromen neigen.
En geen zal weten en geen zal ontwijden
uw beeld in mij, noch zal ik voor het brede
geheim der avondzee een andre vrede
dan die van uw doordroomde ziel belijden.
Want gij hebt om mijn schouderen gehangen
de mantel uwer stilte en mij gewezen
den steilen weg der eenzamen, en dezen
zal ik nu gaan met ingekeerd verlangen.
[...]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gij hebt het wezen van de diepe dalen
en waatren der verborgen schemeringen,
maar ik ben van den wind, en van het zingen
der zwervenden, die over de aarde dwalen.
[...]
Uw zwijgen is mijn bron van later zingen,
uw droom de wolkenwoning mijner stralen;
mij dagen in uw overschaduwingen
de lichte verten waar ik eens zal dwalen -
gij die het wezen hebt der diepe dalen
en waatren der verborgen schemeringen.Ga naar eind56.
Hier vinden we wel identificatie met de geliefde. Men vergelijke de eigenschap ‘stilte’ met Blauwe Tocht III 5. Ook is het contrast tussen U en ik nu scherp uitgewerkt, als bij Marsman. In de laatste strofe is zelfs iets van kosmiek te bespeuren! Wie deze vier gedichten legt naast Wacht, Bloesem, Blauwe Tocht en Invocatio ziet de overeenkomsten direct. In Wacht staat schemering voor troost en leniging, er is contrast tussen U en ik. In Bloesem en Blauwe Tocht zien we waarin Marsman verder ging dan Holst. Bij Marsman wordt het woord gebruikt met chiffrewaarde, is het niet toepasbaar meer: ‘schemer’ heeft bij Marsman aan zelfstandigheid en symboolwaarde gewonnen. Ook is de waarde eenduidiger: altijd treedt het woord op binnen de tegenstelling vrouw-man, en heeft het betrekking op de vrouw. Deze is troosteres, ja, maar vooral wonderbaarlijke geliefde, en nooit in relatie met anderen, maar uitsluitend met de ik. Schemering is geen allegorische figuur bij Marsman. Het woord wordt ook niet zelfstandig gebruikt, het wordt alleen gebezigd naar aanleiding van de wonderbaarlijke, aardse en de ik wezensvreemde, extatische eigenschappen van de vrouw (Bloesem, Blauwe Tocht I): het landschap springt in bloei waar zij komt. Die exuberantie heeft Holst niet. Zo schemering al vrouw is en niet meer allegorie, dan toch een niet-vergrote, troostende weliswaar, maar niet wonderbaarlijke vrouw. Ook in de strofen in Aan een Schemervrouwe waar haar eigenschappen in natuurbeelden worden uitgewerkt gaat Holst minder ver dan Marsman. Marsman werkt ook, vooral in Blauwe Tocht en Invocatio, het contrast scherper uit. De ik behoort wezenlijk de kosmos toe, de vrouw de aarde. ‘Schemer’ duidt rust aan naast de mannelijke tegenpool ‘onrust’. Al deze kenmerken die ‘schemer’ bij Marsman wel heeft en niet bij Holst, bewijzen duidelijk dat, al heeft Marsman de aanzet van zijn chiffre bij Holst gevonden, hij het woord uit het werk van laatstgenoemde heeft losgemaakt. Voorzover het het gebruik van het woord ‘schemer’ betreft, heeft Marsman zijn invloed zelfstandig en geïntegreerd verwerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Trakl, met een excursie naar HeymIn 1917 verscheen Trakls verzameld werk, Die Dichtungen, waarin zijn nagelaten verzen waren opgenomen, uitgegeven door K. Röck. Marsman bezat hiervan een exemplaar.Ga naar eind57. Dat Marsman door Trakl beïnvloed werd, wordt nauwelijks betwijfeld. ‘De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invloed van Trakl, wiens gedichten Marsman in ieder geval niet later dan in de zomer van 1921 heeft gelezen, is in gedichten als Das Tor, Invocatio, Madonna, Blauwe Tocht, evident’ schrijft Lehning.Ga naar eind58.. Marsman zelf was zich van zijn verwantschap met Trakl bewust: ‘Een koelen avond, rond middernacht - slaap beving reeds in zacht omarmen de zinnen der anderen, minder dan ik met de feesten van zon en aarde vertrouwd - zat ik nog wakker in het bloeiend priëel van den nacht. De kamer was laag, balken streepten somber den zolder, de wanden waren droomend met schaduw bekleed en over de tafel stroomde het goud van de lamp; daarnaast lagen, zag ik, aanschuivend tot lezen, de verzen van Trakl. Ik moest hen reeds eerder hebben gelezen, schoot mij in, maar de indruk vervaagde - hoe onverklaarbaar dit ook mij-zelf nu moest schijnen: zoo gaan wellicht werelden onder, zonder dat onze wimpers bewegen. Sindsdien werd mij dit boek een onvervreemdbaar eigendom. In het licht van Marsmans nadrukkelijke aandacht voor Trakls kleurgebruik, ligt een vergelijking van de kleuren bij beide dichters voor de hand. Hier dient zich echter weer de noodzaak tot beperking aan: een onderzoek van àl Trakls kleuren zou te omvangrijk worden. Bovendien gebruikt Trakl volgens Schneider zijn kleuren naast symbolisch ook gewoon: ‘Wenngleich in der späteren Schaffensperiode Trakls das Farbsymbol immer stärker das Feld beherrscht, so geht der unsymbolische Gebrauch der Farben stets nebenher.’Ga naar eind60. Ik zal mij beperken tot die gevallen, waar Trakl een kleurwoord als adjectief bij een abstractum gebruikt. Deze combinatie garandeert immers symboolwaarde!Ga naar eind61. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.1 Trakl en HeymDe verbinding kleurwoord-abstractum treedt ook bij Heym zeer dikwijls op. Toch geniet Trakl van beide dichters voor vergelijking de voorkeur, omdat, in ieder geval voor wat de Verzen betreft, Trakls invloed op Marsman manifester is dan die van Heym. Weliswaar is er dit grote verschil tussen de kleuren bij Heym en Trakl, dat de eerste zijn kleuren met vaste waarde gebruikt en dat ze bij Trakl positief, negatief of ambivalent kunnen zijn.Ga naar eind62. Bij Marsman ligt de kleurwaarde, wanneer een woord bij hem eenmaal meerwaarde of chiffrewaarde heeft, vast - Marsman lijkt hierin meer op Heym. Schneider maakt echter aannemelijkGa naar eind63. dat Heyms kleuren pas in de poëzie van de laatste maanden chiffrewaarde kregen, en waarschuwt ervoor dat het gevaarlijk is deze waarden op het hele werk over te dragen. Hieruit volgt in ieder geval dat Heym minder chiffren hanteert dan Trakl. Trakls chiffren komen in zijn hele werk voor. Belangrijk is ook een ander verschil ten aanzien van Marsman. Heyms kleuren hebben, volgens Mautz, die er een onderzoek naar deed, allemaal een constante negatieve waarde.Ga naar eind64. De enige uitzondering is blauw, dat volgens Mautz voor ‘het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuwige’ staat en dientengevolge zowel positief als negatief kan uitvallen.Ga naar eind65. Bij Marsman nu zijn alle chiffren positief. Hierin staat Marsman aanzienlijk dichter bij Trakl. Wel moet worden opgemerkt, dat Mautz m.i. de negatieve waarde van sommige kleuren bij Trakl overdrijft. Bij Trakl vindt men nl. voortdurend een aantal begrippen herhaald, die gemeenlijk als negatief worden ervaren, maar in Trakls poëzie (binnen het kader van het ‘neoromantische expressionisme’) ten minste als ambivalent, mogelijk zelfs positief moeten worden gezien. Ik doel hier op begrippen als ‘Schwermut’, ‘Traurigkeit’ en ‘Verwesung’: weisse Traurigkeit,Ga naar eind66. Die purpurnen Male der SchwermutGa naar eind67. en grüne Löcher voll VerwesungGa naar eind68. worden door Mautz alle drie als negatieve voorbeelden gebruikt,Ga naar eind69. terwijl de context m.i. niet tot een negatieve interpretatie van de kleur dwingt.Ga naar eind70. Dit geldt ook en vooral voor Mautz' interpretatie van ‘blau’ dat bij Trakl ‘hinsterben’ zou representeren: ‘So steht Blau in dem häufig wiederkehrenden Bild des blauen Wilds oder blauen Tiers als Metapher für kreatürliche Todverfallenheit’.Ga naar eind71. De vaak negatieve waarde die Mautz aan Trakls kleuren toekent, dient enigszins te worden gemitigeerd (wat niet wegneemt dat een tendens naar negatieve waarde vaak in Trakls kleurgebruik aanwezig is). In ieder geval lijken Trakls waarden meer dan die van Heym op die van Marsman. Er zijn op dit punt nog meer verschillen. Heym past vaak binnen één gedicht herhaling van dezelfde kleur toe, Trakl doet dit nietGa naar eind72. en Marsman evenmin. De kleuren die bij Heym het meest worden gebruikt zijn rood, wit, zwart in deze volgorde.Ga naar eind73. Bij Trakl zijn het purper en blauw.Ga naar eind74. Heym werkt uitsluitend met primaire, felle kleuren - Trakl geeft veelal de voorkeur aan tussentinten. Bij Marsman krijgen juist de niet-felle kleuren meer- of chiffrewaarde; onomstotelijke chiffrewaarde heeft blauw,Ga naar eind75. één van de vaakst bij Trakl voorkomende kleuren! Meerwaarde hebben grijs,Ga naar eind76. groen,Ga naar eind77. mogelijk witGa naar eind78. en eventueel geel.Ga naar eind79. Vooral wanneer we de waarde die Mautz aan de kleur groen bij Heym en Trakl toekent, vergelijken, dan blijkt weer dat tussen Trakl en Marsman de meeste overeenkomsten bestaan.Ga naar eind80. Groen staat bij Heym voor ‘leeg, koud’,Ga naar eind81. bij Trakl voor ‘vrede, rust’, maar ook voor ‘angst en verval’.Ga naar eind82. Marsman gebruikt groen met de notie ‘vrede’ in Blauwe Tocht I 18, en in Virgo 6 en Delft 6 staat groen met de notie ‘verval’. Naast deze argumenten die op de kleurwaarde betrekking hebben, zijn er andere waaruit hetzelf de blijkt. Trakl gebruikt niet-kleurwoorden als meerwaarde/chiffre, Heym niet. Marsman wel, men denke aan ‘bloei’, ‘boot’, ‘schemer’, en eventueel ‘ruischen’, ‘bedauwen’, ‘schrijden’ (ook Trakl gebruikt trouwens vaak het woord ‘Schritt’ met meerwaarde). Ook staat de negatieve, vaak macabere sfeer in Heyms gedichten ver van Marsman af.Ga naar eind83. Marsman mist ook de nadrukkelijke parataxis met de veelvuldige relatieve zinnen die Heym gebruikt zonder dat van onderschikking sprake is.Ga naar eind84. De verschillende wijze waarop Heym en Trakl hun gedichten opbouwen, komt vooral tot uiting in hun landschapsgedichten. Ter vergelijking citeer ik er van ieder één.
Heym:
Der Winter
Der blaue Schnee liegt auf dem ebenen Land,
Das Winter dehnt. Und die Wegweiser zeigen
Einander mit der ausgestreckten Hand
Der Horizonte violettes Schweigen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier treffen sich auf Ihrem Weg ins Leere
Vier Strassen an. Die niedren Bäume stehen
Wie Bettler kahl. Das Rot der Vogelbeere
Glänzt wie ihr Auge trübe. Die Chausseen
Verweilen kurz und sprechen aus den Ästen.
Dan ziehn sie weiter in die Einsamkeit
Gen Nord und Süden und nach Ost und Westen,
Wo bleicht der niedere tag der Winterzeit.
Ein hoher Korb mit rissigem Geflecht
Blieb von der Ernte noch im Ackerfeld.
Weissbärtig, ein Soldat, der nach Gefecht
Und heissem Tag der Toten Wache hält.
Der Schnee wird bleicher, und der Tag vergeht.
Der Sonne Atem dampft an Firmament,
Davon das Eis, das in den Lachen steht
Hinab die Strasse rot wie Feuer brennt.Ga naar eind85.
Trakl:
De Profundis
Es ist ein Stoppelfeld, in das ein schwarzer Regen fällt.
Es ist ein brauner Baum, der einsam dasteht.
Es ist ein Zischelwind, der leere Hütten umkreist -
Wie traurig dieser Abend.
Am Weiler vorbei
Sammelt die sanfte Waise noch spärliche Ähren ein.
Ihre Augen weiden rund und goldig in der Dämmerung
Und ihr Schoss harrt des himmlischen Bräutigams.
Bei der Heimkehr
Fanden die Hirten den süssen Leib
Verwest im Dornenbusch.
Ein Schatten bin ich ferne finsteren Dörfern.
Gottes Schweigen
Trank ich aus dem brunnen des Hains.
Auf meine Stirne tritt kaltes Metall.
Spinnen suchen mein Herz.
Es ist ein Licht, das in meinem Mund erlöscht.
Nachts fand ich mich auf einer Heide,
Starrend von Unrat und Staub der Sterne.
Im Haselgebüsch
Klangen wieder kristallne Engel.Ga naar eind86.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heym beschrijft een landschap volledig, terwijl Trakl niet meer dan aanduidingen geeft. Schneider formuleert het verschil aldus:Ga naar eind87. ‘Die Übereinstimmung zwischen Heym und Trakl in der Naturdarstellung reicht indes nur bis zu dem Punkt, an dem Trakl nun über die Technik der Landschaftsverfremdung noch hinausgeht. Bei ihm gibt es nämlich neben der verfremdeten Reallandschaft noch einen abstrakten Landschaftstyp, der überhaupt nicht mehr aus einem Wirklichkeitsmodell durch Verzerrung und Verfinsterung gewonnen wird, sondern von vornherein durch das freie und in gewissem Sinne auch willkürliche Zusammensetzen einzelner Wirklichkeitsfragmente entsteht. Mann kann diesen Typ im Gegensatz zur verfremdeten Landschaft als Landschaftsentwurf bezeichnen.’ Wat het landschap in de Verzen betreft is alleen Bloesem 1-7 te vergelijken.Ga naar eind88. Hier ontwerpt Marsman het landschap inderdaad meer door middel van het aangeven van details dan dat hij een volledige beschrijving geeft. Bij Trakl verandert trouwens het landschap ook zodra de vrouw er binnentreedt.Ga naar eind89. De door Schneider geconstateerde techniek hanteert Trakl niet alleen in landschapsgedichten. Ook waar mensen optreden in zijn poëzie worden hun gestalten door middel van details aangegeven: die rote Stille deines Munds.Ga naar eind90. Men vergelijke Virgo, waar Marsman hetzelfde doet. Heym daarentegen streeft voortdurend naar zo volledig mogelijke beschrijving. Heym presenteert ook vaak mensen van buitenaf, Trakl en Marsman zijn subjectiever. Toch zijn er wel degelijk overeenkomsten tussen Heym en Marsman te vinden.Ga naar eind91. Ook Meijer signaleert de verschillen tussen Heym en Marsman aan de ene en Trakl en Marsman aan de andere kant, waarbij hij echter de invloed van Trakl onderschat. Ik geef zijn karakteristiek tot slot: ‘Heym's macabre poetry, with its gruesome details of death and decomposition, is, in fact, entirely foreign to the spirit of Marsman's enthousiastic and virileGa naar eind93. poetry. Much the same can be said for the relationship between Marsman and Trakl. Trakl's preoccupation with doom and destruction (Verfall and Verwesung are key-words in his work) is also diametrically opposedGa naar eind94. to Marsman's conception of life, for which he himself accepted the term “vitalism”. But Trakl, being a subtler and more imaginative poet, made a greater impression on Marsman than Heym could ever make, and it is therefore not surprising that we find in Marsman's work more reminiscences of Trakl than of Heym. Again, the influence of Trakl on Marsman has not been very profound; the similarities which strike us are no more than isolated instances. Trakl's influence remained on the surface and never really entered into Marsman's sphere of thought. Still, there are a few elements to be noted of which Trakl may have been the origin. Typical of the construction of a number of poems of both Trakl and Marsman is their beginning with a few words which indicate the situation [...].Ga naar eind95. Then there is a curious use of the interjection O!, which I have not come across in other Dutch or German poets of that period.Ga naar eind96. Both Trakl and Marsman do not use it in the usual way, as an evocation, but more as a pure exclamation: “O! die Flöte des Lichts (Verwandlung des Bösen) [...]. Also the use of the colours blue and green is practically identical in both poets.’Ga naar eind97. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.2 MateriaalIk ben me ervan bewust dat de keuze om de combinatie van kleurwoord met abstractum te onderzoeken, niet alleen veel aspecten van Trakls invloed op Marsman onbesproken laat,Ga naar eind98. maar ook veel uitsluit dat typerend is voor Trakls kleurgebruik überhaupt.Ga naar eind99. Zo vallen de niet-toepaselijke kleuradjectieven bij concreta buiten ons bestek.Ga naar eind100. Ook de zo te noemen ‘half-concreta’, woorden als ‘schaduw, wolken, dag en nacht, ruimte’ enz., waar het kleurwoord vaak wel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toepasbaar lijkt, moeten om wille van de overzichtelijkheid buiten beschouwing blijven.Ga naar eind101. Eveneens valt het woord ‘dunkel’ af, omdat Marsman ‘donker’ geen enkele maal als kleurwoord gebruikt.Ga naar eind102. Duidelijk zal zijn, dat predicatief gebruikte adjectieven eveneens onbesproken blijven.Ga naar eind103. Hetzelfde geldt voor de gevallen waar het verband tussen het kleurwoord en het abstractum indirect in de nabije context wordt gelegd.Ga naar eind104. Ten slotte sluit ik een aantal vaak door Trakl gebruikte adjectieven uit die geen kleurwoord zijn, hoewel het aspect ‘kleur’ vaak mede de waarde bepaalt.Ga naar eind105. Na uitschakeling van bovengenoemde categorieën tel ik bij Trakl 88 combinaties van kleuradjectief en abstractum, de varianten van gedichten waarin deze verbinding optreedt, meegeteld. Marsman heeft deze verbinding 16 maal, wanneer we de categorieën die bij Trakl zijn uitgeschakeld niet meerekenen.Ga naar eind106. Aangezien het aantal onderzochte verzen van Trakl ongeveer 300 bedraagt, lijkt het of Marsman naar verhouding de figuur tweemaal zo vaak toepast. Men dient echter te bedenken dat Trakl überhaupt meer met kleuren werkt dan Marsman: in totaal vinden we in de Verzen 30 maal een kleurwoord, d.w.z. ongeveer 1 maal per gedicht. Bij Trakl daarentegen is het geen uitzondering als een vers zes kleurwoorden telt. Hier vinden we alvast een aanwijzing, dat het niet in de eerste plaats Trakls kleurgebruik is dat Marsman beïnvloedde, als wel dìt procédé van kleuradjectief plus abstractum! Dat Marsman hierin door Trakl beïnvloed is, lijdt geen twijfel: geen van de andere expressionistische dichters gebruikte deze combinatie zo vaak en veel.Ga naar eind107. Onze aandacht zal zich nu moeten richten op twee verschillende facetten van het parallellenmateriaal. Eerst zullen we onderzoeken in hoeverre het kleurwoord losgemaakt is van de lexicale betekenis bij beide dichters,Ga naar eind108. en vervolgens moet worden gezocht naar de mate van overeenkomst die de respectieve kleuren hebben in waarde en toepasbaarheid.Ga naar eind109. Vooral dit laatste is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De waarde van Trakls chiffren ligt allerminst vast, zoals Schneider waarschuwend opmerkt:Ga naar eind110. ‘Trakls Dichtung ist nach einem Wort Rilkes “unbetretbar wie der Raum im Spiegel”. Die Gedichte Georg Trakls muten an wie mosaikartige Arrangements von Satzfragmenten und einzelnen Worten, deren gedanklicher Zusammenhang entweder gänzlich fehlt oder verborgen und verwischt ist. Die einzelnen Teile scheinen nicht in sich selbst Sinn und Bedeutung zu haben, sondern erst in ihrer Gesamtheit, in ihrem funktionalen Zusammenwirken. Bei einer so beschaffenen Dichtung stösst die Deutung des sprachlichen Details natürlich auf die grössten Schwierigkeiten. Der Untersuchung des Einzelnen muss das Erlebnis des Ganzen, des ganzen Gedichts, ja des ganzen Dichtwerks vorausgegangen sein und dauernd gegenwärtig bleiben.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Stadia van losmakingMautz onderscheidt drie verschillende manieren waarop de kleur zich bij Heym en Trakl losmaakt van de lexicale betekenis:Ga naar eind111. ‘Dass die Farben im dichterischen Ausdruck nicht mehr nur dazu dienen, eine Eigenschaft bestimmter, sinnlich wahrgenommener Gegenstände wiederzugeben, ist die erste Voraussetzung dafür, dass sie mit Charakteren und Bedeutungen belehnt werden können, die über ihre eigene unmittelbare sinnliche Qualität hinausgehen. Von der volkstümlichen Farbensymbolik, in der etwa Weiss als Farbe der Unschuld, Grün als die der Hoffnung usw. gilt, aber auch von einer solchen, wie sie Goethes Farbenlehre im Abschnitt über die sinnlich-sittliche Wirkung der Farbe gibt, unterscheidet sich die metaphorische Funktion, die den Farben in der expressionistischen Lyrik, insbesondere bei Heym und Trakl zuerteilt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wird, dadurch, dass nicht mehr den Farben “an sich”, als objektiven Phänomenen eine Bedeutung einwohnt, sondern diese ihnen subjektiv aufgeladen wird. Den Charakter der expressiven Farbmetapher bestimmen drei wesentliche Momente: Het is wel duidelijk dat deze drie ‘Momente’ verschillende stadia van losmaking representeren, waarbij dan het kleurwoord in het derde stadium het zelfstandige karakter krijgt van een chiffre. (Overigens doet de scheiding die Mautz aanbrengt ietwat absoluut aan, zo kan een kleur met affectieve waarde bv. ook in een synesthesie optreden, ik denk aan zijn eigen voorbeeld blaues Orgelgeleier). Het lijkt zinvol om aan het materiaal van Trakl en Marsman te onderzoeken hoe deze drie stadia zijn gerepresenteerd. Maar alvorens dat te doen moeten we, naast de mening van Mautz, die ten slotte Heym als uitgangspunt heeft, ook die van Schneider ten aanzien van Trakl bezien, aangezien Trakls kleurgebruik in vele opzichten van dat van Heym verschilt. Trakl werkt nl. anders met chiffren dan Heym. Typerend voor Trakl is dat de waarde van het kleurwoord niet vastligt.Ga naar eind113. Zo schrijft Schneider: ‘Kennzeichnend für die Mehrzahl der Farbmetaphern Trakls ist, dass die Farbe abstrakt gebraucht wird. Die Farbe wird nicht nur zur Kennzeichnung etwa von akustischen Sinneswahrnehmungen herangezogen, wie das auch bei Heym zu beobachten war,Ga naar eind114. sondern auch zum Ausdruck von Sachverhalten und Erfahrungen verwendet, die ausserhalb der Sphäre sinnlicher Wahrnehmbarkeit liegen. Der Übergang zum Abstrakten Farbgebrauch vollzieht sich bei Trakl derart, dass er zunächst die Farbe nicht mehr ausschliesslich als Merkmalswert und Gestaltsqualität von Gegenständen erlebt, sondern ihr einen Eigenwert verleiht.Ga naar eind115. Je weiter aber der Farbmerkmalsträger in den Hintergrund rückt, desto mehr verliert die Farbe ihren attributiven Charakter und wird zum selbständigen Anschauungswert. [...] Als Symbol repräsentiert die Farbe bei Trakl einen unaussprechlichen oder in Kürze nicht auszusagenden subjektiven Gefühlswert. Im symbolischen Gebrauch ist von der realen optischen und sinnlichen Qualität des Farbworts ganz oder teilweise abstrahiert, und es kann daher in den verschiedensten Bedeutungszusammenhängen als Stimmungssymbol gebraucht werden.Ga naar eind116. Van een kleursymboliek in die zin, dat het kleurwoord een vaste waarde krijgt, is bij Trakl volgens SchneiderGa naar eind119. geen sprake. Daarom spreekt Schneider ook van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Stimmungssymbolik durch Farben’, en niet van ‘Farbsymbolik’ zelf. De moeilijkheid bij het interpreteren van Trakls kleuren is dus gelegen in het feit ‘dass die Farbe festen Sinn und Wert nicht schon hat, sondern erst aus dem Zusammenhang der Aussage gewinnt. Das Farbwort verstärkt den Aussagezusammenhang nicht in dem Sinne, dass es sachlich oder gedanklich etwas beträgt, sondern allein in der Weise, dass es das in der Aussage implizite erhaltene Stimmungselement überhölt und zum Wirken bringt’.Ga naar eind120. Samenvattend zegt Schneider:Ga naar eind121. ‘Der Vorgang, der zur Bildung dieser Stimmungssymbolik führt, stellt sich da als eine Subjektivierung der Farben. Das natürliche, objektive Ordnungssystem der Farben wird aufgehoben, und es kommt nicht zu einer Wiederherstellung dieser Ordnung auf höherer Ebene in einer Farbsymbolik. Das seines objektiven Sinnes entkleidete Farbadjectiv gewinnt einen neuen Sinn immer nur momentan durch die Situation, in der es auftritt, durch das Wort, dem es zugeordnet wird.’ Nu we weten, in welke opzichten we met Trakls kleuren voorzichtig moeten zijn, kunnen we zijn verbindingen van kleurwoord en abstractum naar Mautz' drie categorieën indelen. Wat de kleur rood betreft, vinden we dan zevenmaal stadium I, eenmaal stadium II, en negenmaal stadium III.Ga naar eind122. Bij zwart treffen we zevenmaal het eerste en tienmaal het derde stadium aan.Ga naar eind123. Bruin levert viermaal stadium I, tweemaal stadium II en eenmaal stadium III op.Ga naar eind124. Voor blauw vinden we zeventien maal het eerste, tweemaal het tweede en achtmaal het derde.Ga naar eind125. Grijs komt niet vaak voor: tweemaal in het eerste en eenmaal in het derde stadium,Ga naar eind126. wit driemaal in het eerste en viermaal in het derde,Ga naar eind127. zilver alleen tweemaal in het eerste stadium.Ga naar eind128. Geel komt alleen in het derde stadium voor en wel eenmaal,Ga naar eind129. en groen ten slotte vinden we driemaal in het eerste en eenmaal in het derde stadium.Ga naar eind130. Natuurlijk is het mogelijk per geval van mening te verschillen, maar als we optellen blijkt dat bij Trakl het eerste stadium duidelijk overweegt met 45 gevallen. Het tweede stadium komt het minst vaak voor, nl. 8 keer, en het derde, het naar mijn mening meest expressionistische, 34 keer. Hoe ligt deze verhouding nu bij Marsman? Van de zestien gevallen behoren er zes tot de eerste groep (grijzen wind, witten geur, groen signaal, groene ademing, blauer wind, gele schuinte); vier tot de tweede (witte doodengroet, groene duister, grijze horizonten, grijze vuur); en zes tot de derde (bruinen vrede, blauw geluk, groene gevaren, Blauwe Tocht, groene dood, zilvren dood). Verhoudingsgewijs is de derde en vooral de tweede groep bij Marsman vaker gerepresenteerd. Marsman gebruikt zijn kleuren dus vaker met gevoelswaarde (derde stadium) dan Trakl, en ook vaker gebruikt hij een andere kleur dan bij het betreffende substantief zou worden verwacht. Bij Trakl overwegen de zintuiglijke combinaties die synesthetisch zijn of er heel dicht in de buurt liggen. Marsman blijkt zijn kleuren, vergeleken bij Trakl, dus verder van hun lexicale betekenis los te maken. Toch is er reden om voorzichtig te zijn met deze conclusies. Er zijn nl. twee bezwaren tegen Mautz' indeling aan te voeren:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze gevallen is de kleur verschoven wèl toepasbaar (groene op linde, rote op ‘Mund’) - hoewel het niet uit de citaten blijkt. Wanneer we werkelijk willen weten hoe Marsman door Trakls kleurgebruik beïnvloed is, moet daarom tevens de waarde van de kleur en de contextuele toepasbaarheid worden onderzocht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.4 Waarde en toepasbaarheidWe zullen nu kleur voor kleur beurtelings bij beide dichters behandelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BruinBij Trakl: braune StilleGa naar eind132., in der braunen Stille des Herbstes,Ga naar eind133. in der braunen Kühle des Herbstes,Ga naar eind134. im braunen Grün,Ga naar eind135. im braunen Grün,Ga naar eind136. der Eichen braunes Schweigen,Ga naar eind137. in der braunen Stille der Eichen.Ga naar eind138. Mautz noch Schneider zeggen iets over ‘bruin’ bij Trakl, maar het is duidelijk dat de waarde bij beide dichters verbluffend gelijk is. Wat de toepasbaarheid betreft, vinden we op drie gevallen na bij Trakl een duidelijke verschuiving (tweemaal ‘herfst’, tweemaal ‘eiken’). In het eerste voorbeeld is die verschuiving er ook, maar indirecter: O wie sie die braune Stille stören, / In der ein Acker sich verzückt. Bij Marsman is ditzelfde indirecte verband te leggen: vrede is ‘bruin’ voor het nachtland, en het woord akkeraarde komt in dezelfde regel voor! In Trakls twee overblijvende gevallen is er sprake van een directe kleurtegenstelling, maar als we even verder kijken,Ga naar eind140. blijkt dat ook hier ‘bruin’ bij Trakl een waarde heeft als ‘herfstig, oud, vredig’. Meestal is de kleur bij Trakl dus verschoven direct toepasbaar, eenmaal is er een indirecte verschuiving bij beide dichters, en tweemaal geeft Trakl een kleurtegenstelling die ontoepasbaar is tenzij als sfeerwoord, d.w.z. met chiffrekarakter. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BlauwGa naar eind141.Trakl: Gottes blauer Odem wehtGa naar eind142., Ein blauer Augenblick ist nur mehr Seele,Ga naar eind143. des Ölbaums blaue Stille,Ga naar eind144. blauer Glanz,Ga naar eind145. Sonjas Leben, blaue Stille,Ga naar eind146. Blaues Orgelgeleier,Ga naar eind147. Blaue Seele, dunkles Wandern,Ga naar eind148. des Wassers blaue Regung,Ga naar eind149. Ein blaues Lächeln,Ga naar eind150. die Sanftmut bläulichen Blickes,Ga naar eind151. der blauen Klage des Abends,Ga naar eind152. Blaue Kühle / Odmet das nächtige Tal,Ga naar eind153. in blauer Blüh[bomen],Ga naar eind154. Die alten Wasser gurgeln ein blaues Lachen,Ga naar eind155. Der blaue Ton der Flöte,Ga naar eind156. Blaue Klage / Eines moosigen Waldquells,Ga naar eind157. Die blaue Seele,Ga naar eind158. Die blaue Stimme des Engels,Ga naar eind159. O blaue Stille,Ga naar eind160. Nymphe vergraben in bläulichen Schlaf,Ga naar eind161. In blauer Stille,Ga naar eind162. blauen wind,Ga naar eind163. Der blauen Stille des Ölbaums,Ga naar eind164. In der blauen Stille / und Versöhnung des Ölbaums,Ga naar eind165. der Wolken blaue RuhGa naar eind166. en blauer Musik.Ga naar eind167. Mautz merkt over blauw bij Trakl het volgende op:Ga naar eind169. ‘Die gleiche Polarisierung des metaphorischen Charakters von Blau in ein positives und negatives Extrem begegnet in der Farbensprache Trakls. Auch in ihr hat es einerseits die Bedeutung des Göttlichen, Ewigen, Reinen [...] Andererseits steht Blau bei Trakl gerade als Metapher gerade für Vergänglichkeit, für Leiden, Todverfallenheit, “Hinsterben”’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schneider echter kent ‘blauw’ een positievere waarde toe: ‘dass dem Blau als Symbol auf jeden Fall ein positiver Stimmungswert zuzumessen ist’.Ga naar eind170. Ik ben het meer met Schneider eens dan met Mautz.Ga naar eind171. Maar ook al is blauw bij Trakl positief, dan is hier duidelijk te zien dat het niet hetzelfde blauw is dat we bij Marsman vinden! Exuberantie bij Trakl is er weinig, ‘Stille, Geduld, Seele, Sanftmut’ zijn de woorden die het vaakst hierboven bij blauw in de buurt staan. Bij Marsman staat ‘blauw’ voor ‘puur, extatisch, juichend geluk’ en daar is niets verstilds of weemoedigs bij. Ter demonstratie volgt hier de context van de parallel ‘blaue wind’ bij Trakl. Men vergelijke met Das Tor 4. Und Wolken regen sich im blauen Wind,
Wie Liebende die sich im Schlaf umschlingen,
Vielleicht, das um ein Aas dort Fliegen schwingen,
Vielleicht auch weint im Mutterschoss ein Kind.Ga naar eind172.
De voorkeur voor ‘blauw’ hebben beide dichters gemeen, maar de waarde van ‘blauw’ heeft Marsman niet van Trakl overgenomen. Marsmans ‘blauw’ heeft een eigen chiffrewaarde, ook al is Trakls ‘blauw’ er de aanzet toe geweest. Hoe zit het nu met de toepasbaarheid? De voorbeelden tonen aan dat het woord bij Trakl losser is geraakt van de kleurwaarde dan ‘bruin’, maar toch wordt ‘blauw’ ook wel verschoven gebruikt, in 6 à 7 gevallen staat het in de buurt van ‘water, lucht of wolken’. Opvallend is de verschuiving naar de ‘olijfboom’, waar de kleur toch niet op toe te passen is: een olijfboom is grijsgroen. Mogelijk wordt aan de blauwige glans van de schaduw gerefereerd - ook van Gogh schilderde blauwe olijfbomen. Wanneer we de olijfbomen als ‘blauw’ laten gelden, wordt deze kleur bij Trakl tienmaal verschoven gebruikt. Viermaal gebruikt hij de kleur verder in auditieve zin, waarvan driemaal in verband met muziek. Het blijkt wel, dat blauw, volgens Schneider altijd positief, en minder vaak verschoven gebruikt, een bijzondere plaats inneemt onder Trakls kleuren. Dit heeft Marsman met hem gemeen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GrijsOp de conclusies ten aanzien van de kleur ‘grijs’ valt niet helemaal te vertrouwen, het duitse woord ‘grau’ betekent immers zowel ‘grijs’ als ‘grauw’. Trakl: Der graue Wind,Ga naar eind173. grauer Schwüle,Ga naar eind174. des grauen steinernen Schweigens.Ga naar eind175. De waarde is volkomen tegengesteld. Bij Marsman is ‘grijs’ positief, ‘aards’, en in die zin komt het voor in combinatie met de geliefde; bij Trakl is inderdaad de lexicale betekenis ‘grauw’ toepasbaar.Ga naar eind177. Het verschil is hier groter dan bij ‘blauw’ het geval was. Marsman wijkt verder van de lexicale betekenis af. En hoewel beiden de kleur bij abstracta gebruiken, abstraheert Marsman minder dan Trakl: wind in uw grijzen wind is door de meerwaarde concreter dan de lexicale betekenis die het woord in Trakls eerste voorbeeld heeft; vuur is indirect wel met oog in verband te brengen, en de kleur bij horizonten lijkt vrij normaal toegepast. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WitTrakl: weisse Traurigkeit [sterren],Ga naar eind178. Sonjas weisses Leben,Ga naar eind179., Weisser Schlaf:,Ga naar eind180. Weisse Stimmen,Ga naar eind181. weisse Stimme [wind],Ga naar eind182. mit weissen Schritten,Ga naar eind183. weissen Schlaf.Ga naar eind184. Mautz: ‘So repräsentiert in ihr Weiss einerseits Reinheit, stimmt aber, wo es einen negativen Ausdruckscharakter hat, in diesem mit demjenigen überein, auf den es bei Heym festgelegt ist’,Ga naar eind185. d.w.z. ‘Affektcharakter des Schrekkens und Entsetzens’.Ga naar eind186. Weer is Schneider minder categorisch negatief: ‘“Weiss wird [...] symbolisch von Trakl vorwiegend im Sinne von seelischer Reinheit gebraucht. Doch begegnet diese Farbe als Symbol wiederum auch in Zusammenhängen eindeutig negativer Bedeutung.Ga naar eind187. Marsman: witten doodengroet in Schaduw 7,Ga naar eind188. en witten geur in Bloesem 13. Alleen het tweede geval kan een meerwaarde hebben die verwant is met die van Trakl. In Schaduw is ‘wit’ toepasbaar op lenden 8, en lijkt negatieve waarde te hebben, maar die is niet gelijk aan de negatieve waarde van ‘wit’ bij Trakl. Eenmaal gebruikt Marsman ‘wit’ indirect toepasbaar, eenmaal niet toepasbaar. Bij Trakl is het eerste voorbeeld met de kleur van ‘sterren’ in verband te brengen, maar verder is ‘wit’ niet toepasbaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZilverTrakl: in silbernen Lachen [Wolken],Ga naar eind189. Des Weidenwäldchens silbernes Geflüster.Ga naar eind190. Marsman: zilvren dood in Hiddensoe 7. Weer is de waarde radicaal tegengesteld. Wel moeten we bedenken dat zilvren bij Marsman toepasbaar is op het mes in het ‘maanlicht’. Schneider merkt op, dat ‘zilver’ in verhouding tot de andere kleuren bij Trakl meer van kleurwaarde behoudt:Ga naar eind191. ‘“Silbern” scheint als Farbe oft das durch Lichtwirkung gleichsam geadelte Weiss der Haut zu bezeichnen.’ In deze voorbeelden brengt Trakl de kleur tweemaal in verband met geluid, aan de andere kant is de notie ‘lichtwerking’ er wel van belang. Bij Marsman ook, alleen is het hier ‘avondlicht’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GeelTrakl: von gelben Schrecken.Ga naar eind192. Mautz geeft ‘geel’ bij TraklGa naar eind194. dezelfde waarde als bij Heym:Ga naar eind195. ‘onheilvol, verderfelijk of angstaanjagend’. Daar is bij Marsman geen sprake van. Mogelijk heeft ‘geel’ bij Marsman wel meerwaarde, maar geen negatieve. In ieder geval heeft de kleur bij Marsman wel iets met ‘licht’ te maken, en dan in intensere zin dan ‘zilver’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GroenGa naar eind196.Trakl: die grüne Verwesung des Fleisches,Ga naar eind197. über der grünen Stille des Teichs,Ga naar eind198. aber mit ergrünendem Schritt gehst du am Wald hin,Ga naar eind199. Das Herz versöhnt in grüner Stille.Ga naar eind200. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens MautzGa naar eind201. gebruikt Trakl groen ‘in doppelter metaphorischer Funktion. In positiver Bedeutung hat es die Aura des Friedens, der Ruhe im Sinne von Versöhnung [...]. In negativer Bedeutung has es den Charakter des Angst- und Ekelerregenden, von Verfall’. Deze beide waarden zijn bij Marsman ook te vinden!Ga naar eind202. Weliswaar wordt ‘groen’ in Vrouw en Smaragd niet zo uitzonderlijk gebruikt, zeker wat Vrouw aangaat is het bet wijfelbaar of hier invloed van Trakl geldt, en in Smaragd speelt de ogenkleur die naar de titel verwijst, zeer duidelijk mee. Maar in Virgo en Delft zien we Trakls negatieve waarde van groen met de notie ‘verval’, en in Blauwe Tocht I de positieve: ‘vrede, droom’. Alleen al het feit dat Marsman ‘groen’ met verschillende meerwaarde gebruikt, is indicatief voor de invloed. In alle gevallen is bij Marsman in de context de kleur toepasbaar. In Trakls eerste en vierde voorbeeld is dat niet het geval, in het derde indirect wel. Marsman heeft de waarde van ‘groen’ onbetwistbaar overgenomen van Trakl, maar gaat minder ver in de losmaking van de kleur. Groen kan, in navolging van Trakl, bij Marsman zowel voor ‘vrede’ als voor ‘verval’ staan, maar niet indien de kleur niet in de context kan worden toegepast. De invloed van ‘groen’ ligt dus tegengesteld aan die van ‘blauw’: daar werd niet de waarde overgenomen maar wel de ontoepasbaarheid. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.5 ConclusiesHet zou plezierig zijn geweest, als de invloed van Trakl op Marsman van dezelfde aard was als die van Rimbaud op Trakl.Ga naar eind203. Dit is echter niet het geval. Toch is in de voorgaande paragrafen wel degelijk gebleken, dat Meijer Trakls invloed heeft onderschat. Afgezien van losse parallellen die elders werden behandeld, bleek deze invloed uit de combinatie van kleuradjectief en abstractum bij beide dichters. Dit procédé speciaal heeft Marsman van Trakl overgenomen - van de andere dingen die Trakl met kleuren doet, vinden we naar verhouding weinig bij Marsman terug. Wat betreft de mate van losmaking van de kleurwaarde,Ga naar eind204. bleek bij Trakl het synesthetische gebruik te overwegen met 45 gevallen. Minder vaak (acht keer) vonden we een andere kleur dan bij het betreffende substantief zou worden verwacht, maar dit zou kunnen komen omdat we alleen abstracta hebben onderzocht. Mèt affectieve waarde telden we 34 gevallen. Bij Marsman troffen we in verhouding vaker affectieve waarde aan; daarin is de leerling een stap verder gegaan dan de meester. Nu was synesthesie voor Marsman natuurlijk ook een veel minder treffend nieuwe techniek. Marsman maakt zijn kleuradjectieven dus verder los van hun lexicale betekenis dan Trakl - als we Mautz drie ‘momenten’ als stadia opvatten. Treffender waren de resultaten bij het onderzoek naar de waarde en de toepasbaarheid van de verschillende kleuren.Ga naar eind205. In dit schema staat een + voor overeenkomst tussen beide dichters, een - voor verschil:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wit, zilver en geel leverden weinig beslissend materiaal en zijn daarom niet in het schema opgenomen. In de gevallen waar de waarde overeenkomt (groen en bruin) is duidelijk sprake van een min of meer klakkeloze overname - wat niet inhoudt dat de waarden van deze kleuren niet geïntegreerd zouden zijn. Integendeel. Tekenend zijn ook de twee tegengestelde waarden van groen die Marsman in navolging van Trakl hanteert. Bij blauw en grijs, waar de waarde niet, maar het chiffrekarakter wèl beïnvloed is, heeft Marsman zich van zijn voorbeeld meer losgemaakt; hier is het chiffrekarakter eveneens geïntegreerd. De mate van ontoepasbaarheid in de context bleek bij beiden op drie niveaus te kunnen liggen: de kleur kan toepasbaar zijn in de nabije context (der linde groene ademing); de kleur kan toepasbaar zijn in de context van het gedicht (zilvren dood); en ten slotte kan de kleur niet-toepasbaar zijn. Deze laatste vorm van ontoepasbaarheid is kenmerkend voor chiffregebruik. In dit schema geven de getallen het aantal malen aan dat de kleur bij beide dichters werd aangetroffen.
Aan dit schema valt op, dat Marsman (behalve bij geel waar van Trakl maar éen voorbeeld is) in geen enkel vakje alleen staat: Marsman gebruikt geen kleuren op een manier waarop Trakl diezelfde kleur niet ook gebruikt. Dat kan geen toeval zijn. Twee van de drie graden van ontoepasbaarheid treffen we vaker bij Trakl aan: de verschuiving (twaalf maal op 54 gevallen is ruim 1 op 5) en het ‘chiffre’ (36 maal, 2 op 3). Wel moeten we hierbij aantekenen dat Trakls ‘chiffren’ een ander karakter hebben dan die van Marsman. Omdat bij Trakl de waarde van een kleurwoord dubbelzinnig is, kan een chiffre bij hem nl. nooit meer worden dan een illustràtie van een mededeling, nooit de mededeling zelf. Dat kan bij Marsman wel. De kleur-chiffren zijn bij Trakl in hogere mate afhankelijk van de context dan bij Marsman. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder Marsmans 16 gevallen treffen we tweemaal (1 op 8) verschuiving aan, en vijf maal (± 1 op 3) is er chiffrewaarde. Alle gevallen van ‘blauw’ vallen hieronder. Bij Trakl is zesmaal (1 op 9) de kleur in de context van het hele vers toepasbaar, tegen Marsman negenmaal (ruim 1 op 2). In deze tweede categorie (zie het schema), ligt de invloed hier het duidelijkst. Marsman is geneigd zijn kleuradjectieven ‘ontoepasbaarder’ te gebruiken dan Trakl. Trakls chiffren liggen dichter bij meerwaarde. Marsman heeft zijn invloed zelfstandig verwerkt. LehningGa naar eind206. ziet vooral invloed van Trakl in Das Tor, Invocatio, Blauwe Tocht, Madonna: gedichten van 1921 en 1922. In elk geval moeten Wacht, Virgo, Bloesem en Delft aan dit rijtje worden toegevoegd. In de gedichten voor Das Tor bespeuren we inderdaad geen invloed.Ga naar eind207. Ik eindig met een opmerking van Van Ostaijen, die ik volledig onderschrijf: ‘Meer dan “Seinen” dat met een gedicht op een motto van deze dichter sluit, vertonen de gedichten van “Droomkristal” een verwantschap met Trakl, zo b.v. het gedicht “Madonna” met dit vers: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Else Lasker-SchülerHoewel Lehning haar in verband met Marsman noemt,Ga naar eind209. wordt nergens in de literatuur over de invloed van Lasker-Schüler op Marsman gesproken. Toch is Marsman wel degelijk ook door Else Lasker-Schüler beïnvloed, hoewel pas evident in PenthesileiaGa naar eind210.. De aanduidingen van deze invloed in de Verzen zijn opzichzelf geen overtuigende bewijzen. Om deze reden ga ik maar kort op Lasker-Schüler in.Ga naar eind211. In de Verzen ligt het te vergelijken materiaal nogal verspreid, en te geïsoleerd om op zichzelf meer dan een vermoeden van invloed te kunnen wettigen. De meest typische woorden en beelden die Lasker-Schüler gebruikt,Ga naar eind212. zijn ‘blauw, bloeien, tuin, bloemen, schemer, ster (zelfs als kleurwoord stern gebruikt), hert, hart en hemel’. Blauw is voor Else Lasker-Schüler de kleur van het paradijs, niet noodzakelijkerwijs voor het liefdesgeluk, hoewel het vaak zo lijkt: Schon vor Sternzeiten / Wünschte ich mir diese blaue, / Helle, leuchteblaue Liebe.Ga naar eind213. Het woord ‘Schimmer’ heeft een soortgelijke waarde als bij Marsman, maar wordt evenmin noodzakelijkerwijs met de geliefde in verband gebracht. Bovendien is in het Duits de betekenis natuurlijk ook anders, ook al heeft bij Marsmans chiffre mogelijk de betekenis van ‘Schimmer’ meegespeeld (men denke aan schemerende glanzen in Invocatio 15). Enkele voorbeelden: Du sichst mich golden schimmern / Durch mein Abendherz;Ga naar eind214. Durch die Seide ihrer Ebenholzhaare / Schimmerte Tausendundeinenacht;Ga naar eind215. Schimmer streute sie von sichGa naar eind216. en Unsere schimmernden Nächte sind aufgeblüht.Ga naar eind217. Een andere belangrijke chiffreparallel is die van het ‘bloeien’. Geen duitse dichter gebruikt dit woord zo vaak en zo veel als Lasker-Schüler. Bij Heynicke komt het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook voor, maar daar krijgt het een andere waarde, nl. die van ‘mensenliefde in het algemeen’.Ga naar eind218. De waarde die ‘bloeien’ bij Lasker-Schüler heeft, komt overeen met de waarde die Marsman er aan geeft. Ik zet een aantal sprekende voorbeelden achter elkaar: Von dir geht alles Blühen aus;Ga naar eind219. Wenn wir uns ansehn, / Blühn unsere Augen.Ga naar eind220. Bloesem 12 is de enige regel in de Verzen waar onmiskenbaar invloed van Lasker-Schüler op is uitgeoefend. Wanneer we naar de woorden in de Verzen kijken, die aan Lasker-Schüler doen denken,Ga naar eind224. blijkt het volgende: de hoogste concentratie van Lasker-Schüler-achtige woorden vindt men in ‘Droomkristal’. Dit is niet verwonderlijk, daar ‘DK’ uit liefdesgedichten bestaat en Lasker-Schüler de enige expressionistische dichter is die veel liefdesgedichten geschreven heeft.Ga naar eind225. De combinatie van dergelijke woorden in één gedicht van Marsman suggereert duidelijker de invloed dan het voorkomen van diezelfde woorden geïsoleerd zou doen. De regel en alle bloemen anders luiden dan uw stem in Blauwe Tocht III 3, is typisch Lasker-Schüler door de combinatie van bloemen en geliefde. Cf. Überall wollen Blumen aus mirGa naar eind226. en Freude streut seine Stimme / Über den Weg.Ga naar eind227. Wanneer we op dergelijke combinaties letten, doen ‘RS’ en de ‘Seinen’ nauwelijks mee. Een gedicht waarin veel Lasker-Schüler-achtige woorden voorkomen is Das Tor, waarover hieronder meer. Andere overeenkomsten tussen Marsman en Lasker-Schüler, van vagere aard, liggen op het punt van de kosmische of aardse vergroting, bij Lasker-Schüler (als de aardse vergroting bij Marsman) meestal toegepast op de (mannelijke) geliefde. en: Hinter deiner stolzen, ewigen Wimper gingen wir unter.
Schwermütige Sterne brannten auf deinem Lide.
Deine grosse Hand beugte das Meer.
[...]
Die Wüste war dein Schild
In der Schlacht.Ga naar eind229.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook bijbelse beelden, die vooral aan het Hooglied doen denken, worden door Lasker-Schüler gebruikt. Een voorbeeld:
An den Prinzen Tristan
Auf deiner blauen Seele
Setzen sich die Sterne zur Nacht.
Man muss leise mit dir sein,
O, du mein Tempel,
Meine Gebete erschrecken dich;
Meine Perlen werden wach
Von meinem heiligen Tanz.
Es ist nicht Tag und nicht Stern,
Ich kenne die Welt nicht mehr,
Nur dich - alles ist Himmel.Ga naar eind230.
Men vergelijke Marsmans Invocatio en Madonna. Verder zijn er natuurlijk een groot aantal niet-exclusieve parallellen bij Else Lasker-Schüler te vinden.Ga naar eind231. In Das Tor komt de grootste combinatie van Lasker-Schüler-achtige woorden en beelden voor. Om aan te geven, dat in de Verzen wel degelijk invloed van Lasker-Schüler te vinden is, heb ik bij elke regel van dit gedicht parallellen gezocht, die weliswaar niet exclusief zijn maar wel een indruk van de invloed geven.Ga naar eind232. Vergelijk Das Tor I Das runde läuten met: Wie ein heimlicher Brunnen / Murmelt mein Blut, Immer von dir, immer von mir.Ga naar eind233. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mein Herz / Vor deinen Himmeln, en Wo du erzählst, wird Himmel, en An dem seligen Glanz deines Leibes / Zündet mein Herz seine Himmel an.Ga naar eind246. Zo ziet men dat er tal van aanwijzingen zijn, om invloed van Lasker-Schuler op Marsman aan te nemen, vooral in combinaties als ‘blauw’ en ‘bloeien’, ‘hemel’ en ‘bloeien’, ‘bloed’ en ‘bloeien’, enz. Toch is er onder bovenstaande citaten uit Lasker-Schüler geen enkel dat rechtstreeks verwijst: er zijn geen exclusieve parallellen, maar wel zeer suggestieve. De invloed van Lasker-Schüler op Marsman ging niet diep. Overgenomen zijn bepaalde beelden en combinaties van beelden, die in Marsmans latere gedichten nog specifieker worden uitgewerkt. Toch heeft Marsman deze invloed al in de Verzen verwerkt: waar Marsman ‘bloeien’ gebruikt wordt dat woord vaak, ook in Das Tor, met de ‘stroom-boot’-symboliek verbonden, iets dat Lasker-Schüler niet doet. De overgenomen elementen zijn wel degelijk geïntegreerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4 StrammStramm wordt vaak genoemd als de dichter die invloed op Marsmans ‘Seinen’ heeft uitgeoefend. ‘In formalistisch opzicht’, schrijft Lehning naar aanleiding van de ‘Seinen’, ‘heeft August Stramm, die hij vermoedelijk reeds in 1919 heeft gelezen, een grote invloed op hem gehad.’Ga naar eind250. De Jongs artikel ‘Marsman und August Stramm’ houdt zich helaas niet bezig met de invloed van Stramm op de ‘Seinen’ maar met Marsmans mening over deze duitse dichter. De Jong noemt enkele kenmerken van Stramms poëzie, bespreekt het Sturm-klimaat, en toont, met behulp van geschriften van Lothar Schreyer, aan, dat Marsman Stramm verkeerd begrepen heeft. Aan het slot van zijn artikel vraagt hij om een diepgaand onderzoek van beider poëzie, waarbij de thematiek niet over het hoofd moet worden gezien. Aan het eerste verlangen kan hier slechts ten dele worden voldaan: Stramms poëzieGa naar eind251. moet in het kader van dit hoofdstuk nu eenmaal ondergeschikt blijven en kan op zichzelf niet diepgaand worden onderzocht. Wat De Jongs tweede verlangen betreft, koester ik het al eerder uitgesproken bezwaar, dat thematische overeenkomsten wel een mogelijke aanwijzing voor invloed kunnen zijn, maar daarentegen geen invloed kunnen bewijzen. Een dichter zal zich aangetrokken voelen tot het werk van een ander omdat de problematiek hem aanspreekt; hij moet echter wel zeer arm aan stof zijn wil hij die problematiek overnemen. Lijkt het overnemen van thematiek in engere zin plagiaat - het overnemen en aanpassen van poëtische middelen is legitiem; er zou geen continuïteit in de literatuur zijn zonder de mogelijkheid om wat voorgangers hebben gedaan, te gebruiken. Zijn er sporen van Stramm in de ‘Seinen’? Zonder twijfel maken de ‘Seinen’ een futuristische indruk, en Stramm was via Walden een getrouw volgeling van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marinetti,Ga naar eind252. aan wiens eisen voor futuristische poëzie hij in zijn gedichten zoveel mogelijk probeerde te voldoen. In hoofdstuk II paragraaf 2.6 heb ik de relevante punten uit Marinetti's eerste manifest besproken, en ze met de ‘Seinen’ geconfronteerd. Inderdaad bleken een aantal voor de stedengedichten kenmerkende verschijnselen in dit manifest te worden gepropageerd. Ik wijs nog even op het elliptisch karakter, op de infinitieven in Potsdam, op de relatieve schaarste aan adjectieven (Val telt op 48 woorden slechts 3 adjectieven, terwijl er onder de eerste 48 woorden van Bloesem acht zijn), op de analogie-metaforen met is in Berlijn en Bazel, op de samengestelde substantieven in Potsdam en Weimar, op de analogiekettingen in Scheveningen en Val, en op het ontbreken van interpunctie en het teruggetrokken ‘ik’ in de ‘Seinen’ in het algemeen. Maar, betoogde ik, een lijn die van Marinetti via Stramm naar Marsman loopt, is plausibeler dan dat Marsman direct (naast Stramm) door Marinetti beïnvloed zou zijn. Niettemin heb ik de indruk dat het niet zozeer Stramms poëzie was die Marsman beïnvloedde, als wel dat wat Stramm in zijn poëzie probeerde te doen. Dit verklaart waarom er zo weinig parallellen bij StrammGa naar eind253. zijn te vinden. Diepgaande parallellen zijn er zeker niet: de structuur van Stramms gedichten verschilt fundamenteel van die van de ‘Seinen’. Over het algemeen zijn ze langer dan de ‘Seinen’, en voornamelijk gebouwd op het structuurprincipe van de herhaling. Woordherhaling komt in de ‘Seinen’ een enkele maal voor, nl. in Scheveningen, Delft en Val. Maar de herhaling heeft bij MarsmanGa naar eind254. een nadrukkelijke functie in de totale structuur. Deze herhaling draagt bij tot de concentrerende aspecten van de structuur-terwijl zij bij Stramm juist alleen een bijdrage levert aan het lineaire karakter van diens poëzie. Stramms gedichten hebben nl. een bij uitstek lineaire structuurGa naar eind255., hetgeen bij de ‘Seinen’ nergens het geval is. Zelfs al lijkt een enkel ‘Sein’ als Scheveningen of Potsdam lineair gebouwd, dan brengt de titel toch altijd een thematische centralisatie teweeg. Ik geef een paar voorbeelden van herhaling bij Stramm. Vergelijk Val met bv. Urtod:Ga naar eind256. Raum / Zeit / Raum / Wegen / Regen / Richten / Raum / Zeit / Raum enz., en met Dämmerung:Ga naar eind257. Hell weckt Dunkel / Dunkel wehrt Schein / Der Raum zersprengt die Räume / Fetzen ertrinken in Einsamkeit! / Die Seele tanzt / Und / Schwingt und schwingt / Und / Bebt im Raum / Du! / Meine Glieder suchen sich / Meine Glieder kosen sich / Meine Glieder / Schwingen sinken sinken ertrinken / In / Unermesslichkeit / Du!. Ook gaat Marsman niet op dezelfde wijze associatief te werk: bij Stramm leidt het ene woord als uitdrukking van één enkele emotie tot het andere, maar het hele vers behandelt associatieve verbanden die alle hun centrum vinden in die ene emotie, zoals bv. in Freudenhaus.Ga naar eind258. In de ‘Seinen’ daarentegen, ook in Scheveningen en Potsdam, ligt er altijd meer dan één emotie aan het vers ten grondslag. Een uitzondering op deze regel is Weimar dat te kort is om meer dan één emotie te bevatten, en Amsterdam, dat dan ook geen typisch ‘Sein’ is, hoewel er bij Stramm ook voor dit gedicht een paar parallellen te vinden zijn, zij het niet bijzonder treffend: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vorübergehn
Das Haus flackt in den Sternen
Mein Schritt verhält und friert.
In deinem Schosse schläft mein Hirn.
Mich fressen Zweifel!
Voll
Schattet deine Büste in dem Fenster
Das Spähen hüllt mich lautlos
Die Sterne streifeln glühes Eisen
Mein Herz
Zerkohlt!
An deinem Fenster
Eist
Ein Windhauch Asche.
Die Füsse tragen weiter leere Last!Ga naar eind259.
Een andere parallel met Amsterdam is bv. Abendgang.Ga naar eind260. Marsmans ‘Seinen’ bestaan uit een aantal expressies van verschillende indrukken die tesamen een totale visie geven op het ‘onderwerp’ van het gedicht, uitgedrukt in de titel. Deze zelfde techniek gebruikt Stramm bij uitzondering:
Schrapnell
Der Himmel wirft Wolken
Und knattert zu Rauch.
Spitzen blitzen.
Füsse wippen stiebig Kiesel.
Auge kichern in die Wirre
Und
Zergehren.Ga naar eind261.
We zien hier een vergelijkbare techniek; ook de relatie van het vers tot de titel is dezelfde: de titel fungeert als zingeving.Ga naar eind262. Een tweede uitzondering vormt Patrouille:Ga naar eind263. Die Steine feinden / Fenster grinst Verrat / Äste würgen / Berge Sträucher blättern raschlig / Gellen / Tod. Maar dit zijn de enige twee gedichten die wat de bouwprincipes betreft op de ‘Seinen’ lijken. Stramm heeft geen strofen (een uitzondering daargelaten) en geen rijm.Ga naar eind264. De ‘Seinen’ rijmen merendeels. Sterker nog: het rijm maakt dikwijls (mede) het enjambement functioneel. Men denke aan Bazel, en aan Scheveningen met de korte en lange o-klanken. Dit is niet het enige verschil in de functie van de korte regels bij beide dichters. In de ‘Seinen’ staat nooit een voegwoord of voorzetsel apart, bij Stramm dikwijls. Dit isoleren van woorden die nauwelijks betekenisdragers zijn (waarde is een andere zaak), is zelfs een kenmerkende bijdrage tot de lineaire structuur bij Stramm. Een voorbeeld uit Haidekampf:Ga naar eind265. Blut / Und / Bluten / Blut / Und Bluten Bluten / Dumpfen tropft / Und / Dumpfen / Siegt und krustet. Waar woorden in de ‘Seinen’ apart zijn gezet, zijn het kernwoorden, zoals in de interpretaties is aangetoond. Een ander kenmerk van de korte regels is het elliptische karakter. Stramm | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruikt asyndetische ellipsen - Marsman meestal kwasi-ellipsen dat wil zeggen ‘geknipte’ zinnetjes. Voorbeelden zijn er te over, o.m. Scheveningen 3-6, Bazel helemaal, Stramm doet dit slechts bij uitzondering. Een voorbeeld is SturmangriffGa naar eind266. Vor / Sich / Her en VerabredungGa naar eind267. In / Warmes Beben / Stolpern / Hastig / Die Gedanken. In de interpretaties van de ‘Seinen’ werd op de functionaliteit van dit kwasi-elliptische karakter ingegaan. In bijna alle gevallen werd aangetoond dat de kernwoorden, op deze wijze geïsoleerd, pregnanter functioneerden dan in langere zinnen het geval zou zijn. In Val en Scheveningen wordt bovendien het ‘vallen’ resp. ‘ineenstorten’ door deze typografische middelen gereleveerd, in Hiddensoe verduidelijkte deze werkwijze de blikrichting van het gezichtspunt. Met Hiddensoe zou men Verabredung kunnen vergelijken:Ga naar eind268. Flirr / Der Laternenschein / Hellt / Nach / Ihm / In die Gasse. Andere kenmerken van Stramm, op het gebied van het woordmateriaal, gebruikt Marsman met mate: een enkele maal infinitieven in Potsdam (‘schrijden’); een enkel adjectief uit een werkwoord afgeleid in Delft (Sluimer) - terwijl Stramm deze technieken bij voortduring toepast.Ga naar eind269. Stramms neologistische ingrepen in de taal zijn veel frekwenter en opvallender. Men vergelijke wervelkolommen of horizonnen met Abend:Ga naar eind270. Zähnen / Plantschet streif das Blut des Himmels / Denken schicksalt / Tode zattern und verklatschen / Sterne dünsten enz. In totaal tref ik acht fundamentele verschillen aan tussen Stramms gedichten en Marsmans ‘Seinen’.
Mogelijk liggen er overeenkomsten op verstechnisch gebied, maar dan wel naast veel en fundamentele verschillen. Niet alle trekken van Stramms versificatie hebben Marsman aangesproken, en hij heeft ze dan ook met mate toegepast. De invloed ligt eerder op theoretisch terrein en in het genetisch stadium, dan dat zij evidente parallellen in beider poëzie oplevert. Begrijpelijkheid heeft bij Marsman voorrang boven een strakke toepassing van Marinetti's principes zoals Stramm het doet. Korte regels gebruikt Marsman alleen wanneer dat functioneel is, en niet in àlle ‘Seinen’ - niet in Amsterdam bv., en minder in Berlijn. De ‘strammigste’ ‘Seinen’ zijn Scheveningen, Potsdam en Val, zoals uit dit vergelijkend onderzoek is gebleken. Bij Marsman is het woord altijd een onmisbare bijdrage tot de vorm, bij Stramm is de vorm het geraamte dat met woorden wordt opgevuld. Marsman schrapt géén woorden, maar gebruikt ook geen overbodige. Stramm gebruikt de woorden als klankmiddelen, één klank per woord - Marsman heeft verbindingen tussen de woorden nodig en werkt in hogere mate met hun betekenis (overigens het minst in Val). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marsman gebruikt in de ‘Seinen’ een minimum aan middelen èn aan woorden. Stramm is veel retorischer. Weliswaar treffen we hier ook een minimum aan middelen aan, maar niet aan woorden! De concentratie van Stramm ligt op het niveau van het woordgebruik, d.w.z. een concentratie die wordt verkregen door weglating van suffixen en prefixen, en door een maximum aan actie te bewerken met werkwoorden. Toch wijst het feit dat Marsman probeert in de ‘Seinen’ een hogere mate van concentratie te bereiken, erop, dat de invloed van Stramm niet alleen formeel genoemd mag worden. De invloed van Stramm die in de ‘Seinen’ wordt aangetroffen is gering, maar aangepast aan Marsmans eigen behoefte! Mocht Marsman gedacht hebben dat Stramm een van zijn voorbeelden was toen hij de ‘Seinen’ schreef, dan heeft hij hem inderdaad, zoals De Jong ook meende, verkeerd begrepen. Marsman vond bij Stramm niet meer en niet minder dan een nieuwe, andere wijze van verzen maken, waarbij de aantrekkingskracht vooral lag in de concentratiemogelijkheden en de typografische kenmerken.Ga naar eind271. Ik besluit met een citaat van Marja,Ga naar eind272. dat ik, hoewel ik minder emotioneel zou formuleren, in zijn bedoeling onderschrijf: ‘Ik wilde, dat men jouw verzen legde naast die van August Stramm (wiens formele invloed je immers onderging) en dan volhield, dat hier de leerling den meester niet op verbluffende wijze overtrof.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5 Van den Bergh‘Marsman heeft van alle toenmalige jongeren den invloed van Herman van den Bergh het meest direct ondergaan. Uit zijn eersten bundel “Verzen” zou een interessante reeks analogieën zijn te maken tusschen zijn beeldgebruik en dat van Van den Bergh. En zijn (verouderd) “expressionisme”, hoewel sterk door toenmalige Duitsche dichters, zooals Stramm, beïnvloed, was niet denkbaar zonder de ontdekkingen, die hij bij Van den Bergh deed, wiens heidensche taal met haar geopende verschieten, verrassende beelden en overgangen het wezen van de oertaal blootlegt.’ schrijft van Wessem.Ga naar eind273. Lehning formuleert het bijna in dezelfde woorden: ‘De meest rechtstreekse invloed op zijn eerste werk heeft Herman van den Bergh uitgeoefend’Ga naar eind274. en Lehning heeft in zoverre gelijk, dat deze invloed, in tegenstelling tot de hiervoor behandelde, in een oogopslag is waar te nemen. Er kan dus wel geen twijfel over bestaan dat Van den Berghs bundels De boog en De spiegelGa naar eind275. invloed hebben uitgeoefend op Marsmans Verzen. Lehning wijdt in De vriend van mijn jeugd drie pagina's aan deze invloed.Ga naar eind276. Hij citeert daar gedeelten uit Van den Berghs De Vlam en Wacht, en gaat verder: ‘In het grote gedicht van Van den Bergh, ‘De Vlam’, vindt men ook het voor Marsmans eerste periode zo kenmerkende individualisme - de enkeling tegenover de horde - verbeeld: ‘Er is geen ras dan de persoonlijkheid’. Men behoeft slechts de verzen uit De boog en De spiegel te herlezen om zich te realiseren hoe groot Van den Berghs invloed is geweest. Niet alleen in zinnen als de beroemde aanhef van ‘Tegen Avond’: Van Bergland citeert Lehning de eerste strofe, met in de derde regel de woorden blauwen tocht.Ga naar eind278. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Er zijn natuurlijk grote verschillen [...]’ schrijft Lehning: ‘bij Van den Bergh is dit alles zeer realistisch, zintuiglijk en meer beeldend vooral, bij Marsman is het romantisch en ook zeer op het gehoor [...]. Geel, paars, groen, de expressionistische kleuren van Marsmans verzen uit deze tijd - men vindt ze bij Van den Bergh (‘groene haren’; ‘vol van geel doel hunner oogenschijf’; ‘groene roos’; het bos is ‘paars vergiftigd’), zoals ook het veelvuldig voorkomende ‘vuur’, (‘vuur en vrouw’, ‘vermetel vuur’). ‘Vuur en wijn’ (uit ‘Bergland’) keert letterlijk terug in Marsmans gedicht Invocatio. Mijn vuren lach uit het gedicht Vlam waarmee de Verzen openen [...] roept de associatie op van ‘met een vuren mond’ uit ‘Achter de stilte’ en de laatste regel uit Marsmans gedicht, die van ‘de opalen nacht’ uit ‘De Vlam’ waarvan de eerste strophe als motto zou kunnen dienen voor Marsmans poëzie uit zijn eerste periode: ‘Denkbeelden had hij aan zijn tred gebonden;
boven hem wapperde extaze als een vlag:
met een lach om den noodkreet der vagebonden
stapte hij zingende naar den jongsten dag,’.Ga naar eind279.
Na Lehning heeft ook Krispyn zich met Van den Bergh en Marsman bezig gehouden. Krispyn gaatGa naar eind280. in op de expressionistische trekken in Van den Berghs poëzie, hoewel hij toegeeftGa naar eind281. dat Van den Bergh de duitse expressionisten niet kende, en eerder door de franse dichters (Rimbaud, Laforgue) was beïnvloed.Ga naar eind282. Maar over de relatie tussen de Verzen en Van den Berghs poëzie schrijft Krispyn weinig: Lehning ‘heeft in zijn boek over Marsman van deze invloed een korte, maar grondige analyse gegeven, waar niets aan toe te voegen of op af te dingen valt.’Ga naar eind283. Ook Meijer beroept zich ten aanzien van Van den Berghs invloed op Lehning: ‘Lehning mentions several striking parallels in the poems of Van den Bergh and Marsman, such as their similar use of colours, the frequency of words like “fire” and a symbol like “flag”, and, above all, the new feeling of “cosmic consciousness”. This last element was new to Dutch poetry and is clearly expressed in the following poem’,Ga naar eind284. waarna Meijer Heerscher citeert. Inderdaad lijkt het moeilijk aan Lehnings opmerkingen nog iets toe te voegen. Ik volg daarom de raad van Van Wessem en stel een reeks van analogieën op, te beginnen met De Boog.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Allereerst valt op, dat deze parallellen exclusiever zijn dan bij andere hiervoor onderzochte invloeden. Deze constatering is van belang voor het bepalen van de aard van de invloed van Van den Bergh op Marsman. Wanneer we kijk en welke gedichten van Marsman nu zijn beïnvloed, zien we een concentratie van parallellen, waarbij rekening gehouden moet worden met het belang van combinaties. Zo telt Vrouw vier parallellen met NocturneGa naar eind312.; zo zijn er bv. ook overeenkomsten tussen De Vlam en Stroom (vooral ook in het slot van De Vlam, dat dezelfde overspannen sfeer heeft die in de Verzen buiten in Stroom en Verhevene niet voorkomt). Dergelijke combinaties zijn natuurlijk van groter belang dan geïsoleerde parallellen, hoewel de betreffende gedichten, wanneer we ze naast elkaar leggen, te veel verschillen om voor vergelijking in aanmerking te komen. Uit de parallellen kunnen we nu al de conclusie trekken, dat Van den Bergh op een bepaald aantal verzen van Marsman veel invloed heeft gehad, op een groter aantal andere minder, maar wel exclusief.Ga naar eind313. De grootste concentratie van exclusieve parallellen doet zich voor in de vroegste verzen (Verhevene, Vrouw, Stroom en Bloei). Er kan dan ook geen twijfel over bestaan dat de vroege Marsman (1919-1920) diepgaand door Van den Bergh beïnvloed is. Nà deze periode ligt de zaak m.i. enigszins anders. In gedichten als Verhevene, Stroom en Vrouw is nl. behalve de parallellie ook de toon van Van den Bergh duidelijk te herkennen. Bovendien zijn de meest Van den Bergh-achtige gedichten ook de verzen met symbolistisch kleurgebruik. Weliswaar spreekt Lehning in het hierboven geciteerde stuk over Van den Berghs expressionistische kleuren - mij lijken deze kleuren eerder symbolistisch. Het kan geen toeval zijn dat het moeilijk interpretabele ‘geel’, en blauwe haren juist in Verhevene en Vrouw optreden.Ga naar eind314. In de andere gevallen (over Vlam kan men wellicht van mening verschillen) is er behalve de parallellen verder géén overeenkomst: woorden van Van den Bergh zijn uit hun context gelicht en in een volkomen andere context geplaatst. Het omstreden vuur en wijn in Invocatio lijkt niet op het gebruik ervan in Bergland, evenmin heeft Marsmans Blauwe Tocht verder iets met de bewuste regel in Bergland te maken.Ga naar eind315. Het waren gewoon woordcombinaties die bij Marsman zijn blijven hangen en die hij gebruikte zònder verband met hun oorsprong. Deze tweede soort invloed is m.i. nauwelijks invloed te noemen, maar valt onder de ook door Marsman gehanteerde term ‘“plagiaat”’,Ga naar eind316. (waarbij de aanhalingstekens aangeven dat het hier om een ‘onbewust’ proces gaat). De term is hier dus niet denigrerend bedoeld. Dit zet Lehnings conclusies in een ander licht. Wat betreft de invloed van Van den Bergh op de vroege Marsman is er inderdaad geen enkele twijfel: Marsman is aan Van den Bergh ontbrand. Alleen Vrouw bewijst het al;Ga naar eind317. duidelijk voelt men dat Marsman gedacht heeft: dat wil ik ook, zo moet het. Wat de onbewuste invloed betreft, schrijft Lehning:Ga naar eind318. ‘In een korte beschouwing over Rectificatie, Coïncidentie, “Plagiaat” en Plagiaat, geschreven in April 1940, heeft Marsman opgemerkt, dat hij de uitdrukking vuur en wijn gebruikte zonder zich op dat ogenblik te herinneren, dat hij die bij Herman van den Bergh gelezen moest hebben. Het komt mij echter voor, dat hij zich de grote invloed, die Van den Bergh op zijn poëzie heeft gehad, wellicht niet geheel heeft gerealiseerd, al heeft hij in zijn bespreking, die hij in 1922 aan De boog heeft gewijd - een overigens vrij zwak stuk, dat hij ook met enige bekortingen in zijn Verzameld werk heeft herdrukt -, de betekenis van Van den Bergh en de blijvende waarde van diens poëzie erkend.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het betreffende stuk heeft gestaan in De gids van 1922, en is herdrukt in Verzameld werk 3Ga naar eind319.. Een vrij zwak stuk, zegt Lehning, maar men moet bedenken dat in 1922 de èchte invloed van Van den Bergh al voorbij was. Ongetwijfeld had bij Marsman een reactie ingezet.Ga naar eind320. Het ‘plagiaat’, de onbewuste invloed, kòn Marsman zich niet realiseren: uitdrukkingen van Van den Bergh hadden zich in hem vastgezet, zonder dat hij zich nog van de herkomst bewust zou zijn.Ga naar eind321. Hoe moeten we nu de invloed van Van den Bergh karakteriseren? De exclusiviteit van de parallellen geeft een aanwijzing: als onzelfstandig, klakkeloos. De vroege verzen uit 1919-1920 zijn haast te veel Van den Bergh om nog veel Marsman te kunnen zijn; de latere zijn echter zo weinig Van den Bergh dat deze er niet meer in te herkennen is. Een bewijs voor mijn stelling, dat alleen de vroege Marsman echt door Van den Bergh beïnvloed is, vormt het feit dat er veel minder parallellen uit De spiegel te vinden zijn dan uit De boog. Overigens zijn er, ook wat deze vroege invloed betreft, verschillen. Zo is Van den Bergh veel traditioneler - maar er liggen dan ook zes jaar tussen De boog en de Verzen. Een aantal verschillen moet Marsman zelf hebben opgemerkt, waar hij schrijft: ‘En in bizonderen zin denk ik mij zijn wereld voornamelijk samengesteld uit de vermenging en wisselwerking van deze vier elementen: zijn heidendom, zijn joodsche rasaard, zijn Europeëer-schap [lees: Europeeërschap], zijn overwegend latijnsche cultuur. Zijn heidendom leeft in de dionysische aanvaarding der vooral aardsche driften, in de stroomende omarming van het heelal, in de verheerlijking van het licht, van het zaad. Vruchtbaarheid staat midden in zijn aandacht en Priapos, genoemd of verzwegen, voert of geleidt elk lied.’Ga naar eind322.. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 ConclusieMarsman werd niet door individuele gedichten beïnvloed, maar door het oeuvre van een aantal dichters. In de vijf hiervoor uitgevoerde onderzoeken kon nergens een gedicht van een beïnvloedende dichter naast een gedicht van Marsman gelegd worden.Ga naar eind323. Dit heeft het onderzoek bemoeilijkt door de hoeveelheid materiaal te vergroten, zodat per dichter maar één aspect van de invloed kon worden belicht. Aan het begin van dit hoofdstuk stelde ik, dat aantoonbaar moest zijn dat Marsman door de betreffende dichters kòn zijn beïnvloed. Nu worden deze vijf dichters verscheidene malen in de literatuur over Marsman genoemd, en alle door Lehning. De vraag is trouwens, hoe precies Lehning op de hoogte kon zijn van wat Marsman in de periode waarin de Verzen tot stand kwamen wel en niet las. Achter in zijn boekGa naar eind324. staan opgaven van de tussen Marsman en Lehning gevoerde correspondentie, met vermelding van data en plaatsen van afzending en bestemming, waaruit moet worden opgemaakt dat het contact tussen de twee vrienden in deze periode hoofdzakelijk via brieven verliep.Ga naar eind325. Marsman zelf is op dit punt in geen geval betrouwbaar. Men denke aan de artikelen over Van den Bergh en Stramm, waarin hij zich juist afzette tegen hun invloed. Uit de in dit hoofdstuk verrichte onderzoeken blijkt wel, dat het met de invloed op Marsman niet zo eenvoudig gesteld is als het aanvankelijk leek. Van de vijf behandelde dichters hebben er geen twee een soortgelijke invloed | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgeoefend, en ook de mate waarin de parallelle elementen in de Verzen geïntegreerd zijn, loopt nogal uiteen. 1. Bij Roland Holst heb ik me geconcentreerd op een enkel woord. ‘Schemer’ heeft bij Holst twee verschillende meerwaarden,Ga naar eind326. waarvan er één de aanzet geweest is tot Marsmans chiffre. ‘Schemer’ krijgt bij Holst in de meeste gevallen een waarde, waarin de noties ‘weemoed, mijmering, eeuwenoud’ een rol spelen. Déze meerwaarde leidde tot een verheldering van het moeilijke schemernacht in Einde. Belangrijker echter is Holsts tweede waarde, die ik kon traceren in vier gedichten. In het eerste gedicht is de ‘Schemering’ een vrouwengestalte met een trek van zachte weemoed, die de nood lenigt van eenzamen; in het tweede wordt zij meer speciaal in verband gebracht met de geliefde, die trots is, en troost behoeft; daarna troffen we in het derde gedicht het punt aan, waar de identificatie van ‘Schemering’ en geliefde begint; en ten slotte is zij in het vierde gedicht volkomen de geliefde, de vrouw, met eigenschappen van zachtheid, stilte, aardsheid, die ook in Wacht en Blauwe Tocht in het oog vallen, en wat meer is, als zodanig wordt zij contrasterend gesteld tegenover de ‘ik’ die zwerft en de wind toebehoort (cf. Blauwe Tocht II). Het lijdt geen twijfel dat Marsman in déze meerwaarde de aanzet vond voor zijn chiffre ‘schemer’. Marsman nam echter niet zonder meer Holsts meerwaarde over, maar voegde er strikt eigen aspecten aan toe: de exuberantie, die met ‘schemer’ gepaard gaat (men denke aan Bloesem, Blauwe Tocht I), vinden we niet bij Holst. Ook werkt Marsman het contrast tussen ‘schemer’ en ‘aards’ aan de ene, en ‘kosmisch’ aan de andere kant, scherper uit. 2. Naar aanleiding van Trakl ben ik even ingegaan op een aantal verschillen tussen Trakl en Heym, die ik hier niet zal herhalen. Het onderzoek naar Trakls invloed had de verbinding van kleuradjectief met abstractum tot uitgangspunt. Met betrekking tot deze verbinding heb ik twee aspecten onderzocht. EerstGa naar eind327. werd, met behulp van Mautz' onderzoekingen, bekeken hoe ver Trakl en Marsman gingen in het losmaken van het betekenisaspect ‘kleur’. Mautz onderscheidt drie stadia, waarvan bij Trakl het eerste, het synesthetische stadium, het vaakst vertegenwoordigd is. De tweede plaats wordt bij Trakl ingenomen door het meest expressionistische, het affectieve stadium. Bij Marsman troffen we dit laatste stadium naar verhouding vaker aan dan bij Trakl - maar aan dit resultaat mag niet te veel waarde worden gehecht omdat Mautz' indeling m.i. te willekeurig is en te weinig rekening houdt met de context. Die context heb ik er daarom bij betrokken in het tweede onderzoek,Ga naar eind328. naar de mate van ontoepasbaarheid en de specifieke waarde van de afzonderlijke kleuren. Hier bleek dat Marsman geen kleuradjectief gebruikt (hetzij verschoven, hetzij in de context van het hele gedicht toepasbaar, hetzij als chiffre), waarvan geen voorbeelden van dezelfde kleur en dezelfde mate van ontoepasbaarheid bij Trakl zijn te vinden! Een hoge graad van ontoepasbaarheid heeft bij beide dichters de kleur ‘blauw’, en bij Marsman ook ‘grijs’, maar de waarde van deze kleuren verschilt. Marsman heeft Trakls techniek overgenomen, maar is er zijn eigen weg mee gegaan. Wat de mate van ontoepasbaarheid betreft is Trakls invloed in de Verzen geïntegreerd. Anders is het gesteld met de kleuren waarvan de specifieke waarde wel overeenkomt: ‘groen’ en ‘bruin’. De invloed hier is regelrecht, hetgeen ook blijkt uit het feit dat Marsman ‘groen’ in de parallellen die aan Trakl doen denken (Virgo, Blauwe Tocht I en Delft), net als deze dichter, met twee verschillende waarden gebruikt! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op dit punt is m.i. niet zozeer invloed als wel imitatie te constateren. Wel moet in het oog worden gehouden dat Marsmans meer- en chiffrewaarden zelfstandiger zijn dan die van Trakl - bij de laatste zijn de waarden (behalve wellicht bij ‘blauw’) altijd ambivalent en ze kunnen daarom nooit meer dan illustratief functioneren. Niettemin heeft Meijer Trakls invloed op Marsman onderschat. 3. Over Else Lasker-Schüler is naar aanleiding van de Verzen niet veel op te merken, de invloed van deze dichteres manifesteert zich pas evident in latere bundels van Marsman. Toch vond ik hier en daar een aanzet, vooral in combinaties van woorden als ‘blauw’ en ‘bloeien’ (Bloesem) - waar Marsman dan zelf nog bovendien de ‘stroom/boot’metaforiek mee verbindt. Met behulp van Das Tor heb ik geprobeerd regel voor regel, te suggereren dat invloed van Lasker-Schüler in de Verzen wel degelijk optreedt, ook al is een strikt bewijs niet te leveren. 4. Stramms gedichten werden uitsluitend met de ‘Seinen’ vergeleken, waarvan ze op acht punten grondig bleken te verschillen. De structuur van Stramm is lineair, de woordherhaling draagt daartoe bij - terwijl de ‘Seinen’ concentrisch zijn en de herhaling (men denke aan Delft) complexer wordt gehanteerd. Stramm presenteert per gedicht één enkele indruk, waarbij de titel als startpunt fungeert - in een ‘Sein’ convergeren verschillende indrukken naar de titel, die het geheel zin geeft. Stramm past geen strofeverdeling of rijm toe, Marsman wel. Stramm releveert elk woord, betekenisdragend of niet, door het apart in een regel te plaatsen - Marsman doet dit alleen wanneer het een kernwoord is. Bij Stramm speelt het klankaspect van de woorden een grote rol, bij Marsman prevaleert altijd het betekenisaspect. Verder hanteert Marsman vaak kwasi-ellipsen, wat zijn enjambementen functioneler maakt, en ten slotte gebruikt hij minder neologismen dan zijn ‘voorbeeld’. De invloed van Stramm op Marsman was zeker niet alleen formeel, zoals Lehning meent, maar wel volledig aangepast aan de eigen behoefte. 5. Ten slotte Van den Bergh. Hier vonden we een overstelpende hoeveelheid letterlijke parallellen, exclusiever dan bij welke andere dichter ook. Deze parallellen bleken uiteen te vallen in twee groepen. In de verzen uit 1919-1920 treden combinaties van parallellen op, die gepaard gaan met overeenkomsten in kleurgebruik en toon. De invloed ligt hier tegen imitatie aan. Na 1920 treffen we overeenkomsten met gedichten van Van den Bergh geïsoleerd aan, in uitdrukkingen die bij Marsman zijn blijven hangen. We vinden dan ook minder terug uit De spiegel dan uit De boog. Deze laatste invloed is onbewust geweest, maar daarom nog niet minder klakkeloos. Niet alleen de wijze waaròp Marsman werd beïnvloed blijkt dus te verschillen, maar ook de mate waarin. De invloed van Van den Bergh is in beide gevallen alleen maar klakkeloos te noemen. lets minder onzelfstandig, maar nauwelijks geïntegreerd, zijn het ‘groen’ en ‘bruin’ van Trakl. Meer geïntegreerd zijn de aanzetten die Marsman bij Trakl en Holst vond voor meerwaarde- en chiffregebruik.Ga naar eind329. Maar de meest geïntegreerde, meest omgevormde invloed is wel die van Stramm geweest! Wanneer we nu de wijze van integratie van de invloeden in verband brengen met Marsmans ontwikkeling, blijkt dat hij, naarmate hij ouder werd, minder klakkeloos overnam dan in het begin: Van den Bergh is in ‘Ruimteschemer’ moeiteloos te herkennen, maar de ‘Seinen’ zijn naast Stramm volkomen eigen werk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik besluit met een citaat van Kelk, die heeft begrepen dat en hoe Marsman zijn voorbeelden nodig had:Ga naar eind330. ‘Al vroeg was hij zich bewust van zijn dichterschap, maar even vroeg van de gevaren, die dit dichterschap bedreigden, omdat het bros en breekbaar was. Zijn leven is de strijd geweest om het te behouden. Dit doel heeft hem onverzwakt voor oogen gestaan van het begin af tot het einde toe. Men moet het dus niet omkeeren en zeggen, dat Marsman zijn inspiratie voor een groot deel bij anderen heeft gezocht en gevonden, neen, zijn dichterschap was primair, doch hij heeft zich tot eigen versterking en vernieuwing beveiligend omringd met hen, die hem tot aanvuring konden dienen, die hem konden versterken en tot vernieuwing brengen, wanneer de stem, die in hem sprak, dreigde te haperen.’ |
|