Jawel, schudde Joost. Toch wel.
- Vanmorgen in de kerk.... toen we met elkaar zongen.... en toen de dominee zo mooi preekte en toen het orgel zo prachtig speelde, dat je er wel van kon huilen.... toen vond ik juist, dat het echt kerstfeest was.
- Zo is het Joost, knikte Vader. Onthoud dat maar goed. Het échte kerstfeest, dat vier je in de kerk.
Er kwamen zusters door de zaal en er liepen zusters weer weg zonder iets te zeggen.
- Hoeveel zusters zijn hier wel? vroeg Joost.
- Wel vijfhonderd, zei de andere mijnheer. En misschien nog wel meer. Eigenlijk is het hier niet een ziekenhuis. Het is een ziekenstad. Er kunnen hier wel haast duizend zieken liggen.
Joost wilde juist vragen of er nu haast eens een zuster kwam. En toen stond er opeens een naast zijn karretje en die zei:
- Wilt U maar meekomen?
En ze reed Joost voorzichtig naar de röntgenkamer. Vader ging mee, maar in de röntgenkamer mocht ook hij niet.
Joost werd op een bank getild. Een mijnheer draaide aan een knopje en zei, dat de lamp nu brandde; maar Joost kon het nauwelijks zien. De lamp brandde boven zijn benen. Eigenlijk gebeurde er niets.
- Kom ik nu op een foto? vroeg Joost een beetje benauwd.
De mijnheer moest er om lachen.
- Je komt niet op een foto, zei hij.... Maar we maken van je been en van je schouder een foto. Een röntgenfoto. We kijken met dit apparaat dwars door je heen.
- Hee.... lachte Joost even.
- Ja, tòch, zei de mijnheer.... Heeft je vader wel eens een brief gekregen, die hij tegen het licht hield, voordat hij hem open-