Frans gevaar (1673) 58
De dichter Joannes Antonides van der Goes (1647-1684) roept in niet mis te verstane bewoordingen op een eind te maken aan de veronderstelde verfransing van de Republiek. In 1673 verschijnt zijn pamflet, en de crisis van het voorafgaande Rampjaar is nog lang niet voorbij. Zo houden de Franse troepen van Lodewijk xiv grote delen van het land bepaald niet zachtzinnig bezet, zonder noemenswaardige tegenstand te ondervinden. Van der Goes ziet de heersende ellende als een gevolg van de degeneratie van het vaderland. De Franse taal en zeden hebben de Republiek al veel langer in hun greep, Nederlanders zijn vervreemd van hun Bataafse voorouders en daarmee ‘verraders’ van zichzelf geworden. Om de vijand daadwerkelijk te kunnen verjagen, zullen zij dus eerst een eind moeten maken aan de verfransing van hun eigen cultuur.
Van der Goes' cultuurkritiek appelleert aan destijds stereotiepe denkbeelden van Nederlanders over zichzelf en over Fransen. Tegenover het zelfbeeld van de noordelijke, oorspronkelijk Bataafse Nederlander - eenvoudig, oprecht, goedaardig en degelijk - stonden zuidelijke volken als het Franse bekend als de decadente, perfide, wrede en frivole tegenpool.