Paul Biegel. Meesterverteller met een rovershart
(1996)–Aad Meinderts, Denise Mooyman, Muriël Steegstra–
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
![]() 2
Rond 1905 bij Joseph Hermann Biegel (1837-1922), de grootvader van Paul. Hij wordt geflankeerd door de echtparen Biegel-Povel en Povel-Biegel. Rechts zijn zoon Hermann (1876-1947), de vader van Paul, met achter hem Pauls moeder, Madeleine Povel (1879-1957). Links zijn dochter Anna (1877-1948) met haar echtgenoot Hyacinth Povel (1872-1960), een broer van de moeder van Paul. ![]() 3
Circa november 1925. Paul in de armen van Tante Phyllis (1890-1953), de vrouw van zijn vaders oudste broer Carl, en tante Mank (Marie), de oudste zuster van zijn moeder. ![]() 4
Bij gelegenheid van de zilveren bruiloft kregen alle negen kinderen een gebonden exemplaar van L'imitation de Jésus-Christ met voor ieder een speciale inscriptie. Transcriptie: aan Paul/ van moeder en vader/ 5 juni 1927/ ‘Celui-la fait/ beaucoup, qui/ fait bien cequ'il/ fait’/ Livre I Chap XV | |
[pagina 22]
| |
![]() 5
Weg uit ‘Oldeheuvel’ in 1939. De Duitse dienstbode Francis Reirink (met kussen) hielp mee en vertrok daarna wegens oorlogsdreiging. Zichtbaar op de achtergrond Pauls jongste zuster Heleen. ![]() 6
Paul, ca. 8 jaar oud, met zijn broer Rein (rechts) in de tuin op een warme zomerdag. ![]() 7
Deel van een schoolopstel, waarschijnlijk van eind eerste klas (1931/'32). Transcriptie: irst vert onze lieve/ heer voor pielaatus/ pielaatus zij geesul/ hem maar maar/ mijn schult is het/ niet toen ginu de/ soldaatun hem geesulu/ heel hart en heel lang | |
[pagina 23]
| |
![]() 8
Briefje van broer Rein, net als Paul dol op vliegtuigen. Dolf (Granpré Molière) was een vriendje uit de buurt die de gevaarlijkste toeren uithaalde. Transcriptie: Bussum 10-6-'33/ Beste Paul/ Hoe gaat het met je. Mijnheer/ Cleemann vond de brief van jou/ heel mooi. Ik heb gisteren/ een heele groote vliegmachine/ gezien met 5 finnen. Dolf/ en ik hebben reuze lol/ gehad we zijn met zijn kar/ het bergje afgegaan. Op de kar/ hebben we een tafel/ en twee stoelen gezet; we/ reesten van de weer en/ botsten tegen een boom, alles/ viel om en Dolf/ dee natuurlijk weer heel gek/ Ik zal de vliegmachine teken/ hoe hij er van voren uit-/zag. Dag Paul een hand van/ Rein/ dit is verkeert. | |
[pagina 24]
| |
![]() 9
Titelpagina van Sprookjes verzameld door de gebroeders Grimm (ill. J.B. Midderigh-Bokhorst en J.J. Midderigh), uit het Duits vertaald door M. van Eeden-van Vloten. De illustratie op de linkerpagina verbeeldt een scène uit het eerste sprookje in het boek ‘De kleermaker in den hemel’. Pauls favorieten waren ‘De gouden vogel’ en ‘De twee broeders’. ‘Als kind verslond ik de sprookjes van Grimm: heerlijk [...] Ik las ze bij de haard, de oude editie met een rood hard kaft vertaald door de vrouw van Van Eeden.’ (De Stem, 4 oktober 1989) ![]() 10
Als welpje gefotografeerd door de akela in december 1936. | |
[pagina 25]
| |
![]() 11
Het huis aan de Juliana van Stolberglaan 4 (nu Prinses Irenelaan) waar de familie Biegel in 1939 naar toe verhuist, niet lang nadat vader Biegel een hersenbloeding heeft gehad. Het raam rechtsboven is de kamer van Paul. ![]() 12
Kerstrapport uit de tweede klas van het Sint-Ignatiuscollege te Amsterdam. Biegel wordt dit jaar niet bevorderd. Transcriptie: Het is ons zéér/ tegengevallen dat/ de cijfers van Paul zó/ slecht zijn/ J.W. Kemper ![]() 13
Klasgenoten uit gymnasium 4 van het Sint-Ignatiuscollege te Amsterdam na een toneelopvoering van ‘Oliver Twist’ in het najaar van 1942. Biegel zat toen al op het Lyceum te Bussum en deed niet mee, maar staat wel op de foto (tweede rij, links met hoge hoed). | |
[pagina 26]
| |
![]() 14
Paul Biegel debuteerde op vijftienjarige leeftijd met het verhaal ‘De ontevreden kabouter’ op de achterpagina van het dagblad De Tijd van 8 juni 1940. Collectie Universiteitsbibliotheek Nijmegen | |
[pagina 27]
| |
![]() 15
Wanneer Biegel in 1942 instroomt in de vierde klas van het Lyceum te Bussum, is het schoolgebouw reeds gevorderd door de Duitse Wehrmacht. De leerlingen zijn op verschillende plaatsen ondergebracht. Biegel zat in het gebouw van de op de foto afgebeelde Prins Hendrikschool aan de Oud Bussumerweg 22. ‘Het stonk er naar uien die in de kelder werden bewaard voor de gaarkeuken erachter’. Als deze school op 15 maart 1944 eveneens wordt gevorderd door de bezetter, verhuist de klas van Biegel naar de consistoriekamer van de gereformeerde kerk aan het Wilhelminaplantsoen. Collectie M.J.M. Heyne ![]() 16
Boezemvriend Frans Boerlage schoof onder de lessen op het Lyceum te Bussum briefjes door naar Paul, met toekomstvoorspellende tekst en tekeningen. Transcriptie: de zangeres, die jouw/ onbegrijpelijke liederen/ later zal vertolken. ![]() 17
Klassefoto van gymnasium 5 van het Lyceum te Bussum in de zomer van 1944. Genomen op straat door Hugo Ruys, met de zelfontspanner, tijdens standrecht: een aankondiging van de bezetter die betekende dat op samenscholingen van meer dan drie geschoten kon worden. Eerste rij (zittend) v.l.n.r. Willy Tingen, Nelleke Cohen Stuart, Corry Piloo, Henny van Drunen, Mies van de Poll, Noot Ybes. Tweede rij (staand) v.l.n.r Klaus Bodländer, Paul Biegel, Coby van Reyendam, Erna Willemse, Sonja Planten, Eef Roelofz, May van Hengel, Betty Coops, Liesje van Dongen, de eeuwig omkijkende Fransje Reerink, Guusje Glas. Derde rij v.l.n.r Hans Heybroek, Frans Beek, Joan Willet, Arie Groenesteyn, Jan Bartels, Bob Baardman, Frans Boerlage, en, iets van laatstgenoemde af, Hugo Ruys. Bovenste rij v.l.n.r Jaap Fortuin, Henk Klein, Eric van Lamsweerde. Hugo Ruys wordt ongeveer een half jaar nadat deze foto is genomen gefusilleerd tijdens een represaille. Hij zat op dat moment vast voor het rondbrengen van illegale blaadjes. | |
[pagina 28]
| |
![]() 18
De familie bijeen in de huiskamer van het huis aan de Van Stolberglaan in het oorlogsjaar 1942. V.l.n.r. Heleen, Paul, moeder Biegel, Rein (staand achter moeder), Liesbeth, vader Biegel en Anne. ![]() 19
Leerlingenkaart van Het Nieuwe Lyceum te Hilversum. In 1944 blijft Biegel zitten in de vijfde klas van het Lyceum te Bussum. Hij is dan negentien jaar en moet naar Duitsland om daar te werken in het kader van de Arbeitseinsatz. Het Nieuwe Lyceum te Hilversum laat hem echter toe tot de eindexamenklas (leerlingen in de eindexamenklas waren vrijgesteld van de Arbeitseinsatz) mits hij gedurende de zomer taken maakt voor Grieks en Latijn. Uiteindelijk bezoekt hij Het Nieuwe Lyceum maar twee weken, tot Dolle Dinsdag (5 september 1944). Daarna worden er geen lessen meer gegeven. Na de bevrijding besluit de regering (KB van 8 juni 1945) dat iedereen die in het schooljaar '44-'45 in het eindexamenjaar zit, zijn diploma krijgt zonder examen te hoeven afleggen. Collectie Het Nieuwe Lyceum | |
[pagina 29]
| |
![]() 20
Muziekstuk ‘Voor de drie broertjes’ voor viool en twee cello's. Door Biegel gecomponeerd in de hongerwinter voor zijn vriend Joan Willet en diens twee oudere broers Max en Loet. ![]() 21
Oudste broer Herman (derde van links), in 1936 naar Afrika vertrokken, kwam als soldaat van de Irene-brigade kort na de bevrijding in 1945 weer thuis. V.l.n.r. moeder Biegel, Liesbeth, Herman, vader Biegel (zittend), Heleen, Paul (achteraan met de hond Hubertus) en Rein. Achter Rein een niet geïdentificeerd persoon. | |
[pagina 30]
| |
![]() 22
Visum voor Amerika dat Biegel na veel papierwerk veroverde en waarmee hij in juni 1946 op een lege vrachtboot naar de Verenigde Staten van Amerika voer, om daar zijn tijdens de oorlog getrouwde zuster Cecilia en haar man te bezoeken. ![]() 23
Toeristenkiekje uit 1946, genomen in een bar in Bronxville (New York). Pauls gastvrouw Mrs. Berlage, haar zoontje en zwager voerden hem dronken met een clover club cocktail. | |
[pagina 31]
| |
![]() 24
Tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten schreef Biegel een tweetal verhalen over de oorlog voor de Knickerbocker Weekly, een weekblad met zowel Nederlandstalige als Engelstalige artikelen, bedoeld voor Nederlandse immigranten. ‘Mannen van “Gevaarlijken Leeftijd”. Avontuurlijke herinnering aan 1944’, zijn eerste verhaal, werd op 2 september 1946 gepubliceerd. Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden | |
[pagina 32]
| |
![]() 25
Woning van mevrouw Wattez aan de Koedijklaan 25 te Bussum waar Paul, samen met zijn moeder en zusters Liesbeth en Anne naar toe verhuisde in november 1947, zeven maanden na het overlijden van zijn vader. De kamer van Biegel, waar hij zijn eerste sprookjes schreef, was links, boven de garage. Collectie M.J.M. Heyne ![]() 26
Getuigschrift van het Elmhurst Community Hospital in Elmhurst Illinois waar Biegel schoonmaakwerk verrichtte. ![]() 27
‘Grappige’ foto. Rond 1949 op het AVRO-hoofdkantoor in Amsterdam met van links naar rechts de Radiobode-redacteuren Biegel en J.W. de Boer jr, en omroeper Jan van Herpen. | |
[pagina 33]
| |
![]() 28
In 1953 op zijn verdieping aan de Keizersgracht in Amsterdam probeert Biegel zich de grondbeginselen van het Nederlandse Recht eigen te maken. | |
[pagina 34]
| |
![]() 29
De redactie van de Radiobode serieus aan het werk. V.l.n.r. J.W. de Boer jr, ‘juffrouw’ C.M. Vogt en Paul. Foto J.H.C. Vermeulen ![]() 30
Vanaf eind veertiger jaren schreef Biegel een aantal hoorspelen, met wisselend succes. ![]() 31
Op de kermis in Amsterdam in 1959 schoot Biegel raak en vereeuwigde daarmee behalve zichzelf, zijn vriend en toenmalige huisgenoot Freerk Kampstra (rechts) en vriendin Loes van de Poll (links). | |
[pagina 35]
| |
![]() 32
In zijn atelier werkt Reinald van Lamsweerde aan zijn schilderij van Paul Biegel. ![]() 33
Kandidaatsdiploma (30 september 1954) van de juridische faculteit van de Universiteit van Amsterdam. ![]() 34
Olieverfportret van Biegel, in 1951 geschilderd door zijn vriend Reinald van Lamsweerde, een broer van Eric van Lamsweerde bij wie Paul in de klas had gezeten. De wilde achtergrond bedoelt de fantasiewereld van de schrijver weer te geven. | |
[pagina 36]
| |
![]() 35
Op vakantie in Heidelberg in oktober 1957. Biegel smeert een broodje voor zijn toekomstige vrouw Marijke Sträter. Naast haar zit Ingrid van Lamsweerde met haar voet in her gips ten gevolge van een auto-ongeluk (op weg naar de vakantiebestemming). De foto wordt genomen door Guy Driebeek wiens schaduw onderaan de foto te zien is en die later met Ingrid is getrouwd. ![]() 36
Eerste aflevering van de tekststrip ‘Eddy de televisie-aap’ die Biegel schreef voor de Radiobode, het programmablad van de AVRO. Vanaf 15 december 1957 tot en met 1 februari 1959 verschijnen er 60 wekelijkse afleveringen. | |
[pagina 37]
| |
![]() 37
Een versje uit de Haagsche Post van 11 januari 1958, opgedragen aan Simon Vinkenoog die daar redacteur was. Biegel schreef vanaf 17 november 1956 tot en met 2 augustus 1958 bijna iedere week een versje voor dit blad. ‘U schrijft ze niet om dat tientje, dat u ermee verdient, maar omdat u weet dat ík ze leuk vind, is 't niet zo, mijnheer Biegel?’ aldus de toenmalige hoofdredacteur G.B.J. Hiltermann. Collectie Koninklijke Bibliotheek ![]() 38
Rond 1958, Paul samen met zijn verloofde Marijke Sträter op zijn Harley Davidson, een oude politiemotor uit 1932. Het zijspan had een treeplank en een deurtje en in de versnellingsbak zat ook een achteruit. ![]() 39
Omslag van Een heel bont boek (1958, ill. Babs van Wely), samengesteld door Harriët Laurey. Biegel schreef hiervoor twee verhalen, ‘De Chinese prinsesjes’ en ‘De gouden haarspeld’. Het is de eerste keer dat zijn naam op een boekomslag te zien is. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) | |
[pagina 38]
| |
![]() 40
Aankondiging van de door Biegel geschreven tekststrip over de tweelingbroertjes Minter en Hinter op de voorpagina van Het Vrije Volk van zaterdag 5 september 1959. ‘Ik had Minter, Hinter en Binter eerst als drieling maar de grote baas (Toonder) voorzag teveel moeilijkheden met de tekeningen, en Binter werd met het blauwe potlood weggestreept’. Collectie Koninklijke Bibliotheek | |
[pagina 39]
| |
![]() 41
De eerste van 41 afleveringen van de balloonstrip ‘Het document van Venus’ die van 13 september 1959 tot en met 26 juni 1960 in de Avrobode verschenen. Collectie Omroepmuseum ![]() 42
Aflevering van het stripverhaal ‘Minter en Hinter en het fluwelen ventje’ in Het Vrije Volk van donderdag 3 maart 1960. Collectie Koninklijke Bibliotheek | |
[pagina 40]
| |
![]() 43
Op 10 september 1960 treedt Paul Biegel in het huwelijk met Marijke Sträter in het stadhuis te Hilversum. Achter het bruidspaar v.l.n.r. bruidsmeisje Margriet Povel, mevrouw C. Sträter-Moenking (de moeder van de bruid), getuige Frans van der Staay en het hoofd van bruidsmeisje Hanny Sträter. ![]() 44
De brief van Biegels uitgever Dolf (roepnaam Rolf) van Ulzen (1925-1994) waarin hij terugkomt op zijn aanvankelijke misnoegen over het manuscript van Het sleutelkruid, omdat het niet, zoals hij had gevraagd, uit losse verhalen bestond. ![]() 45
Illustratrice Babs van Wely (1924) volgde een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Zij illustreert jeugdboeken, maar ook boeken voor het onderwijs en over de gezondheidszorg. Van 1963 tot 1984 gaf zij tevens les aan de Academie, maakte affiches voor de overheid en ontwierp kinderpostzegels. Zij maakte illustraties voor o.a. de volgende boeken van Biegel: Het grote boek (1962), Het sleutelkruid (1964), Het lapjesbeest (1965), Kinderverhalen (1965), Ik wou dat ik anders was (1967), De dwergjes van Tuil (1976), Virgilius van Tuil (1978), De toverhoed (1979) en Virgilius van Tuil overwintert bij de mensen (1982). Collectie Babs van Wely | |
[pagina 41]
| |
![]() 46
‘Het duinkonijn maakte een keurige buiging voor koning Mansolein, met zijn oren tot de grond. Toen ging het rechtop zitten, zuchtte eens diep en begon.’ Illustratie van Babs van Wely bij Het sleutelkruid (1964), een raamvertelling over de koning Mansolein die spoedig zal sterven tenzij de wonderdokter tijdig het genezende sleutelkruid brengt. Totdat deze van zijn verre en zware tocht terugkeert, moet het hart van de oude koning kloppend worden gehouden door de dieren uit zijn rijk die hem ieder een verhaal vertellen. Collectie Babs van Wely ![]() 47
Biegel, geflankeerd door de zoontjes van zijn uitgever Rolf van Ulzen van Uitgeversmaatschappij Holland, leest voor uit zijn boek Het sleutelkruid (1964). Links van hem zit Onno en rechts Ruurt, zijn huidige uitgever. Foto Luit Boersma | |
[pagina 42]
| |
![]() 48
Interview met Biegel in het Algemeen Handelsblad van 29 oktober 1965, twee dagen nadat hij de prijs voor het beste kinderboek in ontvangst heeft genamen voor Het sleutelkruid (1964). | |
[pagina 43]
| |
![]() 49
‘Bessewang wilde wel een nieuwe hond, maar haar vader kon er geen kopen. Toen heeft haar moeder een hond gemaakt. Ze knipte een stukje zoom van het gordijn, een hoekje uit een oude theedoek. Ze nam een rode zakdoek van vader, ze vond nog een ongebruikte pannelap en tenslotte knipte ze het onderste randje van de broekspijp van Bertus' overal af.’ Omslagillustratie in kleur van de derde druk van Het lapjesbeest (1979) door Babs van Wely. De eerste druk verscheen in 1965. Collectie Babs van Wely ![]() 50
Derde aflevering van ‘De tafel van zeven’, het verhaal over het jongetje Anders in het dagblad De Tijd. De in totaal 29 afleveringen verschenen vanaf 14 mei tot en met 26 november 1966. In 1967 werd het verhaal in boekvorm gepubliceerd onder de titel Ik wou dat ik anders was. Babs van Wely maakte de illustraties. Collectie Koninklijke Bibliotheek | |
[pagina 44]
| |
![]() 51
‘“O zeeheks”, stamelde hij, “wat ben je griezelig.” Maar de zeeheks keek hem strak aan en zei: “Je hoort niet bij de zee, ga weg!”’ Illustratie van Babs van Wely in Kinderverhalen (1966). Collectie Babs van Wely ![]() 52
Circa 1967. Paul en Marijke Biegel met hun kinderen Arthur en Leonie in het Vondelpark te Amsterdam. Foto Kövesdi | |
[pagina 45]
| |
![]() 53
Brief van Godfried Bomans, bevriend met zuster Anne, met een vriendelijke terechtwijzing. Transcriptie: Beste Paul,/ (want zo mag ik je als bejaard en oppassend/ huisvader wel noemen), ik dank je zeer voor/ je aardige brief en het mooie boek Kinderver-/halen, waarvan ik het eerste (over de? boer/ Japikze) aan Eva al voorgelezen heb. Echter,/ al meteen in de eerste de beste zin moest/ ik woorden als knoestig, drassig en stronk/ al uitleggen, hoewel ze met haar zeven jaren/ toch stellig bij de Kinderen hoort. Ik dacht:/ in dit vak moet je daar een beetje op letten. ![]() 54
In zijn functie als redacteur bij Uitgeverij Ploegsma te Amsterdam (februari 1967 tot januari 1969) redigeert Biegel verschillende boeken, waaronder een kookboek voor kinderen Vandaag kook ik uit 1967. Collectie Uitgeverij Ploegsma | |
[pagina 46]
| |
![]() 55
Foto, genomen in 1968 door fotograaf Nico Terpstra, van Paul met zijn zoon Arthur in zijn werkkamer op de zolder van zijn huis aan de Keizersgracht te Amsterdam. ![]() 56
Biegel leest zijn kinderen voor uit eigen werk op de Healy Pass tijdens een vakantie in Ierland, 1968. | |
[pagina 47]
| |
![]() 57
Aantekeningen voor het boek De tuinen van Dorr (1969). Transcriptie: zilver: Tuinen? Nee, maar wat ik in Dorr heb gezocht/ -7a INL dwergeboot - meisje naar Dorr./ -15 I Dwergelief bij Jiri, - Jiri vertelt zijn verhaal eindigt Dorr. Waarom jij hier? Dw. kan niet/ antwoorden/ -28 II Jarrik in dwergeboot - vertelt Mijnewel en Jouweniet tot bloem / -37 III Dwergelief bij Jojo - Jojo vertellen hun verhaal tot Dorr/ -45 IV Jarrik bij Jiri - Jarrik vertelt Mijnewel en Jouweniet tot vertrek: 1e zomer/ -61 V Dwergelief bij blinde tovenaar - blinde tovenaar vertelt verhaal tot Dorr / -74 VI Jarrik bij Jojo - Jarrik vertelt M en J tweede zomer / -82 VII dwergelief bij vlindervleugelvrouw - vertelt tot Dorr wat ik in Dorr heb gezocht. kleermaker/ -91 VIII Jarrik bij vlindervleugelvrouw - Jarrik vertelt 3e zomer/ -100 IX Dwergelief bij jongetje - jongetje tot Dorr / -112 X dwergelief bij Pad - altijd Dorr geweest Jij moet vertellen. kan ze niet. Dan/ voorlezen: schunnige boeken. steeds meer geen zoen./ -116 XI Jarrik droom - vertelt 4e zomer / -124 XII dwergelief bij Pad - vindt zilveren boek/ -139 XII Jarrik bij jongetje - vertelt 5e zomer (onder 't bed Sirdis)/ -151 XIII Dwergelief bij Pad - ontsnapt / -165 XVI Jarrik bij Aljassus. 6e zomer/ -176 XVII dwergelief bij mijnheer Dil - vertelt van zijn tuintje tot Dorr/ -192 XVIII Jarrik vindt Dwergelief: de 7e zomer/ Jouweniet verlost. Vindt de echte Tuinen van Dorr/ XIX verlost alle bloemen. stad herleeft. / ‘Hareniet’ heet ze voor Jarrik, want hij/ zal de hare niet zijn. Nooit./ Vlinder-vleugeljasvrouw, bang jongetje, pad, debiele kind, meneer Dil zijn VERVULD/ van... Mille Feuille!/ Koningin begraven | |
[pagina 48]
| |
![]() 58
Omslag van het in 1969 verschenen boek De tuinen van Dorr. Tonke Dragt maakte de illustraties. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Hang) ![]() 59
‘De dwerg begon te neuriën, af en toe met gemompelde woorden: Heen en weer over 't zwarte meer En telkens gaat er een méér over 't water. “Zijn we er haast?” vroeg het meisje nu. De dwerg gaf geen antwoord. Hij neuriede verder en hij boomde verder, met langzame passen en iedere keer kraakte het riet onder zijn laarzen. Het meisje tuurde in de verte, maar er was niets te zien dan de wijde zwarte vlakte, waarin geen rimpeltje golfde en geen lichtje weerspiegelde.’ Illustratie van Tonke Dragt uit De tuinen van Dorr (1969). Collectie Uitgeverij Leupold | |
[pagina 49]
| |
![]() 60
Jacob en Wilhelm Grimm, Sagen van Grimm (1970). Bewerkt naar het Duits door Marijke en Paul Biegel. Illustraties van E. Gürtzig. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) ![]() 61
Om ook volwassen lezers te interesseren voor De tuinen van Dorr verschijnt de derde druk in 1976 met een omslag van Carl Hollander en zonder illustraties in het binnenwerk. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) | |
[pagina 50]
| |
![]() 62
Een aflevering van De kleine kapitein in de Donald Duck van 30 juli 1971. De kleine kapitein verscheen als feuilleton vanaf 2 augustus 1969 tot en met 27 augustus 1971 in dit stripweekblad. In de twee jaar hierna verschenen ook De kleine kapitein in het land van Waan en Wijs en De kleine kapitein en de schat van Schrik en Vreze in afleveringen in de Donald Duck. Collectie Denise Mooyman | |
[pagina 51]
| |
![]() 63
Het begin van De kleine kapitein in handschrift. Transcriptie: De kleine kapitein woonde boven op het duin. / Niet in een buis, niet in een hut, maar / in een boot. De huilende storm, die / de golven zo hoog als torenflats had opgeblazen / had de boot zo uit de zee bovenop / de top gekwakt. En daar lag hij, muurvast. / Wie erin gevaren hadden, wist niemand. / Er was alleen een jongetje uit de kajuit tevoorschijn / gekropen, een klein jongetje met een grote pet / op. / ‘Wie ben jij?’ vroegen de mensen van de haven. / ‘De kapitein’, antwoordde het jongetje. / ‘Zo, kleine kapitein’, vroeg de grijze schipper / van de haven, ‘waar kom je vandaan?’ / ‘Van mijn boot’, antwoordde de kleine kapitein. / ‘En waar komt je boot vandaan?’ / Maar de kleine kapitein haalde zijn schouders / op en klom zijn kajuit weer binnen. / Sindsdien woonde bij daar. / Als de zon scheen, zat hij op zijn achterdek / te niksen en warm te bakken. / Als de maan scheen, zat bij op het voordek en / speelde op zijn koperen trompetje. / Beneden in de haven hoorden ze het. / Tetterete! / ‘Je wordt er zo meewarig van’, zeiden de mensen. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) ![]() 64
Kleurillustratie die Hollander maakte voor ‘De spookstad’, een aflevering uit de serie De kleine kapitein, verschenen in de Donald Duck van 21 november 1970 (nr 47). Hollander schonk de tekening aan Biegel en schreef een opdracht op het passe-partout. Transcriptie: Aan de ‘Grote Stuurman’ van de ‘Kleine Kapitein’ van ‘Bramzijgertje’ Carl. | |
[pagina 52]
| |
![]() 65
Omslag van De kleine kapitein (1971) met illustraties van Carl Hollander. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) | |
[pagina 53]
| |
![]() 66
‘Een rol-golf rees op uit zee, zo hoog als een toren, en juist toen dikke Druif en Marinka de reling vastgrepen, werd het bootje opgetild en meegedragen. Naar de woeste wilde zee.’ Kleurillustratie van Carl Hollander in De kleine kapitein (1971). Collectie Letterkundig Museum ![]() 67
Dit kattebelletje aan Carl Hollander betreft de volgorde van De Kleine Kapitein-verhalen, die in het boek anders werd dan in de Donald Duck, waardoor op de ene plaat een matroos erbij moest worden getekend, en op de andere een matroos moest worden weggehaald. Transcriptie: Carl! / Alle veranderingen / zijn voor het boek / manuscript gemaakt. / In de Duck komt / de oorspronkelijke versie. / Denk aan de matroos en de 3 matrozen /! | |
[pagina 54]
| |
![]() 68
‘Korte tijd later stonden ze alle vijf in de zaal van de Norse Heerser, de drie kinderen en de twee matrozen, keurig naast elkaar, vlak voor het schilderij. Ze moesten hun armen wijd uitgestrekt houden. En in elke hand een zware kandelaar. Dat waren er samen tien. Maar omdat alle dertien kandelaars moesten worden gebruikt, hadden de kinderen er ieder nog een op het hoofd. “Niet wiebelen!” schreeuwde de Norse Heerser.’ Kleurillustratie van Carl Hollander in De kleine kapitein (1971). Collectie Letterkundig Museum ![]() 69
In 1972 en 1993 ontving Paul Biegel een Gouden Griffel, respektievelijk voor De kleine kapitein en Nachtverhaal. Daartussen liggen vier Zilveren Griffels, voor De twaalf rovers (1972), Het olifantenfeest (1974), Haas (1982) en De rode prinses (1988). | |
[pagina 55]
| |
![]() 70
Kees Fens schreef in de Volkskrant van 16 oktober 1972 een vergelijkende beschouwing over de twee boeken die in 1972 met een Gouden Griffel werden bekroond, Koning van Katoren van Jan Terlouw en De kleine kapitein. Veel blijft er van beide boeken niet over. | |
[pagina 56]
| |
![]() 71
‘Prig had zijn baard in een net puntje geknipt. Prig had een geroofd knijpbrilletje opgezet. Prig droeg een zwart koffertje, vol poeiertjes en pilletjes en watertjes en kruiden. Tegen alles. Als een kwiek doktertje uit verre landen stapte hij de stadspoort binnen. Het doktertje met het alziend oog.’ Illustratie van Peter Vos voor De twaalf rovers. Tekeningen in het binnenwerk verschenen pas vanaf de tweede druk (1975). | |
[pagina 57]
| |
![]() 72
De Jan Campert-stichting bekroonde in 1973 De twaalf rovers met de Nienke van Hichtum-prijs. De literatuurprijzen werden op 19 december 1973 in de oude raadszaal van Den Haag uitgereikt. V.l.n.r. Bep Vuyk, Hans van de Waarsenburg, Kees Simhoffer, Rob Nieuwenhuys, Paul Biegel en loco-burgemeester Wilzen, die de prijzen uitreikte. Foto Wolson, Den Haag Collectie Letterkundig Museum ![]() 73
Eén van de schaarse foto's die zijn gemaakt van de NOS-televisieserie De vloek van Woestewolf, geschreven door Biegel en geregisseerd door Thijs Chanowski, uitgezonden in 1974. Er waren geen decors - daartoe fun geerden tekeningen, van Carl Hollander, die door een aparte camera opgenomen, met behulp van chroma key-techniek, op de beeldbuis de levensgrote achtergrond vormden voor de in de lege studio optredende acteurs. Op de rug gezien links John Lanting (de rover ‘Boenk’), rechts Sylvia de Leur (de betoverde jonkvrouw ‘Sylvia’) links van haar aan de tafel Henk Molenberg (de bediende ‘Valet’), rechts Henk van Ulsen (‘dokter Kroch’). | |
[pagina 58]
| |
![]() 74
Decortekening van Carl Hollander voor de TV-serie De vloek van Woestewolf. Collectie Letterkundig Museum ![]() 75
Decortekening van Carl Hollander voor de TV-serie De vloek van Woestewolf. Collectie Letterkundig Museum | |
[pagina 59]
| |
![]() 76
In het atelier van Carl Hollander (links) werden bijna dagelijks de te maken illustraties besproken. ‘Verschrikkelijk veel hebben we daar aan de Amstel samen zitten lachen!’ Carl Hollander (1934-1995) kreeg zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Bij zijn afstuderen ontving hij de Esso-prijs voor het beste eindexamen van dat jaar. Hij werd bekend door zijn illustraties bij het werk van An Rutgers van der Loeff-Basenau en de tekeningen van Pippi Langkous in de boeken van Astrid Lindgren. Sinds 1960 maakte hij bij meer dan honderd boeken tekeningen. Voor Biegel illustreerde hij o.a. de boeken over de kleine kapitein, Een toren naar de maan (1971), Wie je droomt ben je zelf (1977), De rover Hoepsika (1977), de boeken over Japie en Juttertje Tim (1991). ![]() | |
[pagina 60]
| |
![]() 77
De schrijver aan zijn werktafel, 15 januari 1974. Foto Peter Zonneveld ![]() 78
Bericht van toekenning van de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur 1973. | |
[pagina 61]
| |
![]() 79
‘“Aan de grote heer van Schrik en Vreze”, stond er, en daaronder: Ontvang hierbij de zeven kisten / de zeven kisten van hout / gevuld met koper, met zilver, met goud, / met rode robijnen en kristallen konijnen / en dikke diamanten van een kilo per stuk, / maar de zevende kist is gevuld met geluk. / Ik zend ze, heer, per boot naar u over / en reken maar dat ik de rover betover / die onderweg de schatten pakt. / Diens hand blijft voor altijd aan 't roer geplakt.’ Met dit oude document begint een nieuw avontuur voor de kleine kapitein: De kleine kapitein en de schat van Schrik en Vreze (1975). Kleurillustratie van Carl Hollander. Collectie Letterkundig Museum | |
[pagina 62]
| |
![]() 80
Door Carl Hollander getekende en gekalligrafeerde aankondiging van de serie vervolgverhalen over de rover Hoepsika in de Donald Duck van 1 augustus 1975 (nr. 31). De afleveringen worden met tussenpozen gepubliceerd. De laatste aflevering verscheen op 8 oktober 1976. De rover Hoepsika werd in 1977 in boekvorm gepubliceerd. Collectie Koninklijke Bibliotheek | |
[pagina 63]
| |
![]() 81
‘“Alstublieft mevrouw”, riep hij schor, “alstublieft: een zwarte, een witte, een oranje, een gele, een blauwe, een groene en een ... Alstublieft, laat vader vrij.” De gedaante begon te dwarrelen, de wind stak weer op, een ijskoude wind, en het klonk als een koude lach: Haha, je vader komt niet weer zonder de rode, de rode veer.’ Kleurillustratie van Carl Hollander in De zeven veren van de papegaai (1975). Het verhaal werd eerst in afleveringen gepubliceerd in het weekblad Margriet. Collectie Letterkundig Museum ![]() 82
Eerste aflevering van de serie verhalen De dwergjes van Tuil in de Margriet van 15 mei 1976 (illustraties Carl Hollander). Er volgden nog zeven afleveringen. Samen vormen ze een deel van het boek De dwergjes van Tuil dat in hetzelfde jaar uitkwam, echter met illustraties van Babs van Wely. Collectie Koninklijke Bibliotheek | |
[pagina 64]
| |
![]() 83
‘“Wat moeten we doen, wat moeten we doen?” riep Kleine Pier van Tuil. Hij was bang voor de bijen. “Wegjagen!” riep Kromme Dieder. Hij deed kssjt kssjt! tegen de bijen, maar dat hielp niets. Hij maakte een speer van een dennenaald, maar de bijen lieten hun scherpe prik-angels zien. Kromme Dieder schreeuwde met tien andere dwergen van Tuil dat ze moesten ophoepelen. Maar de bijen deden alleen maar zoemm, en gingen rustig door met honing uit de paarse bloemetjes opzuigen.’ Tekening van Babs van Wely in De dwergjes van Tuil. Collectie Babs van Wely ![]() 84
Biegel (rechts) in gesprek met zijn uitgever Rolf van Ulzen op de Boekenmarkt in het Haagse Centraal Station, oktober 1977. | |
[pagina 65]
| |
![]() 85
In 1977 schrijft Biegel in opdracht van de Stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek (CPNB) het kinderboekenweekgeschenk. Wie je droomt ben je zelf (illustraties Carl Hollander) is een bewerking van het sprookje van Roodkapje. | |
[pagina 66]
| |
![]() 86
Omslagtekening door Babs van Wely voor Virgilius van Tuil (1978), een avonturenverhaal dat Biegel in opdracht van de TROS voor de radio heeft geschreven en voorgelezen. Collectie Babs van Wely ![]() 87
‘“Grootmoeder, heb je je verkleed?” “Ja kindje, ik heb me verkleed als wolf. Kom maar kijken.” Ze liep naar het bed en ging op het voeteneind zitten. “Grootmoeder, wat heb je een grote oren aangetrokken.” “Ja”, zei ze, “daar kan ik de mensen beter mee horen.”’ Kleurillustratie door Carl Hollander in Wie je droomt ben je zelf. Collectie Letterkundig Museum | |
[pagina 67]
| |
![]() 88
In Virgilius van Tuil (1978) wordt de dwerg Virgilius op straat gevonden door een meisje dat denkt dat hij van steen is. Ze zet hem thuis op de schoorsteen. ‘“Vind je hem niet leuk?” vroeg ze. “Pff”, zei de snor. “'n Stomme kabouter. Wat heb je nou aan zo'n ding?” Virgilius begon rood te worden van woede. “Nou, ik vind hem leuk”, zei het meisje. “Hij lijkt zo echt.” Virgilius werd nog roder. Lijkt echt? Hij blies zich op, om heel hard Boeh! te roepen, zodat ze achterover zouden vallen van schrik, maar de twee mensen keken al niet meer naar hem.’ Illustratie van Babs van Wely. Collectie Babs van Wely ![]() 89
Omslag van De kleine kapitein vertaald in het Japans (1980). | |
[pagina 68]
| |
![]() 90
Biegel ging jaarlijks voor uitgeverij Van Holkema & Warendorf naar de boekenbeurs in Bologna, en maakte vandaar weleens een uitstapje, zoals hier in 1981 in Ravenna met de redactrice van het fonds, Henny Bodenkamp, en uitgever Hein Heuff (rechts). ![]() 91
Bij gelegenheid van de Griffel-uitreiking op 13 oktober 1982, liet Biegel zich gaarne kieken met collega-schrijfster Nannie Kuiper. Kuiper kreeg goud voor De eend op de pot, Biegel zilver voor Haas. | |
[pagina 69]
| |
![]() 92
De schrijver poseert aan de vleugel. Foto Hans Vermeulen | |
[pagina 70]
| |
![]() 93
‘Ze gingen in het gras liggen alsof ze een hoop vodden waren en wachtten rustig af tot de dieren allemaal nieuwsgierig om hen heen stonden. Juist toen een van hen aan de vreemde hoop kleren wilde snuffelen, sprongen de heksen overeind, trokken een griezelig gezicht en schreeuwden Bèèèè!, zodat de koeien met de staart in de lucht wegrenden en die middag geen melk gaven.’ Illustratie van Babs van Wely hij het verhaal ‘Harlakan en Plem’ in Het wolkenschip (1986). Collectie Babs van Wely ![]() 94
‘De soldaat grijnsde. Hij had een griezelig holle mond met gele tanden. Als van een doodskop. “Iek Iturbi”, sprak hij. “Hier brief van Jaapie voor Koe-oekannes.” Hij viste een gekreukeld papiertje uit zijn broekzak en gaf het. Koekhannes las: “Beste Koek, ik heb je hulp nodig. Kom meteen naar me toe. Trek de laarzen van Iturbi aan. Je moet hem eerst de weg wijzen naar de vesting van Naarden. Dan geeft hij ze. Japie.”’ Kleurillustratie van Carl Hollander in Japie en het grote geld (1985). Collectie Letterkundig Museum | |
[pagina 71]
| |
![]() 95
Paul Biegel op zijn balkon met zoon Arthur in 1987. ![]() 96
Voor het kindertijdschrift Ezelsoor schreef Biegel het spookverhaal ‘Juffrouw Sien’. Het verscheen in oktober 1987 met illustraties van Charlotte Dematons. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) ![]() 97
‘“Die andere twee waren niet aardig. Die sloten de Rode Prinses op in een klein bovenkamertje, maar daaruit is ze ontsnapt en toen is ze weggelopen, heel ver weg naar -” “Hoe was ze ontsnapt?” “Ze had lakens aan elkaar geknoopt, als een touw, en daarlangs was ze naar buiten geklommen.” “Dat kan niet”, zeiden de kinderen. “Dat scheurt.”’ Illustratie van Fiel van der Veen in De rode prinses (1987). Collectie Fiel van der Veen | |
[pagina 72]
| |
![]() 98
‘(...) zaten Holz, Bolz en Schwanzenstolz al slurpend te smakken. Bij elke hap die ze namen knersten hun kettingen, maar al gauw hadden Holz en Bolz hun lepels weggesmeten en bukkend hun luizekoppen rechtstreeks aan het bord gezet. Dat klonk nog verschrikkelijker omdat nu de ijzeren halsbanden hun keelgat vernauwden. Alleen Schwanzenstolz bleef van zijn lepel eten, iedere hap met moeizaam geknerp naar zijn mond brengend.’ Illustratie van Fiel van der Veen in De Rode Prinses (1987). Collectie Fiel van der Veen ![]() 99
Op het ijs voor zijn deur aan de Keizersgracht, met dochter Leonie, in de winter van 1987/'88. ![]() 100
Aan tafel in de eetkeuken, met dochter Leonie en zoon Arthur (1989). Foto: Richard Biegel. | |
[pagina 73]
| |
![]() 101
‘“Appelepalimaroestakië”, zei Hoog-Keesje. “Ja”, zei ze. “Wonen daar mensen?” “Natuurlijk”, zei Hoog-Keesje. “Hele gekke mensen wonen daar. De mannen zijn er van ijzer, en de vrouwen van porcelein.” Ze keek met grote ogen die alles geloven. “Echt?” vroeg ze. “Ja”, zei hij. “En die porceleinen vrouwen die breken als ze vallen, en de stukken kunnen niet meer worden gelijmd. En de mannen roesten als het regent, dan piept het als ze lopen en moeten ze olie drinken om het weer goed te krijgen.”’ Illustratie van Fiel van der Veen in Het eiland daarginds het derde kinderboekenweekgeschenk dat Biegel in opdracht van de CPNB schreef. Collectie Fiel van der Veen ![]() 102
Een familiefoto uit 1990, voor het huis van Anne Biegel in Bussum, v.l.n.r. Anne, Heleen, Rein, Paul en Liesbeth. ![]() 103
Omslag van Anderland (1990) met een foto van een gouden boot uit Broighter, Co. Derry, Ierland, 1e eeuw na Chr. Foto omslag: National Museum of Ireland. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) | |
[pagina 74]
| |
![]() 104
Omslag van Juttertje Tim (1991), geïllustreerd door Carl Hollander. Collectie Informatie- en Studiecentrum Boek en Jeugd (NBLC, Den Haag) ![]() 105
‘Heel voorzichtig stak Tim zijn hoofd om de hoek, tot zijn linker oog zicht kreeg, en meteen trok hij zijn hoofd weer terug. Wat hij gezien had, liggend in het zand, was zó onverwacht, dat hij nog drie keer moest gluren om zeker te zijn dat hij goed zag: daar lag een vrouw. Een vrouw met natte haren, die plakkerig over haar gezicht en bovenlijf zaten. Ze droeg geen kleren, had een blanke, bijna witte huid, haar armen lagen slap langs haar lijf, en haar benen waren vis. VIS ja. Een schubbige vissestaart had ze, inplaats van twee benen: wat Tim zag liggen daar in het zand was een zeemeermin. Een echte. Hij keek nog eens goed. Ja. Heus. Een echte.’ Illustratie van Carl Hollander in Juttertje Tim. Collectie Letterkundig Museum | |
[pagina 75]
| |
![]() 106
‘Hij keek opnieuw door de kijker. Daar was het drakeschip! Duidelijk en scherp. Hij zag het deinen op de golven, hij zag mannen het zeil aanhalen, en één zat aan het stuur. En om de boot heen wemelde het van vreemde vissen en zeemonsters. “Hèh???” Geen tien vraagtekens waren genoeg. Met het blote oog was er nog steeds niets te zien.’ Illustratie van Carl Hollander in Juttertje Tim (1991). Collectie Letterkundig Museum | |
[pagina 76]
| |
![]() 107
Overhandiging van de Libris Woutertje Pieterse-prijs 1991 door Jaap Stelloo (rechts) aan de auteur voor zijn boek Anderland. Een Brandaan-mythe. Foto Jeroen van Putten ![]() 108
In gesprek met Sonja Barend in de VARA-talkshow Sonja op zaterdag, 9 maart 1991. Foto Jaap Meijer | |
[pagina 77]
| |
![]() 109
Aantekeningen voor het boek Nachtverhaal (1992). Transcriptie: kabouter. Tinnen kabouter? / Tuinkabouter? Huiskabouter? / op zolder van oud huis. Is ook / verblijf voor overwinteraars. / Enter fairy. / Hommelkoningin, Wespekoningin. / Rode Bosmier, Coconnen. / Verhalen. Wie vertelt ze? / Over de tinnen soldaten Banka en Billiton / Over de leegge-dronken dansvijver / Over de zeerover. Over het Beest van Overzee / Over de feesten in feeënpaleis. / Fee vertelt haar leven. Beneden in de / kelder wonen pad en rat. ‘Op een / dag eet ik je op.’ Pad blaast zich op. / Is er een kat in huis? Wie is de spil? / Verhaal van het huis. 't HUIS. Wie huizen / er? Pissebed. Spin. Muis. Kakkerlak. / Hooiwagen. | |
[pagina 78]
| |
![]() 110
Omslag van Lidia Postma. ![]() 111
‘De deur ging open, maar het mensenkind begon te schreeuwen en te krijsen en te trappelen. Het probeerde zich los te rukken en de fee zag een angst zo hevig dat ze haar eigen verlangen vergat en nog voor de Dood zich vertoonde, schreeuwde ze: “Weg jij! Weg! Weg!”’ Illustratie van Lidia Postma in Nachtverhaal (1992). De illustratie op de bladzijde zelf is in zwart-wit. Hier overheen zit een plaatje met dezelfde illustratie, maar dan in kleur gedrukt. In totaal waren er vier illustraties die met de hand moesten worden ingeplakt (tip-in illustraties). Collectie Lidia Postma ![]() 112
‘De kabouter deelde de kaarten en de fee keek toe, maar ze wist niet wat het allemaal betekende en leunend op de schouder van de kabouter wees ze met haar vinger op een harten twee en vroeg: “Wat is dat?” “Harten twee”, zei de kabouter. “Sssjt!” siste Pad. “Je verraait de boel.” “Je mag niets meer zeggen”, zei de kabouter, maar de fee stond al over Pads schouder te gluren en riep: “Oooh wat een mooie plaatjes!”’ Kleurenillustratie (tip-in) uit Nachtverhaal door Lidia Postma. Collectie Lidia Postma | |
[pagina 79]
| |
![]() 113
Lidia Postma (1952) volgde een opleiding tot illustratrice aan de Rietveld Academie in Amsterdam, afdeling vrije grafiek en schilderen. Ze ontving in 1976 het Gouden Penseel (tot 1977 een aanmoedigingsprijs voor aankomende illustratoren) voor haar pentekeningen en kleurenillustraties bij de Sprookjes en vertellingen van Andersen. Internationale erkenning kreeg ze in 1979 met de haar toegekende Gouden Appel door een jury uit dertien landen op de Bienále Illustrácií Bratislava (BIB). Voor Nachtverhaal van Biegel maakte Lidia Postma de omslagillustratie, vier kleurenplaten, een aantal zwartwit tekeningen en zeventien sierletters. ![]() 114
Op verzoek van Biegel maakte Lidia Postma voor het begin van elk hoofdstuk van Nachtverhaal een initiaal. ‘De mooiste die ik ooit heb gezien’, zei de schrijver verrukt. Collectie Lidia Postma | |
[pagina 80]
| |
![]() 115
De schrijver met Drs. P. en Jan Terlouw in zijn functie van Commissaris van de koningin in de provincie Gelderland (rechts) bij de uitreiking van de Gelderse Debuten 1992, een jaarlijkse prijsvraag, in 1989 ingesteld door de provincie Gelderland. De prijs, dat jaar in de categorie jeugdliteratuur toegekend aan Harrie Wijnhoven, is bestemd voor in Gelderland geboren of woonachtige debutanten. Foto: An Stalpers ![]() 116
Slotillustratie van Lidia Postma voor het boek Nachtverhaal (1992). Paul Biegel ontving het origineel van deze tekening met opdracht als felicitatie voor de toekenning van de Gouden Griffel. Transcriptie: 2/6/93 /Paul, gefeliciteerd met de Gouden Griffel, / mede namens bovenstaande nakomelingen! / Lidia Postma ![]() 117
Ruurt van Ulzen (1958), opvolger van zijn vader Rolf van Ulzen als directeur van Uitgeversmaatschappij Holland die Biegels boeken uitgeeft, 1996. Foto: Rob Mostert | |
[pagina 81]
| |
![]() 118
Fiel van der Veen (1945) ontving in 1988 voor de pentekeningen in De rode prinses een Zilveren Penseel. Voor dit boek maakte hij niet alleen de tekeningen, hij verzorgde ook de vormgeving ervan. Fiel van der Veen bezocht de Akademie voor Beeldende Kunsten in Arnhem, waar hij de opleiding grafisch en illustratief ontwerper volgde. Hij illustreert jeugdboeken en schoolboeken en ontwerpt omslagen. Behalve voor De rode prinses (1987) maakte hij de illustraties voor Het eiland daarginds (1989) en De soldatenmaker(1994). ![]() 119
‘Ik wilde helemaal niet, maar mijn willen telde niet, de verschrikkelijke smid duwde me - gelukkig niet met zijn roodgloeiende hamerhand - naar de poort van de koepel en riep: “Plomb!”’ Illustratie van Fiel van der Veen in De soldatenmaker (1994), dat Biegel als zijn beste boek beschouwt. Collectie Fiel van der Veen | |
[pagina 82]
| |
![]() 120
Omslag van Het beleg van Troje (1995), een boek dat Biegel samen met de classicus Patrick Nieuwenhuyse maakte. Het is een vertaling van een bewerking van Homeros' Ilias door de Tsjech Vítězslav Kocourek. De illustraties zijn gemaakt door Jiří Běhounek. ![]() 121
Portret van Paul Biegel door Sonja Dwinger (Gouache, ca. 1975). ![]() 122
Paul Biegel vertelt en beantwoordt vragen van kinderen op de zojuist geopende school ‘De Kleine Kapitein’ in het Brabantse Bakel. Deze school, waarvan Jacques Vriens (op de foto uiterst rechts) directeur is geweest van 1984 tot 1993, werd officieel door de schrijver geopend in oktober 1985. | |
[pagina 83]
| |
![]() 123
Paul Biegel gefotografeerd door Marc Kohn, 1993. |
|