Buitenplaatsen
Toen aan het begin van de 17de eeuw de oorlogshandelingen van de Tachtigjarige Oorlog zich beperkten tot de randen van de Republiek en het geld via de Oost-Indische Compagnie binnenstroomde, begonnen rijke stedelingen hun vermogen ook in land te beleggen. In de hierop gebouwde pachtboerderijen reserveerde de eigenaar voor zichzelf een ‘heerschapskamer’. Geleidelijk aan werden deze zomerverblijven groter en comfortabeler en maakten boomgaarden en moestuinen plaats voor siertuinen. Nederland telde in de 18de eeuw vele honderden buitenplaatsen, vooral rond Amsterdam waar zich in de 17de en 18de eeuw de rijkdom van Nederland concentreerde. Omvangrijke buitenplaatsgebieden
Slot Haamstede, Ring 2 te Haamstede, gem. Westerschouwen. Toegangshek met gemetselde pijlers en gebeeldhouwde zandstenen afdekkingen met gekroonde wapens. Eind 17de of begin 18de eeuw. Tekening RDMZ, P.G. Meijer, 1998.
ontstonden langs de Kennemerduinstrook, de Vecht, bij 's-Graveland, de Amstel en in de Noord-Hollandse droogmakerijen. In de twee laatstgenoemde gebieden bleven weinig monumentale hekken bewaard.
Aan het einde van de 18de eeuw kwam een einde aan de hoogconjuctuur en raakten veel buitenplaatsen in verval. Bovendien deed in de tweede helft van de 18de eeuw een nieuwe stroming in de tuinarchitectuur haar intrede die tijdens de 19de eeuw grote opgang maakte. Waren aanvankelijk de lage en waterrijke streken in zwang, thans verkoos men de hoger gelegen zandgronden zoals de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwezoom als woongebied, waar de uit Engeland afkomstige tuinarchitectuur (de