Republiek zich nu bij neer te leggen. Het gezag van Willem iii moet men aanvaarden. Daarmee zou ook Engeland als bondgenoot erkend moeten worden, want de twee protestantse landen waren als door bloedbanden in een gezamenlijk geloof verbonden. Met het sluiten van een verdrag met de Engelse koning Karel ii, in februari 1674 in Westminster bekrachtigd, had Willem iii het vergieten van dat broederbloed weten te beëindigen. Samen zouden de Republiek en Engeland nu de Franse, roomskatholieke agressor Lodewijk xiv het hoofd moeten bieden.
Van der Veer plaatst deze politieke boodschap in een christelijke, gereformeerde context. Willem iii is een door God begenadigd vorst, en de Republiek moet om die reden zijn gezag aanvaarden. Uitgebreid worden de voordelen van eendracht en godsvrucht verklaard. Duizend zuchten zullen God bewegen de Republiek weer in Zijn zegen te betrekken, en welvaart zal het gevolg zijn. Van der Veer schrijft in bijbelse parallellen en vergelijkingen, waarbij bepaalde sleutelwoorden (overigens weinig systematisch) worden gecursiveerd. Af en toe duikt ook mythologische beeldspraak op, maar de Nederlandse maagd die in haar betoog ten tonele wordt gevoerd, dient zich toch vooral te spiegelen aan christelijke voorbeelden.
Het gedicht krijgt haast epische trekken door het optreden van personificaties als de Waarheid en de Faam, die Van der Veers pleidooi op emotionele wijze ondersteunen. Het pathetische beeld van een wenende Rachel en de roep van jammerende weduwen en wezen moeten de oproep tot eendracht, godsvrucht en broederschap versterken.