Ze zijn gék geworden in Den Haag. Willem Oltmans en de kwestie Nieuw-Guinea
(2009)–Wouter Meijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
EpiloogNieuwe instructiesOltmans maakte zich tegen het einde van het conflict op de valreep bij velen gehaat. Dit kwam vooral door een artikel dat hij in mei 1962 publiceerde in Elseviers Weekblad, omdat Smedts van Vrij Nederland het niet wilde hebben. Elseviers Weekblad was op dat moment de rechts georiënteerde tegenhanger van het linkse, socialistische Vrij Nederland. Bovendien was bekend dat Lunshof, de hoofdredacteur van het blad, goede banden onderhield met minister Luns. In Indonesië zou het artikel van Oltmans en een vervolgartikel daarop een week later, geschreven door Lunshof zelf, worden uitgelegd met de mededeling dat Oltmans zich ineens achter de politiek van Luns had geschaard. Oltmans zou dit tweede artikel, getiteld ‘Het Verraad’, dat in Nederland veel ophef veroorzaakte omdat opnieuw de groep-Rijkens en prins Bernhard werden aangevallen, aan Lunshof hebben gedicteerd. Pas later zou blijken dat de meeste informatie in het artikel niet van Oltmans, maar van minister Luns kwam. Het gevolg van de publicatie van deze twee artikelen was dat Oltmans zowel in Nederland als in Indonesië plotseling hevig onder vuur kwam te liggen. Ten tijde van de overdracht van Nieuw-Guinea verloor hij daardoor veel vrienden. Soekarno zou hij pas weer in 1966 terugzien. Nadat Nieuw-Guinea was overgedragen, hoopte Oltmans dat zijn conflict met Buitenlandse Zaken verleden tijd zou zijn. Dat was echter niet het geval. Oltmans was na lang wachten inmiddels lid geworden van de Federatie van Nederlandse Journalisten en Luns | |
[pagina 108]
| |
leek hem in eerste instantie, blijkens een nieuwe instructie aan alle diplomatieke en zelfstandige consulaire posten op 13 februari 1964, niet langer te willen tegenwerken. In het bericht stond onder meer ‘dat ook aan de Heer Oltmans normale faciliteiten die aan alle journalisten worden verstrekt, door de posten kunnen worden verleend’.Ga naar eind279 Daarmee werden eerdere instructies ontkracht. Maar acht dagen later stuurde Luns nóg een instructie, die ik hier volledig citeer, omdat daaruit duidelijk wordt waarom Oltmans ook na de kwestie Nieuw-Guinea niet als een ‘normale journalist’ zou worden behandeld:
‘Aan de heer Oltmans ware, zoals gesteld, thans de normale faciliteiten te verlenen, welke aan alle Nederlandse journalisten worden verstrekt. De heer Oltmans is bericht, dat hij daardoor b.v. in aanmerking komt voor perscommuniqués, persconferenties en plaatsing op eventuele distributielijsten voor journalisten. Ter vermijding van elk misverstand bij U, moge dienen, dat ik onder persconferenties uiteraard die conferenties versta, die voor alle journalisten toegankelijk zijn. Dit betekent echter niet, dat mijn mening over de kwaliteiten van de Heer Oltmans een verandering zou hebben ondergaan. U dient derhalve bij contacten met de Heer Oltmans de uiterste voorzichtigheid in acht blijven nemen en U zeker onthouden van enigszins vertrouwelijke dan wel “off-the-record” mededelingen, die overigens geenszins deel uitmaken van de normale faciliteiten voor alle journalisten, evenmin als het aanbevelen van betrokkene bij autoriteiten of andere in het land Uwer vestiging.’Ga naar eind280
Dit was een van de belangrijkste berichten die Oltmans pas in 1991 te zien kreeg. Het verklaarde waarom Oltmans na de kwestie Nieuw-Guinea vaak het gevoel had dat hij nog steeds werd tegengewerkt. | |
De overdracht van Nieuw-GuineaDankzij de positieve gesprekken met Kennedy was bij Soekarno en Indonesië langzaamaan het idee ontstaan dat het conflict wellicht | |
[pagina 109]
| |
toch via onderhandelingen zou kunnen worden beëindigd. Soekarno's jaarlijkse onafhankelijkheidstoespraak op 17 augustus 1961, was milder dan in de voorafgaande jaren. Bij de Nederlandse regering was mede door alle ophef in de zomer van 1961 het idee gerezen dat niet langer aan het standpunt kon worden vastgehouden dat Nieuw-Guinea Nederlands grondgebied was. Vanuit die gedachte werd eind september het plan-Luns gelanceerd, waarin onder meer werd voorgesteld het bestuur en de ontwikkeling van het gebied onder gezag van de Verenigde Naties te brengen. Op het oog leken beide partijen door deze ‘nieuwe’ houdingen dichter bij elkaar te komen, maar dat was niet het geval. Het plan werd zonder de Indonesiërs ervan op de hoogte te stellen voorgelegd aan de Verenigde Naties. Bovendien zag het plan volgens Duynstee ‘het kardinale punt over het hoofd’. Hoe vernuftig de voorstellen ook mochten zijn, en hoe royaal de financiële geste, ‘geen internationalisatie is haalbaar noch uitvoerbaar zolang Indonesië zich hiertegen desnoods met extreme middelen zal blijven verzetten’.Ga naar eind281 De voorwaarde van de Indonesiërs voor onderhandelingen bleef immers - dat was nooit veranderd - bestuursoverdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. Dat kon desnoods met inschakeling van de Verenigde Naties, maar het uitgangspunt bleef hetzelfde. Nederland bleef echter wijzen op het belang van de Papoea's, ervan overtuigd dat onder Indonesisch bestuur alles wat de Nederlanders hadden opgebouwd, teniet zou worden gedaan. De stemming in de Verenigde Naties was daardoor veeleer gericht op het winnen van zo veel mogelijk medestanders voor het eigen standpunt dan op een gezamenlijke oplossing. Het plan zou het dan ook niet halen en Indonesië raakte geïrriteerd over het optreden van Luns. Opnieuw was er de dreiging dat het conflict zou escaleren. Intussen ging men in de Nederlandse regering nog altijd uit van de Amerikaanse militaire garanties. Luns hield vol dat Kennedy de toezeggingen van Dulles nooit had ontkracht en het kabinet bleef hem geloven. Er werden althans nooit enige kritische vragen gesteld. Huydecoper en zijn superieur Van Roijen hadden echter al vrij snel in de gaten dat de regering-Kennedy heel anders over de | |
[pagina 110]
| |
kwestie dacht. Er werd daarover uitvoerig naar Den Haag geseind, maar, zo zegt Huydecoper, ‘ik geloof evenwel niet, dat wij daarmee Luns hebben kunnen overtuigen. Hij scheen te blijven geloven dat er niet veel veranderd was in Washington’.Ga naar eind282 Volgens Gase heeft het kabinet-De Quay tot februari 1962 vastgehouden aan zijn oorspronkelijke beleidslijn. Dat eind 1961 de ARP inmiddels van standpunt was gewisseld - doordat ARP-Kamerlid Biesheuvel via gesprekken in de Verenigde Staten met onder meer Van Roijen en Averell Hamman (Kennedy's adviseur voor Zuidoost-Azië) had ontdekt dat bij een gewapend conflict met Indonesië Nederland inderdaad niet op steun van de Verenigde Staten hoefde te rekenen - veranderde niets aan de houding van het kabinet.Ga naar eind283 Het keerpunt was een bezoek van Robert Kennedy aan Nederland in februari 1962. In diezelfde maand had de broer van de Amerikaanse president eerst Indonesië bezocht. Doel van dat bezoek was een vriendelijk gebaar naar de Indonesiërs, zoals Howard Jones uitlegt: ‘We hoped that a friendly gesture, like a visit by the brother of the President, might slow Sukarno down; at least the possibilities of a peaceful settlement could be explored.’Ga naar eind284 Robert Kennedy werd groots ontvangen door Soekarno. Bovendien voldeed Soekarno aan het verzoek van Kennedy om een ter dood veroordeelde Amerikaanse piloot, die al jaren in Indonesië op voltrekking van zijn vonnis wachtte, vrij te laten.Ga naar eind285 Luns heeft later over dit bezoek van Kennedy aan Indonesië gezegd: ‘Hij is enkele dagen in Indonesië geweest en heeft daar Soekarno's overigens leugenachtige verklaringen [...] voor zoete koek aangenomen.’Ga naar eind286 Luns had het idee dat Kennedy door Soekarno was ingepalmd. Mede daardoor zou het bezoek van Kennedy aan Nederland zo desastreus zijn verlopen. Tijdens dat bezoek werd duidelijk dat Nederland bij een militair conflict absoluut niet op Amerikaanse steun hoefde te rekenen. Volgens ambassadeur Van Roijen was Kennedy's standpunt heel redelijk, maar bracht hij het erg verkeerd: ‘Door zijn brutale en vlegelachtige gedrag tijdens het bezoek aan Nederland heeft hij heel wat mensen tegen zich in het harnas gejaagd.’Ga naar eind287 Voor Van Roijen was | |
[pagina 111]
| |
dit standpunt geen verrassing. Dat was het voor de Nederlandse regering wel. Binnen het kabinet werd dan ook geschokt gereageerd op het Amerikaanse standpunt en Kennedy's verschijning. Luns zou de Kennedy's later zelfs beschuldigen van verraad. Vanuit Amerikaans oogpunt was de houding van Robert Kennedy echter vrij goed te begrijpen. Volgens Arthur Schlesinger was Kennedy's missie in Jakarta bedoeld om een oorlog tussen Nederland en Indonesië te voorkomen. In tegenstelling tot Luns beweert Schlesinger echter dat Robert Kennedy helemaal geen goede indruk had van Soekarno.Ga naar eind288 Dat hij met een keihard standpunt naar Nederland kwam, had niets te maken met eventuele sympathie voor de Indonesiërs. Lambert Giebels legt uit dat een rapport van een militaire adviseur van de CIA die met Kennedy was meegereisd doorslaggevend zou zijn voor Kennedy's beeldvorming over Indonesië. De CIA-man werd begeleid door T.G.J. Wibisana, een vertrouweling van Soekarno, die de Amerikaan een aantal geheime legerbases liet zien, waar allerlei Russische onderzeeboten lagen, en jagers en bommenwerpers te pronk stonden. De Amerikanen waren via de inlichtingendiensten al op hoogte van de Indonesische wapenaankopen in de Sovjet-Unie, maar kregen nu een idee van de totale omvang daarvan. Volgens Wibisana zou deze wetenschap Kennedy en de Verenigde Staten ervan hebben overtuigd dat een oorlog koste wat kost moest worden voorkomen.Ga naar eind289 Dat Kennedy de Nederlanders vervolgens onder druk zette, lijkt daarvan een logisch gevolg. Het bezoek van Kennedy veroorzaakte een omslag in het Nederlandse regeringsbeleid. Het was duidelijk dat Nederland zonder de steun van de Amerikanen geen oorlog tegen Indonesië kon en wilde voeren. Premier De Quay was er na het bezoek van overtuigd geraakt ‘dat het [de kwestie Nieuw-Guinea] een aflopende zaak was, die uit zou lopen op overdracht, in welke vorm dan ook’.Ga naar eind290 Toch zou de Nederlandse regering zich niet direct naar de onderhandelingstafel begeven. Er werd in de daaropvolgende weken volop overlegd over het zenden van hulptroepen naar Nieuw-Guinea. Eind maart 1962 waren in de Verenigde Staten intussen in het geheim onderhandelingen op gang gekomen tussen Nederland en | |
[pagina 112]
| |
Indonesië, die werden voorgezeten door de Amerikaanse diplomaat Ellsworth Bunker. De Nederlandse delegatie werd vertegenwoordigd door Van Roijen en de Nederlandse ambassadeur bij de Verenigde Naties C.W.A. Schürmann, de Indonesische delegatie stond onder leiding van de Indonesische ambassadeur in de Sovjet-Unie, Adam Malik. Deze besprekingen zouden leiden tot het zogeheten plan-Bunker. Daarin stond onder meer dat met onmiddellijke ingang een begin moest worden gemaakt met de overdracht van het bestuur van Nieuw-Guinea aan Indonesië. Ook werd een termijn vastgesteld waarbinnen de Papoea's zich over hun eigen toekomst konden uitspreken.Ga naar eind291 Premier De Quay had vlak voor hij over het plan-Bunker werd ingelicht een brief ontvangen van president Kennedy, waarin deze de Nederlandse regering met klem verzocht in te gaan op de voorstellen van Bunker, omdat een oorlog voor iedereen zeer nadelig zou zijn. De Quay en Luns waren verontwaardigd over de brief en vooral Luns voelde zich bedrogen. Op het plan-Bunker werd teleurgesteld gereageerd, zelfs door Van Roijen, die vond dat er werd voorbijgegaan aan het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea's. De laatste hoop op een wijziging van het Amerikaanse standpunt was nu definitief verdwenen. De onderhandelingspositie van Nederland was bovendien niet meer van dien aard, dat het voorstel zomaar van tafel kon worden geveegd. De verdeeldheid was groot toen het plan in het kabinet bekend werd gemaakt. ‘Door zes weken met het aanvaarden van het plan-Bunker te wachten,’ zo benadrukt Gase, ‘slaagde de premier er uiteindelijk in alle ministers op één lijn te krijgen.’Ga naar eind292 Op 23 mei 1962 aanvaardde het kabinet het plan ‘als working paper’. Indonesië had het plan reeds ‘in principe’ aanvaard. Dat betekende echter niet dat volledige overeenstemming was bereikt. Het zou nog tot 12 juli duren voordat beide partijen weer aan de onderhandelingstafel plaatsnamen, daarbij opnieuw begeleid door Ellsworth Bunker. In de tussentijd voerde Indonesië de militaire druk op. Bij de nieuwe besprekingen werd er nog enigszins gediscussieerd over het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea's, maar op 31 | |
[pagina 113]
| |
juli 1962 zou Van Roijen alsnog akkoord gaan met de Indonesische interpretatie van het plan, hetgeen betekende: zonder werkelijke garanties voor de Papoea's. Op 15 augustus werd het slotakkoord getekend in Washington. De Indonesische invasievloot, die reeds was uitgevaren, werd net op tijd teruggeroepen. In Nederland nam premier De Quay alle schuld op zich. Luns zou zich niet eens naar de Verenigde Staten begeven om het slotakkoord te ondertekenen; dat liet hij over aan Van Roijen. Soekarno was in Indonesië de grote held.Ga naar eind293 Hij was zelf echter niet zo uitgelaten als je zou mogen verwachten, zo concludeerde ambassadeur Howard Jones toen hij Soekarno kort na de overdracht ontmoette, maar stil en bedachtzaam. ‘Sukarno would miss West Irian,’ dacht Jones, ‘he had won a victory, but he had lost an issue.’Ga naar eind294 De betrekkingen tussen Nederland en Indonesië werden na de beëindiging van het conflict verrassend snel hersteld. Luns bracht Soekarno in 1964 zelfs een bezoek, waarvan hij een luchtig verslag geeft in zijn memoires.Ga naar eind295 Wat dat betreft had Soekarno zich aan zijn woord gehouden. Tot een staatsbezoek aan Nederland, waar hij volgens Oltmans zo naar uitkeek, zou het echter nooit komen. |
|