Wat wonders, wat nieuws! De zeventiende eeuw in pamfletten
(2002)–Marijke Meijer Drees, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Klinkende overwinning van Oranje (1600)aant.XVI
Onz' held trok tegemoet zijn vijand aan het strand,
die hij te leev'ren dacht een moedige bataille,Ga naar eindnoot2
de vloed dat daar verbood, waardoor hij met travailleGa naar eindnoot3
een goede plaats verkoos om vechten bet te land.Ga naar eindnoot4
5[regelnummer]
Wel honderdvijftig paard' onz' held zeer goed uitzand,Ga naar eindnoot5
om t'schermutseren daar. De onzen zulk werk wrochten,
dat een Napolitaans ritmeester zij hem brochten,Ga naar eindnoot7
die van 's vijands geweld hij uitvroeg met verstand.Ga naar eindnoot8
Zijn volk in orde toen bracht onz' Nassause held,
10[regelnummer]
wiens avantgarde was graaf Ernst, ook van Nassauwe,Ga naar eindnoot10
en 't Zeeuwse regiment, dat kloek zich heeft gehouwen.
Zijn Engels' krijgsvolk heeft hij ook apart gesteld,
de achterhoede was - doch God bleef zijn betrouwen -
de Zwitser en Fransoos, zeer lustig om t'aanschouwen.
XVII
Dit man'lijk woord ook sprak onz' held op dit termijn:Ga naar eindnoot1
‘'t Ga zo God wil, elk zal zich wachten t'attenterenGa naar eindnoot2
iets buiten mijn bevel,’ waarop krijgslui en heren
gewillig riepen snel: ‘Heer, heer, het zal zo zijn.’
5[regelnummer]
Terwijl dit werd beschikt, ordent'lijk, wijs en fijn,
de vijand met zijn macht kwam op die tijd aantreden,
die ons bataille deed t'rugtreden op zijn schreden.Ga naar eindnoot7
Toch vatte Maurits moed, door Godes kracht divijn.Ga naar eindnoot8
Die, met courage groot, zeer man'lijk sprak nog mee:
10[regelnummer]
‘Geen uitkomst is hier voor onz' ruiters, noch voor knechten,
dit is de plaats waar elkeen mannelijk moet vechten.
Wij zijn rondom bezet door vijand of door zee,
als vader wil ik u 't begonnen helpen slechten.Ga naar eindnoot13
Vecht gij als kinders trouw, God zal onz' zake rechten.’Ga naar eindnoot14
| |
[pagina 12]
| |
XVIII
Op dit woord trad elk voort in orde, kloek en wel,Ga naar eindnoot1
zodat op d'oude plaats de vijand wij weer dreven,
daarna de vijand kwam, zeer gram, ons weer beneven,Ga naar eindnoot3
dat wij weer weken wat door zijn heel wreed opstel.Ga naar eindnoot4
5[regelnummer]
Toen sprak onz' held in 't veld tot Veer', de kolonel:Ga naar eindnoot5
‘Treedt nu als krijgsman aan tot de bataille spoedig.’
Hij met die woorden snel toetrad geheel vrijmoedig
(die, waardig t'zijner eer, zijn te onthouden wel):
‘Op deze uur zal ik betonen metterdaad
10[regelnummer]
te zijn een dienaar van uw' excellentie waardig,
tot dienst der Staten 's lands mij voegen ook volhaardig.’Ga naar eindnoot11
Hij trad de vijand toe met zulk een kloek beraad,
dat die uitweek voor ons; dit docht ons zijn zeer aardig,
doch met zijn vol geweld besprong hij ons weer vaardig.Ga naar eindnoot14
XIX
In tussentijd zo had onz' held (vol goed praktijk)Ga naar eindnoot1
een kloek ritmeester, Gent, gesteld te zelfder zijde
met laste dat hij zou de vijand kloek inrijden
als die voor ons geweld weer nemen zou de wijk.
5[regelnummer]
Nassau deed snel zijn helm op en nam tegelijk
zijn pistolet ter hand en sprak tot zijn soldaten:Ga naar eindnoot6
‘Nu is het vechtens tijd, elk kloek nu moed wil vaten,
God zal ons bijstand doen, door Zijn genade rijk.’
Toen met zijn troepen all' de vijand hij indrong,
10[regelnummer]
dat oud en jong hij dwong, de vijand moest vertrekken.
Gent op zijn last kloek past', zijn ruiters deed hij rekken.Ga naar eindnoot11
De landsvijand, tot zijn schand', werd snel door deze sprongGa naar eindnoot12
verminkt, verspreid - men zag de doden 't aardrijk dekken,
omtrent vijfduizend man hij liet aldaar ter plekke.
| |
[pagina 13]
| |
XX
Toen vlood elkeen vandaar, ontsteld alzo men plag,Ga naar eindnoot1
zij schenen loos, elk koos aldaar verscheiden wegen,Ga naar eindnoot2
't geweer daar neer, zeer ras, men was daar niet verlegen;Ga naar eindnoot3
de hertog vlood door nood half dood met droef gewag.Ga naar eindnoot4
5[regelnummer]
Zijn garde meest, beangst, bedeesd, men blijven zag,Ga naar eindnoot5
zijn lijfarts, chirurgijn, herauten moesten sneven.Ga naar eindnoot6
Ambrosio, generaal der ruiters, moest ook klevenGa naar eindnoot7
met heren velerlei - de dood nam geen verdrag.Ga naar eindnoot8
Des hertogs pages drie liet Nassau los te gaarGa naar eindnoot9
10[regelnummer]
- die tegen jongens voert de krijg, noch tegen wijven - Ga naar eindnoot10
deez' courtoisie en eer moet Nassau altijd blijven.Ga naar eindnoot11
Nog vijftig leiders wel of kapiteinen haarGa naar eindnoot12
gevangen gaven ras, tot hunner ongerijven,
wier namen allemaal ik u niet goed kan schrijven.
|
|